ECLI:NL:RBZWO:2002:AE1473

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
6 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
59756/HA ZA 00-1005
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door groepsgeweld tijdens houseparty

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van een houseparty in Hoorn, is de vraag aan de orde of de gedaagden in vrijwaring aansprakelijk zijn voor de schade die is veroorzaakt aan de auto van de eiser in de hoofdzaak. De gebeurtenissen vonden plaats in de nacht van 9 op 10 augustus 1997, toen de politie een illegale houseparty beëindigde. Tijdens deze beëindiging keerden de aanwezigen zich tegen de politie, wat leidde tot vernielingen en schade aan verschillende eigendommen, waaronder de auto van de eiser in de hoofdzaak. De eiser in vrijwaring heeft de gedaagden in vrijwaring aangesproken op basis van hun vermeende betrokkenheid bij de vernielingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden deel uitmaakten van de groep die de vernielingen heeft gepleegd, en dat zij op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden niet tijdig afstand hebben genomen van de gewelddadige groep en dat hun gedragingen in groepsverband hen mede aansprakelijk maken voor de schade aan de auto van de eiser in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de vordering van de eiser in vrijwaring toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK
TE ZWOLLE
Enkelvoudige civiele kamer
Zaaknr/rolnr: 59756 / HA ZA 00-1005
Uitspraak: 06 maart 2002
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
[eiser in vrijwaring]]
wonende te [woonplaats],
eiser in vrijwaring,
procureur mr. E.A.M. Claassen,
en
[gedaagde in vrijwaring],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in vrijwaring,
procureur mr. G.E.J. Kornet (onttrokken),
[gedaagde in vrijwaring sub2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in vrijwaring sub 2,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. A.F.R. Avis te [woonplaats] (NH)
[gedaagde in vrijwaring sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in vrijwaring sub 3,
procureur mr. L.R.G. Uneken,
advocaat mr. A. Schotten te [woonplaats].
PROCESGANG
De vrijwaringszaak is bij op 15 september 2000 uitgebrachte dagvaardingen met verlof van de rechtbank aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen, waarna de volgende processtukken zijn gewisseld:
- een conclusie van eis van de zijde van [eiser in vrijwaring];
- een conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde in vrijwaring sub 2];
- een conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde in vrijwaring sub 3];
- een conclusie van repliek van de zijde van [eiser in vrijwaring];
- een conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde in vrijwaring sub 2];
- een conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde in vrijwaring sub 3].
Ten slotte is op verzoek van partijen op het griffiedossier vonnis bepaald.
CONCLUSIES VAN PARTIJEN
De vordering van [eiser in vrijwaring] strekt ertoe bij in het rechtsgeding in de hoofdzaak onder rolnummer HAZA 00-380 en zaaknummer 55487 tussen [eiser in de hoofdzaak] als eiser in de hoofdzaak en [eiser in vrijwaring, gedaagde in de hoofdzaak] als gedaagde in de hoofdzaak te wijzen vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat [gedaagde in vrijwaring sub 2], [gedaagde in vrijwaring] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] ieder voor zich (hoofdelijk) dan wel (subsidiair) gezamenlijk gehouden zijn [eiser in vrijwaring] te vrijwaren, althans (subsidiair) gedeeltelijk - voor door de rechtbank in goede justitie te bepalen percentages - te vrijwaren voor de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak], met veroordeling van gedaagden in vrijwaring in de proceskosten, die van de eis in vrijwaring daaronder begrepen.
Daartegen is door [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vordering en met veroordeling van [eiser in vrijwaring] in de proceskosten.
MOTIVERING
Vaststaande feiten
1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken dan wel op grond van de onbetwiste inhoud van overgelegde producties het navolgende vast.
1.1. In de nacht van zaterdag 9 op zondag 10 augustus 1997 werd in het Julianaplantsoen te Hoorn een illegale houseparty georganiseerd. [eiser in vrijwaring], [gedaagde in vrijwaring], [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] waren daarbij aanwezig.
1.2. Omstreeks 02.00 uur is de politie ter plaatse gekomen. De politie heeft toen de geluidsinstallatie in beslag genomen en het feest beëindigd. Daarop heeft een gedeelte van de aanwezige feestgangers zich tegen de politie gekeerd. Er werden stenen, blikjes en kluiten naar de politie gegooid. Hierna heeft de politie zich teruggetrokken. Vervolgens zijn door (een deel van) de feestgangers diverse vernielingen aangericht. Er zijn twee auto's van de Schellinkhouterdijk geduwd, er is een tankstation vernield en in brand gestoken en een raam van een scoutinggebouw vernield.
1.3. Daarbij is ook de aan [eiser in de hoofdzaak] (verder: [eiser in de hoofdzaak]) in eigendom toebehorende en aan de Schellinkhouterdijk gepa[rkee]rd staande rode [personenauto] van de dijk afgeduwd met schade tot gevolg.
1.4. Bij dagvaarding van 3 april 2000 heeft [eiser in de hoofdzaak] ter zake van deze schade tegen [eiser in vrijwaring] een rechtsvordering ingesteld tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding van BEF 380.545,=, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 1997 alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van BEF 55.261,= en ƒ 3.842,50.
1.5. Bij vonnis van 28 maart 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te Zwolle [eiser in vrijwaring] veroordeeld tot betaling aan [eiser in de hoofdzaak] van een bedrag van BEF 431.676,= vermeerderd met de wettelijke rente over BEF 380.545,= van 11 augustus 1997 tot de dag van betaling, alsmede tot betaling van de proceskosten.
Standpunten van partijen
Het standpunt van [eiser in vrijwaring] komt - zakelijk weergegeven - op het volgende neer.
2.1. [gedaagde in vrijwaring], [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] behoorden tot de groep die vernielingen heeft aangericht dan wel daartoe een aanzet heeft gegeven. Nu zij aldus behoorden tot de groep die onrechtmatig schade heeft toegebracht en de kans op het aldus toebrengen van schade hen had moeten weerhouden van hun gedragingen in groepsverband zijn zij op grond van art. 166 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (art. 6:166 BW) jegens [eiser in de hoofdzaak] aansprakelijk voor de schade als gevolg van het van de dijk afwerpen van diens auto.
2.2. De verwijten die aan [gedaagde in vrijwaring], [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] kunnen worden gemaakt zijn zodanig dat zij ieder voor zich (hoofdelijk) dan wel tezamen gehouden zijn [eiser in vrijwaring] geheel dan wel voor een nader door de rechtbank te bepalen percentage te vrijwaren.
3. Het standpunt van [gedaagde in vrijwaring sub 2] komt -zakelijk weergegeven - op het volgende neer.
3.1. [gedaagde in vrijwaring sub 2] heeft na de houseparty op enig moment nabij het 'Schelpenstrandje" een spiegel afgebroken van een politieauto. Dit is 500 à 600 meter verwijderd van de plaats waar de auto van [eiser in de hoofdzaak] van de dijk werd afgegooid. Daartussenin, op zo'n 300 meter ligt nog een gebouwtje van de scouting. Nadat [gedaagde in vrijwaring sub 2] de spiegel had afgebroken kwam er een moment waarop de politie zich terugtrok. Er vormden zich toen verschillende groepjes die de politie achtervolgden. [gedaagde in vrijwaring sub 2] is aanvankelijk achtergebleven. Pas enige minuten later vormde zich nog een ander groepje, dat achter de politie is aangegaan. Bij dat groepje heeft [gedaagde in vrijwaring sub 2] zich aangesloten. Bij het gebouwtje van scouting is [gedaagde in vrijwaring sub 2] gestopt. De politie bevond zich toen op de dijk. [gedaagde in vrijwaring sub 2] heeft toen vanaf dit gebouwtje nog wel bakstenen in de richting van de politie gegooid, maar vanwege de afstand was het onmogelijk hen te raken. De politie trok zich verder terug richting industrieterrein Hoorn 80. De auto van [eiser in de hoofdzaak] stond vermoedelijk in de tegenovergestelde richting geparkeerd. [gedaagde in vrijwaring sub 2] zag op een afstand van circa 100 meter een groep jongeren bezig om auto's van de dijk af te werpen. Hij behoorde niet tot die groep en had er ook geen enkel contact mee. [gedaagde in vrijwaring sub 2] heeft die groep dan ook niet aangezet, noch een ontwikkeling in gang gezet die tot de schade heeft geleid.
3.2. [gedaagde in vrijwaring sub 2] behoorde dus niet tot de groep jongeren die schade heeft toegebracht aan de auto van [eiser in de hoofdzaak] en kan dan ook niet aansprakelijk worden gehouden voor diens schade. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de activiteiten die gericht waren tegen de politie, de vernielingen van de auto's op de dijk en de activiteiten bij het scoutinggebouw. Een bezichtiging ter plaatse kan een juist beeld geven van de afstanden tussen de verschillende activiteiten.
4. Het standpunt van [gedaagde in vrijwaring sub 3] komt - zakelijk weergegeven - op het volgende neer.
4.1. [gedaagde in vrijwaring sub 3] heeft geen deel uitgemaakt van de groep die auto's van de dijk heeft gegooid. [gedaagde in vrijwaring sub 3] heeft niet in groepsverband de auto van [eiser in de hoofdzaak] beschadigd en dit kan hem ook niet worden toegerekend.
4.2. Het is juist dat [gedaagde in vrijwaring sub 3] vernielingen heeft aangericht, maar die richtten zich niet tegen de auto van [eiser in de hoofdzaak], maar op het tankstation. Voorts is juist dat [gedaagde in vrijwaring sub 3] - met vele anderen - de politie op de dijk is gevolgd, maar niet blijkt dat dit het initiatief is geweest tot het naar beneden gooien van de auto van [eiser in de hoofdzaak]. De gebeurtenissen op de dijk en bij het tankstation moeten los van elkaar worden gezien.
Beoordeling van het geschil
5. [gedaagde in vrijwaring] heeft geen verweer gevoerd, zodat de tegen hem ingestelde vordering als onweersproken voor toewijzing gereed ligt.
5.1. Tussen [eiser in vrijwaring] enerzijds en [gedaagde in vrijwaring sub 2] respectievelijk [gedaagde in vrijwaring sub 3] anderzijds is in geschil of [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] deel hebben uitgemaakt van de groep die de schade aan de auto van [eiser in de hoofdzaak] heeft veroorzaakt. Voor de beantwoording van die vraag acht de rechtbank het door [eiser in vrijwaring] overgelegde proces-verbaal onder nummer PL1050/97-051712 van de politie district Westfriesland West van belang. Daarin staat - voor zover relevant - het volgende vermeld:
a) als verklaring van [eiser in vrijwaring], afgelegd op 10 augustus 1997 (B03):
Ik zag de agenten instappen, ik denk een man of 15. Alle auto's reden weg. Ik zag dat er twee agenten, waaronder de man met de hond achteraan liepen. Vanaf dat moment werd het heftig. Ik zat dat er op dat moment namelijk vreselijk met keien werd gegooid naar deze twee agenten en ook naar de auto's. De stenen vlogen over mij heen. Ik liep vooraan in de groep die zich dus achter mij bevond en de stenen over mijn hoofd heen gooiden. De agenten werden daardoor meerdere malen getroffen. Ook de politieauto's werden meerdere malen geraakt. (…)
Ik heb een aantal basaltkeien van de grond opgeraapt en deze steeds doorgegeven aan de jongen achter mij. (…) Ik raapte de basaltkeien op en gaf die aan deze jongen door. Ik zag hem er niet mee gooien, maar ik realiseerde mij wel dat deze stenen gebruikt werden door hem of door anderen om naar de politiemensen en de politievoertuigen te gooiden. (…) Ik zag en hoorde dat er ook met kluiten werd gegooid want er waren kluiten die precies op een witte [personenauto] terechtkwamen die langs de dijk geparkeerd stond. We liepen namelijk achter de politie aan in de richting van de dijk.
Toen de politie net weg was werden er direkt twee auto's van de dijk gegooid, namelijk die witte [personenauto] en een rode [personenauto]].(…) Dit werd gedaan door een groep van een man of 15. Beide auto's werd door dezelfde groep gedaan.
Er werd toen over gepraat terwijl we in de buurt van de dijk stonden. Ik zag dat er ook met voorwerpen werd gegooid naar een passerende personenauto. (…)
Direkt hierop werden er stenen door de ruiten gegooid van het tankstation. Dit werd weer door een groep van ongeveer 15 man gedaan nadat een kaalgeschoren jongen met een grijs T-shirt over zijn hoofd getrokken, was begonnen. (…)
U vraagt mij naar het houten gebouw van de scouting wat daar in de buurt ligt. Volgens mij is dat gebouw ook met stenen en andere voorwerpen bekogeld. Ik kon dat goed horen.
b) als verklaring van [gedaagde in vrijwaring sub 2], afgelegd op 8 september 1997 (E01):
Ik zag dat vanuit het publiek blikjes werden geworpen naar de politieagenten. Later werden er stenen naar de agenten gegooid. Ik wilde stoer doen voor mijn vrienden. Ik ben naar een politieauto gelopen. Ik heb een zijspiegel van de politieauto kapot gemaakt. Ik heb de linker zijspiegel van de politieauto afgebroken. De spiegel bleef aan een draadje hangen. Op een gegeven moment trok de politie zich terug. De politie werd bekogeld met stenen. Ik liep achter de politie aan. Ik liep vooraan (in) de groep. Wij kwamen langs het gebouw van de scouting. Op het terrein van de scouting lagen rode stenen. Deze stenen lagen op de parkeerplaats van de scouting. Ik heb stenen van de grond gepakt en heb deze vervolgens in de richting van de politie gegooid. Volgens mij heb ik niets geraakt. Ik zag dat de politie verdween in de richting van Hoorn-80. Er stond een hele groep jongeren op de dijk. Ik zag dat een groep jongens twee auto's van de dijk gooiden. Ik hoorde dat iemand riep: "Laten wij het pompstation gaan beroven." Iemand anders riep weer: "Wat heeft het pompstation met ons feest te maken." Ik zag dat een groep van zes jongens van de dijk naar het tankstation liepen. Ik zag dat deze jongens probeerden met stenen het raam in te gooien. In het begin lukte het niet om het raam stuk te krijgen. Op dat moment stond ik nog op de dijk. Ik zag dat de jongens een rolemmer pakten en deze tegen het raam gooiden. Ik zag dat een klein gaatje in het raam kwam. De jongens hebben met blote handen het gat groter gemaakt. (…) Ik ben naar beneden gelopen. Ik heb het gat in het raam geprobeerd groter te maken. Dit lukte niet. Ik ben door het gat naar binnen geklommen. (…)
U toont mij een aantal politiefoto's. De jongen welke afgebeeld staat op de foto 1075-96-40273 herken ik als één van de zes daders. Ik herken de jongen voor 100%. Ik herken hem aan zijn ogen. Deze jongen stond naast mij op de dijk. De jongen was gekleed in afgeknipte spijkerbroek, blauw T-shirt en hij droeg een baseballpetje. Dit petje had hij achterstevoren op.
c) als verklaring van hoofdagent van politie G.V.M. Entius, opgemaakt in ambtsedig proces-verbaal d.d. 6 oktober 1997 (5.15)
Op maandag 8 september 1997 omstreeks 14.00 uur, toonde ik aan de verdachte [gedaagde in vrijwaring sub 2], in het politiebureau te Hoorn, een serie van 12 foto's uit de collectie van de regiopolitie Noord Holland Noord, district Westfriesland West.
Hij wees mij foto PL1075-96-40273 aan en verklaarde dat dit de persoon was over wie hij had verklaard.
Ik verklaar, dat op de aangewezen foto is afgebeeld:
naam: [gedaagde in vrijwaring sub 3]
voornamen: [voornamen]
geboren op: [geboortedatum]
geboren te: [woonplaats]
(…)
d) als verklaring van [gedaagde in vrijwaring sub 3], afgelegd op 8 oktober 1997 (F02):
De politie trok zich op een gegeven moment terug met de arrestanten. Wij gingen er achterna. Wij vonden het behoorlijk interessant om de politie te volgen. Wij volgden hen via het gebouw van de Scouting, gelegen aan de dijk. Ik hoorde dat er ramen werden ingegooid. Ik begreep dat de ramen van de Scouting ingegooid werden. Vervolgens volgden wij de politie op de dijk. Toen de politie uit ons zicht was verdwenen liep ik boven op de dijk. Ik zag toen dat een aantal jongens via de dijk naar beneden liepen naar tankstation [X]. Ik zag toen dat die jongens tegen de ramen van het tankstation schopten. (…) Ik heb inderdaad het raam van het tankstation ingegooid. Ik probeerde eerst met trappen en daarna met een rolemmer het raam in te gooien. Ik gebruikte de rolemmer als een soort stormram om het raam in te gooien. (…) Op een gegeven moment ontstond er een gat. Door dit gat kon ik naar binnen kruipen. (…) Ik ben niet als eerste naar binnen gegaan, maar ik was wel één van de eersten. (…)
Toen ik in het tankstation stond droeg ik inderdaad een baseballpet, merk New York Yankees, kleur zwart. Ik weet nog dat ik deze pet achterstevoren op had. Het klopt ook dat ik een afgeknipte blauwe spijkerbroek droeg. (…)
U vraagt mij of ik gezien heb dat er op de dijk auto's naar beneden zijn gegooid. Ik heb dat niet gezin, maar naderhand gehoord.(…)
U vraagt mij van wie het initiatief uitging om bij tankstation [X] in te breken. Ik denk dat ik dat ben geweest. Ik was helemaal gek moet u weten.
e) als verklaring van [getuige 1], afgelegd op 11 augustus 1997 (4.04); blijkens haar verklaring had zij de houseparty bezocht met onder meer haar vriend [getuige 2]:
Direkt nadat de politie zich had teruggetrokken liep de meute er achteraan. [voornaam eiser in vrijwaring] ([eiser in vrijwaring]) was op dat moment weg. Wij liepen erachteraan richting de dijk waar ik [voornaam eiser in vrijwaring] zag. Ik zag dat [voornaam eiser in vrijwaring] met een grote steen in zijn handen stond. (…) Ik merkte dat, nu de politie weg was, er direkt een sfeer ontstond van: "de politie heeft ons te pakken gehad, nu gaan we wraak nemen".
Ik zag vervolgens dat er een grote groep jongens een rode [personenauto] die op de dijk geparkeerd stond ter hoogte van de scoutingclub met kracht van de dijk naar beneden werd gegooid. (…) Direkt na de [personenauto] werd een witte [pe[personenauto] ook voor een deel van de dijk afgegooid. (…)
Vervolgens zag ik dat een groot deel van de groep zochten naar een volgend object om te vernielen. Dat werd het benzinestation van [X]. Ik zag dat er steeds een groepje jongens en ook meisjes naar het benzinestation liepen. Ik denk dat er ongeveer 20 waren die tegen het gebouw of tegen de ramen trapten en ook tegen de benzinepompen. Er werd ook een vuilnisbak aangestoken.
f) als verklaring van [getuige 2], afgelegd op 11 augustus 1997 (4.08); blijkens zijn verklaring had hij de houseparty bezocht met zijn vriendin [getuige 1]:
Wij liepen achter de politie aan richting de dijk. Plotseling zag ik dat de zaak escaleerde. De politieauto's werden vernield. Ik zag dat de politie zich snel terugtrok. Wij zijn doorgelopen naar de dijk. Onderweg naar de dijk hoorde ik gekraak. Ik wist op dat moment niet waar dat vandaan wam. Toen wij doorliepen kwamen wij langs een houten gebouw. Vermoedelijk hebben de feestgangers ook vernielingen gepleegd aan dit houten gebouw. Wij zijn doorgelopen naar de dijk. Wij zijn naar een houten trap gelopen. Deze trap ligt vlakbij het benzinestation. Op de dijk voor het houten gebouw stonden twee auto's geparkeerd. Dit waren een rode [personenauto] en een witte [personenauto]. Ik zag dat een groep van ongeveer zeven jongens de rode [personenauto] van de dijk duwde. De auto werd als het ware omgegooid. Hierna liepen de jongens naar de witte [personenauto]. Ik zag dat de jongens deze auto ook van de dijk naar beneden duwden. (…)
Nadat de auto's naar beneden waren gegooid zag ik een jongen een steen in zijn handen had. Ik zag dat hij deze steen door het voorruit van de witte [personenauto] gooide. (…) Hierna liepen de jongens naar het tankstation. Ik zag dat de jongens vuilniscontainers omgooiden en het vuil in de brand staken. Ik zag dat de vuilniscontainer tegen een raam werd gesmeten. Korte tijd later werd op de dijk snoep uitgedeeld aan de omstanders.
5.2. Op grond van voorgaande verklaringen komt de rechtbank tot het oordeel dat zowel de gewelddadigheden tegen de politie als die tegen het scoutinggebouw, de twee op de dijk geparkeerd staande auto's en het tankstation gepleegd zijn door een groep jongeren, waarvan ook [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] deel hebben uitgemaakt. Er is sprake geweest van een onafgebroken keten van geweldplegingen waartussen geen onderscheid dient te worden gemaakt. Ook geven de ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen geen aanleiding om verschillende groepen te onderscheiden, zoals [gedaagde in vrijwaring sub 2] wil.
De gedragingen binnen de groep gedurende de 'achtervolging' van de politie waren zo opruiend van aard, terwijl daarbij bovendien ook al vernielingen aan het scoutinggebouw werden aangericht, dat de kans op het toebrengen van schade [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] had behoren te weerhouden van hun gedragingen in het groepsverband. Niet alleen hebben zij zich niet tijdig van de groep gedistantieerd, maar bovendien zijn zij een actieve bijdrage aan de gewelddadigheden blijven leveren. Door hun gedragingen in groepsverband zijn [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] mede aansprakelijk voor door andere leden van de groep onrechtmatig aan de auto van [eiser in de hoofdzaak] toegebrachte schade. Dat zij kennelijk niet zelf actief betrokken zijn geweest bij het van de dijk afwerpen van de auto van [eiser in de hoofdzaak] maakt dit niet anders.
5.3. Op grond van artikel 6:166 lid 2 BW dienen de tot een groep behorende personen onderling voor gelijke delen bij te dragen. Dit is anders, indien in de omstandigheden van het gegeven geval de billijkheid een andere verdeling vereist.
[eiser in vrijwaring] heeft een beroep gedaan op deze billijkheidscorrectie. Naar het oordeel van de rechtbank zijn echter geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die een andere verdeling van de onderlinge draagplicht tussen [eiser in vrijwaring], [gedaagde in vrijwaring], [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] kunnen rechtvaardigen. Voor allen geldt in gelijke mate dat ze niet zelf bij de vernieling van de auto van [eiser in de hoofdzaak] betrokken zijn geweest, maar aansprakelijk zijn op basis van hun 'meedoen in de groep'.
5.4. De vordering van [eiser in vrijwaring] strekt er mede toe het percentage vast te stellen waarvoor [gedaagde in vrijwaring], [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] als in vrijwaring opgeroepen hoofdelijk medeschuldenaren [eiser in vrijwaring] dienen te vrijwaren, die als hoofdelijke medeschuldenaar in de hoofdzaak tot betaling van de gehele schuld is veroordeeld.
De rechtbank kan dat percentage echter niet vaststellen nu uit de stellingen van partijen niet volgt of er - eventueel ook buiten gerechtelijke procedures om - nog andere groepsleden zijn dan wel kunnen worden aangesproken om bij te dragen in de schadevergoeding. Zo blijkt uit het griffiedossier bijvoorbeeld dat de procedure tegen de wettelijk vertegenwoordigers van [Y] is geroyeerd in verband met een getroffen schikking.
Indien en voor zover verhaal op andere hoofdelijk aansprakelijke groepsleden evenwel onmogelijk blijkt, geldt dat het onverhaalbaar gebleken deel op grond van art. 6:13 BW over de medeschuldenaren wordt omgeslagen naar evenredigheid van de gedeelten waarvoor de schuld ieder van hen in hun onderlinge verhouding aangaat.
De rechtbank zal de vordering - zoveel mogelijk tegemoetkomend aan de strekking ervan - toewijzen als in het dictum vermeld.
5.5. Op grond van bovenstaande overwegingen zal de rechtbank de vordering van [eiser in vrijwaring] toewijzen als in het dictum vermeld en gedaagden als de in het ongelijk gesteld partij veroordelen in de proceskosten. Daarbij zal de rechtbank in de proceskostenveroordeling ten laste van [gedaagde in vrijwaring] de kosten voor de conclusie van repliek van [eiser in vrijwaring] buiten beschouwing laten.
BESLISSING
De rechtbank
verklaart voor recht dat [gedaagde in vrijwaring], [gedaagde in vrijwaring sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 3] ieder voor zich gehouden zijn om [eiser in vrijwaring] ter zake van de in het rechtsgeding onder rolnummer HAZA 00-380 en zaaknummer 55487 bij vonnis van 28 maart 2001 uitgesproken veroordeling gedeeltelijk te vrijwaren, en wel overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6:13 en 6:166 lid 2 BW, met dien verstande dat in de omstandigheden van het gegeven geval de billijkheid geen andere verdeling vordert dan in art. 6:166 lid 2 BW voorgeschreven;
veroordeelt [gedaagde in vrijwaring] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser in vrijwaring] begroot op €€537,02 euro (ƒ 1.183,43);
veroordeelt [gedaagde in vrijwaring sub 2] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser in vrijwaring] begroot op€ 927,27 euro ( ƒ 2.043,43);
veroordeelt [gedaagde in vrijwaring sub 3] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van
[eiser in vrijwaring] begroot op€ 843,76 euro (ƒ 1.859,41);
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster en in het openbaar uitgesproken op woensdag 6 maart 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.