ECLI:NL:RBZWO:2001:AB2654

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
16 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/8997 BESLU Z AV1 A
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitschrijving van leerling bij bijzondere onderwijsinstelling en de bevoegdheid van de bestuursrechter

In deze zaak gaat het om de uitschrijving van de zoon van eisers als leerling bij het Agrarisch Opleidingscentrum 'de Groene Welle' te Zwolle. De algemeen directeur van het opleidingscentrum heeft op 5 juli 2000 aan eisers meegedeeld dat hun zoon met ingang van het schooljaar 2000/2001 wordt uitgeschreven. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een formeel standpunt van het schoolbestuur. De rechtbank dient te beoordelen of de brief van de algemeen directeur kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank oordeelt dat het opleidingscentrum een bijzondere instelling is die niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:1, eerste lid onder a van de Awb. Het bestuur van het opleidingscentrum kan echter wel als bestuursorgaan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:1, eerste lid onder b van de Awb, maar alleen voor zover het publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefent. In dit geval is het uitschrijven van een leerling niet te beschouwen als het uitoefenen van een publiekrechtelijke bevoegdheid, omdat het enkel de privaatrechtelijke rechtsverhouding tussen partijen betreft.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid Awb, waartegen administratiefrechtelijke rechtsbescherming openstaat. De rechtbank verklaart zich dan ook onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De beslissing tot uitschrijving kan enkel bij de burgerlijke rechter worden aangevochten. De rechtbank ziet geen aanleiding om een partij in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 juni 2001.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZWOLLE
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Reg.nr.: AWB 00/8997 BESLU Z AV1 A
UITSPRAAK ex artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht
in het geschil tussen:
A en A-B,
wonende te C, eisers,
gemachtigde: mr. S. Borger,
en
het bestuur van Agrarisch Opleidingscentrum 'de Groene Welle', gevestigd te Zwolle, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Het niet tijdig nemen van een besluit op een door eisers bij brief van 19 juli 2000 ingediend bezwaarschrift.
2. De feiten en het verloop van de procedure
De algemeen directeur van Agrarisch Opleidingscentrum 'de Groene Welle' (hierna: het opleidingscentrum) heeft eisers bij brief van 5 juli 2000 meegedeeld dat hun zoon, X, met ingang van het schooljaar 2000/2001 wordt uitgeschreven als leerling bij het opleidingscentrum.
Op 19 juli 2000 hebben eisers in een aan het schoolbestuur gerichte brief bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken en de beslissing. Eisers hebben daarbij het schoolbestuur verzocht een formeel standpunt te bepalen.
Op 4 augustus 2000 is namens het schoolbestuur aan eisers meegedeeld dat de directie de zaak zal afhandelen. Tevens meldde het schoolbestuur dat het, los van de vraag of het bevoegd is zich in deze zin uit te laten, geen reden ziet om de beslissing van de algemeen directeur te herroepen.
Op 21 november 2000 hebben eisers beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het door hen bij brief van 19 juli 2000 ingediende bezwaarschrift.
Verweerder heeft een verweerschrift ingezonden.
3. Motivering
Allereerst komt de vraag aan de orde of de bestuursrechter bevoegd is van het beroep kennis te nemen. Ter beantwoording van deze vraag dient te worden beoordeeld of de brief van de algemeen directeur van het opleidingscentrum d.d. 5 juli 2000 als een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Onder een besluit in de zin van bedoeld artikel wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Het opleidingscentrum is een bijzondere instelling die uitgaat van een bij notariële akte van 29 april 1992 opgerichte stichting. Het opleidingscentrum is daarmee geen rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, zodat het schoolbestuur niet kan worden beschouwd als een in artikel 1:1 lid 1 onder a van de Awb bedoeld bestuursorgaan. Het bestuur van het opleidingscentrum kan echter wel worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder b van de Awb. Het bestuur is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon die niet tot de overheid wordt gerekend, maar die wel met enig openbaar gezag is bekleed, namelijk indien het een beslissing neemt waaraan enige onderwijswet publiekrechtelijke rechtsgevolgen verbindt. Hierbij geldt dat de zogenaamde b-organen, zoals de organen van het opleidingscentrum, slechts zijn aan te merken als bestuursorgaan voor zover zij hun publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefenen en dat zij voor het overige volgens het privaatrecht handelen.
De rechtbank is van oordeel dat het uitschrijven van een leerling niet kan worden beschouwd als het uitoefenen van een publiekrechtelijke bevoegdheid, nu hiermee niet eenzijdig de rechtspositie van (de zoon van) eisers ten opzichte van onderwijsinstellingen in het algemeen wordt gereguleerd, maar enkel de tussen partijen bestaande privaatrechtelijke rechtsverhouding. Het bestuur van het opleidingscentrum dan wel de algemeen directeur die een hem door het bestuur gedelegeerde bevoegdheid uitoefent, kan in zoverre niet worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder b van de Awb. De beslissing van 5 juli 2000 alsmede de door eisers van verweerder gevraagde beslissing kunnen dan ook niet worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 van de Awb waartegen administratiefrechtelijke rechtsbescherming openstaat. Dit geldt evenzo voor de fictieve weigering een dergelijke beslissing te nemen.
De (sector bestuursrecht van de) rechtbank is dan ook kennelijk onbevoegd van het beroep kennis te nemen. Het onderzoek wordt daarom ingevolge artikel 8:54 van de Awb gesloten zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen.
De rechtbank vermeldt -gelet op artikel 8:71 van de Awb- nog dat terzake van de beslissing tot uitschrijving uitsluitend bij de burgerlijke rechter een vordering kan worden ingesteld.
De rechtbank ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken.
4. Beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Gewezen door mr. W.J.B. Cornelissen en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2001 in tegenwoordigheid van A.H. Rijkens als griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de rechtbank. Dit verzet dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een verzetschrift bij de rechtbank, sector bestuursrecht, in te dienen. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
afschrift verzonden op