ECLI:NL:RBZWO:2002:AD9161

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
28 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
166090 VV EXPL 01-94
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
  • W.G.M. Klein Langevelsloo
  • H.B. Timmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de pachtkamer te Zwolle inzake de afgifte van een verklaring van geen bezwaar door Staatsbosbeheer

In deze zaak heeft de pachtkamer van de Rechtbank Zwolle op 28 januari 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een rietteler en pachter van percelen van Staatsbosbeheer (SBB) in het Nationaal Park de Weerribben, en SBB zelf. [eiser] wenste een subsidie aan te vragen onder de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000, maar had hiervoor een verklaring van geen bezwaar van SBB nodig. SBB weigerde deze verklaring af te geven, tenzij [eiser] aan bepaalde voorwaarden voldeed, die hij niet wilde accepteren. De vordering van [eiser] was gericht op het verkrijgen van deze verklaring en, subsidiair, op machtiging om het vonnis in de plaats te laten treden van de wilsverklaring van SBB.

De pachtkamer oordeelde dat SBB verplicht was om de verklaring van geen bezwaar af te geven, aangezien de weigering niet in overeenstemming was met de redelijkheid en billijkheid die in de pachtrelatie gelden. De pachtkamer benadrukte dat de afgifte van de verklaring beter paste binnen de contractuele relatie tussen partijen dan de weigering ervan. De pachtkamer wees erop dat de subsidieregeling en de pachtovereenkomst elkaar aanvullen en dat de voorwaarden die SBB aan de afgifte van de verklaring verbond, niet in overeenstemming waren met de pachtovereenkomst.

De pachtkamer concludeerde dat SBB als de in het ongelijk gestelde partij moest worden verwezen in de kosten van de procedure. De beslissing over de kostenveroordeling werd aangehouden voor maximaal drie maanden, zodat [eiser] de gelegenheid kreeg om een toevoeging over te leggen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor verpachters om hun bevoegdheden in het kader van subsidieregelingen zorgvuldig te hanteren en de belangen van pachters in acht te nemen.

Uitspraak

PACHTKAMER BIJ DE SECTOR KANTON, LOCATIE ZWOLLE, VAN DE RECHTBANK ZWOLLE
Zaaknr.: 166090 VV EXPL 01-94
Datum : 28 januari 2002
Vonnis van de pachtkamer te Zwolle in de procedure ex artikel 116 (oud) Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) tussen
[eiser], wonende te IJsselham,
eisende partij, verder te noemen [eiser],
gemachtigde mr. A.J. Boonstra, advocaat te Groningen,
tegen
het publiekrechtelijk lichaam STAATSBOSBEHEER, gevestigd te Driebergen,
gedaagde, verder te noemen SBB, gemachtigde mr. M.C. van der Haar, verbonden aan de centrale organisatie van Staatsbosbeheer te (3970 BH) Driebergen, Postbus 1300.
De procedure
De pachtkamer heeft kennisgenomen van:
- het exploot d.d. 27 december 2001 inhoudende een vordering tot een voorlopige voorziening alsmede het oproepingsexploit d.d. 11 januari 2002 waarbij een nadere dag werd aangezegd;
- de akte houdende wijziging van eis;
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 januari 2002.
Verschenen zijn:
- [eiser], bijgestaan door mr. Boonstra
- ing. L. Jacobs, districtshoofd Noord-West Overijssel bij Staatsbosbeheer Flevoland-Overijssel, mr. ir. H. Chr. Beekhuis, senior medewerker juridische zaken en vastgoedbeheer bij de centrale organisatie van Staatsbosbeheer te Driebergen en mw. mr. M.C. van der Haar, juridisch medewerker bij de centrale organisatie van Staatsbosbeheer te Driebergen.
Het geschil
[eiser], rietteler, is pachter van een aantal percelen van SBB in het Nationaal Park de Weerribben, met een gezamenlijke grootte van ongeveer 21 ha. Het pachtobject bestaat voornamelijk uit rietcultuur en veenmosrietland. [eiser] wenst subsidie aan te vragen in het kader van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000, Stcrt 1999, nr 252, aangevuld bij besluit van de staatssecretaris van LNV van 30 maart 2000, Stcrt 2000, nr 65 (SN 2000) en heeft daartoe nodig een verklaring van geen bezwaar (SN 2000, artikel 20, zesde lid) af te geven door de verpachter. De verpachter, SBB, wil deze verklaring niet afgeven, althans niet op de ingediende aanvraag en ook niet zonder daaraan nadere voorwaarden te verbinden, welke voorwaarden de pachter op zijn beurt niet wil accepteren. De vordering strekt ertoe SBB te veroordelen tot afgifte van de verklaring van geen bezwaar en subsidiair [eiser] te machtigen het veroordelend vonnis in de plaats te doen treden van de (ontbrekende) wilsverklaring van SBB.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staan drie gewone pachtovereenkomsten vast met betrekking tot percelen rietland in het nationaal park De Weerribben. Op deze pachtovereenkomsten zijn beperkende bepalingen van toepassing, die alle verband houden met de bescherming en ontwikkeling van natuurwaarden op het gepachte.
2.
Op 20 december 1999 heeft de Staatssecretaris van het Ministerie van Landbouw Natuur en Visserij (LNV) ter uitvoering van Verordening nr. 1257/99 van 17 mei 1999 van de Raad van de Europese Gemeenschappen de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 bekendgemaakt. Blijkens deze regeling kunnen ondernemers waaronder pachters zogeheten doelpakketten aanvragen afhankelijk van onder meer terreinkenmerken. Artikel 20, zesde lid van SN 2000 bepaalt (zakelijk weergegeven en met inachtneming van de wijziging van 30 maart 2000) dat de pachter bij zijn aanvraag een verklaring van geen bezwaar tegen subsidieverlening van de verpachter moet overleggen. SBB weigert deze afgifte zolang [eiser] niet akkoord gaat met enkele nadere voorwaarden.
3.
SBB heeft er terecht op gewezen dat hij niet verplicht is de verklaring van geen bezwaar af te geven en dat hij mag weigeren. Onjuist is evenwel de opvatting van SBB dat de Staatssecretaris van LNV aan de verpachter van een natuurterrein als het ware een vetorecht heeft willen geven bij het al dan niet aangaan van een soort prestatiecontract tussen de pachter en de Staatssecretaris, tenminste als dit vetorecht in absolute zin wordt verstaan. Of een verpachter mag weigeren de verklaring van geen bezwaar af te geven staat niet uitsluitend aan hem ter beoordeling en is dus ook niet uitsluitend aan zijn beleid overgelaten. Ware dat anders, dan zou een verpachter betrekkelijk willekeurig van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken. De uitoefening van de bevoegdheid de gevraagde verklaring af te geven dan wel te weigeren wordt in de relatie pachter - verpachter beheerst door de eisen die de goede trouw, die beide partijen jegens elkaar in acht behoren te nemen, daaraan stelt. Uiteindelijk is in deze contractuele relatie beslissend hetgeen partijen over en weer in redelijkheid van elkaar mogen verwachten.
Zo zal tenminste moeten worden bezien wat de strekking is van de subsidieregeling om het kader te kunnen bepalen binnen hetwelk de verpachter de ruimte heeft afgifte te weigeren dan wel de afgifte afhankelijk te stellen van de aanvaarding door de pachter van nadere voorwaarden. Naar het oordeel van pachtkamer mag een pachter verwachten dat een weigering van de afgifte van de verklaring van geen bezwaar haar basis vindt in doel en strekking van de subsidieregeling in relatie tot doel en strekking van het pachtcontract.
4.
De SN 2000 is de nationale uitwerking van Vo (EG) 1257/1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling. In deze verordening wordt in het hoofdstuk "Milieumaatregelen in de Landbouw" en wel in artikel 23 steun toegekend aan landbouwers die voor tenminste vijf jaren verbintenissen aangaan op het gebied van milieumaatregelen in de landbouw. SBB heeft niet betwist dat [eiser] een landbouwer is die in beginsel in aanmerking komt voor deze steun. [eiser] is immers een pachter in wiens pachtcontract reeds meerdere beperkende maatregelen zijn opgenomen in het belang van natuurbeheer. Evenmin heeft de verpachter betwist dat de Europese regeling verregaand een zelfde doel en strekking heeft als zij met pachtovereenkomsten als die van [eiser] wil bereiken. Dat betekent dat de subsidieregeling eisen aan de pachter stelt, die minst genomen in het verlengde blijken te liggen van de eisen waaraan [eiser] ingevolge de pachtovereenkomst al moet voldoen. SBB kan mitsdien in de nadere eisen die de subsidieregeling aan de pachter stelt, geen argument ontlenen om medewerking aan
het verkrijgen van deze subsidie te weigeren. Integendeel, de met het pachtcontract beoogde doelen van natuurbeheer komen met de steunverlening en bijbehorende voorwaarden en dus met de medewerking van SBB aan de aanvraag eerder binnen bereik dan zonder deze steunverlening. Dat betekent voorshands dat de afgifte van de verklaring van geen bezwaar beter in de contractuele relatie tussen partijen past dan de weigering ervan en dat medewerking van SBB aan de subsidieaanvraag in beginsel geboden is.
5.
SBB heeft de volgende argumenten gepresenteerd om haar weigering de gevraagde verklaring af te geven te motiveren.
* [eiser] moet bereid zijn een klein perceel waardevol veenmos uit de pacht te halen en te ruilen met een perceel rietcultuur van ongeveer dezelfde omvang. SBB is van mening dat hij als professionele beheerder beter in staat is dit waardevol natuurelement te beschermen dan een rietteler met een commercieel belang zulks kan. Daarnaast ziet SBB de ontwikkeling en bescherming van het gehele gebied als zijn taak en dat kan alleen maar vanuit een overall perspectief en niet vanuit de beperkte blik van een pachter van een gedeelte.
Naar het voorlopig oordeel van de pachtkamer is er noch in de stukken noch uit de behandeling ter zitting gebleken van enige reden om te veronderstellen dat het beheer van het betrokken gedeelte veenmos bij [eiser] niet in goede handen is. De beleidsvisie van SBB is begrijpelijk en zou ertoe kunnen leiden dat partijen in onderling overleg de pachtovereenkomst voor dat betrekkelijk geringe perceel aanpassen, maar dat betekent nog niet dat SBB haar bevoegdheid afgifte van een verklaring van geen bezwaar mag hanteren als instrument om [eiser] tot medewerking aan een dergelijke wijzigingsovereenkomst te brengen. SBB mag immers niet uit het oog verliezen dat een perceel veenmos voor [eiser] uit een oogpunt van steunverlening veel interessanter is dan een perceel rietcultuur van dezelfde omvang. Overigens is ter zitting gebleken dat voldoen aan deze voorwaarde de pachter nog niet veel verder helpt, omdat SBB de verklaring van geen bezwaar dan nog niet zal afgeven zij het om een andere reden.
* Deze andere reden van weigering de verklaring van geen bezwaar af te geven is hierin gelegen dat [eiser] in zijn aanvraag heeft opgegeven dat hij voor 15.45 ha veenmos en voor 3.25 ha rietcultuur subsidie vraagt, terwijl SBB op grond van een eigen vegetatiekartering slechts 1.65 ha als echt veenmos erkent. Verpachter is van mening dat indien hij op deze aanvraag een verklaring van geen bezwaar afgeeft, hij daarmee instemt met de door [eiser] gegeven kwalificaties van het terrein en dat komt in strijd met genoemde eigen vegetatiekartering. SBB zou wel bereid zijn de verklaring van geen bezwaar af te geven indien [eiser] subsidie aanvraagt voor in totaal ca 17 ha rietcultuur.
Naar het oordeel van de pachtkamer maakt SBB hier een onjuist gebruik van haar bevoegdheid de verklaring af te geven dan wel te weigeren. De beslissing of de aanvraag correct is en kan worden gehonoreerd is voorbehouden aan de dienst LASER te Roermond. Deze dienst zal op haar beurt eigen deskundigen in kunnen schakelen indien moet worden vastgesteld welke gedeelten van het pachtobject in aanmerking komen voor het basispakket rietcultuur van bijlage 14 bij de SN 2000 en welke gedeelten in aanmerking komen voor het pluspakket veenmosrietland en moerasheide van bijlage 27. Ter zitting heeft SBB nog medegedeeld dat hij mogelijk wel wordt gehoord door de dienst LASER maar dat hij geen rol speelt bij de beslissing op de aanvraag. Deze bevoegdheidsverdeling behoort SBB ervan te weerhouden om hierop toch invloed te willen uitoefenen door zijn bevoegdheid tot afgifte van de verklaring van geen bezwaar te dezen als sturingsmechanisme te hanteren.
* SBB heeft voorts aangevoerd dat hij het tot zijn taak rekent de door de minister van LNV voor het gebied gereserveerde subsidiepot zo eerlijk mogelijk te verdelen onder alle riettelers in De Weerribben.
Naar het oordeel van de pachtkamer kan dit streven, hoe begrijpelijk ook vanuit het gegeven dat aan de beschikbare subsidie een plafond is verbonden, niet een rechtmatige aanspraak, gesteld dat daarvan sprake is, van een ondernemer opzij zetten. Daarnaast is de vraag gerechtvaardigd hoe dit beleid van SBB zich verhoudt tot artikel 7, vierde lid van de SN 2000, waarin is bepaald dat de minister de beschikbare bedragen verdeelt naar de datum van ontvangst van de subsidieaanvragen.
* Tot slot heeft de verpachter als voorwaarde voor de afgifte van een verklaring van geen bezwaar gesteld dat de pachter een gedeelte van de te ontvangen subsidie aan haar afdraagt als bijdrage in de kosten van monitoring en controle.
Naar het oordeel van de pachtkamer betreft het hier niet een tegenprestatie voor de terbeschikkingstelling van grond, in welk geval de betaling boven de vastgestelde en goedgekeurde pachtprijs reeds daarom niet toelaatbaar zou zijn. De grondslag voor deze heffing kan ook niet worden gevonden in een akkoord tussen partijen, want een dergelijke overeenstemming ontbreekt juist. Waar hierboven is vastgesteld dat SBB in beginsel zal moeten meewerken aan de subsidieaanvraag door afgifte van de verklaring van geen bezwaar, kan ook bezwaarlijk worden volgehouden dat zij voor die medewerking een gedeelte van de subsidie mag vragen. De pachtkamer kan SBB evenmin volgen in zijn stelling dat er thans meer controle en monitoring moet plaatsvinden, nu artikel 98 van de SN 2000 het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de SN 2000 bepaalde juist niet bij de verpachter maar bij de ambtenaren van de Dienst landelijk gebied van LNV heeft ondergebracht. Dit duidt veeleer op een vermindering van de controle-inspanning aan de zijde van SBB, althans is zonder nadere motivering, die niet is verstrekt, niet aannemelijk geworden dat een verhoging van die inspanning moet worden verwacht, waar financiële compensatie tegenover moet staan, nog afgezien van de vraag of die compensatie dan van [eiser] zou moeten komen. Tot slot onderschrijft de pachtkamer evenmin de visie van SBB dat de extreem lage pachtprijs er aan in de weg moet staan dat [eiser] de volledige subsidie toucheert. De pachtprijs heeft ook een relatie met de beperkende bepalingen in het pachtcontract, waardoor een uitsluitend commerciële exploitatie niet mogelijk is. De Europese verordening brengt verdergaande beperkingen mee, die de rietopbrengst mogelijk verder nadelig beïnvloeden; de subsidie houdt mede voor dit nadeel een compensatie in.
6.
De conclusie moet zijn dat de afweging die SBB maakt om de verklaring van geen bezwaar wel of niet af te geven aan [eiser] moet worden beoordeeld vanuit hun pachtrelatie, die wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid. Voorts moet worden vastgesteld dat de subsidieregeling eisen stelt aan de gesubsidieerde die geenszins in strijd zijn met het pachtcontract, doch de doelstelling daarvan eerder versterken. Tot slot moet worden vastgesteld dat de voorwaarden die SBB aan de afgifte wenst te verbinden niet passen bij de pachtovereenkomst.
Dit een en ander leidt tot toewijzing van de gevraagde voorziening.
7.
SBB moet als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de procedure. De beslissing op dit punt zal voor maximaal 3 maanden worden aangehouden teneinde [eiser] in de gelegenheid te stellen een toevoeging over te leggen.
De beslissing in voorlopige voorziening
De pachtkamer:
- veroordeelt Staatsbosbeheer tot afgifte aan [eiser], uiterlijk binnen één week na het betekenen van dit vonnis, van een 'Verklaring van geen bezwaar' als bedoeld in de Subsidieregeling
Natuurbeheer 2000, voor de aanvraag nr. 4379868 ten behoeve van het areaal met betrekking tot de pachtovereenkomst d.d. 13 maart 1989 en een 'Verklaring van geen bezwaar' voor de aanvraag nr. 4379869 ten behoeve van het areaal met betrekking toto de pachtovereenkomsten d.d. 9 februari 1996 en 29 augustus 2000, volledig ingevuld en ondertekend;
- machtigt [eiser] om - indien en voorzover Staatsbosbeheer hieraan niet tijdig voldoet - dit vonnis in de plaats te doen treden van de wilsverklaring van Staatsbosbeheer in vorenbedoelde 'Verklaring van geen bezwaar';
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- houdt de beslissing omtrent de kostenveroordeling aan voor maximaal drie maanden teneinde [eiser] in staat te stellen een toevoeging over te leggen.
Aldus gewezen door de pachtkamer bij de sector kanton van de Rechtbank Zwolle, bestaande uit mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter-voorzitter, W.G.M. Klein Langevelsloo en H.B. Timmerman, leden, en door eerstgenoemde uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.