ECLI:NL:RBZWO:2000:AF0519

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
11 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/121 R
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door incestslachtoffer

In deze zaak heeft de verzoeker, X., op 4 februari 2000 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek volgde op een eerder vonnis van 13 maart 2000, waarin voorlopig op het verzoek was beslist. De rechtbank heeft de verzoeker opgeroepen om te verschijnen ter terechtzitting op 11 april 2000. Tijdens deze zitting heeft X. toelichting gegeven op twee schulden. De eerste schuld betreft een onverschuldigde betaling van het G.A.K. te Hilversum, die voortkwam uit verzwegen inkomsten van zijn echtgenote Y. De tweede schuld betreft een vordering van f 35.000,--, die voortvloeit uit schade door ernstig seksueel misbruik van zijn stiefdochter, die op dat moment ongeveer 30 jaar oud was en van haar 6e tot haar 13e jaar door X. was misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verjaring van deze vordering is aangevangen omstreeks maart 1997, en dat de betalingsverplichting pas bij vonnis van 8 september 1999 is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat X. niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van deze schulden. Gezien de bijzondere aard van de schuld, is het onwenselijk dat deze niet langer afdwingbaar zou zijn. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op f 75,--, exclusief omzetbelasting.

Uitspraak

nummer verklaring: ALM0210000309
Arrondissementsrechtbank te Zwolle,
Enkelvoudige kamer
X. , wonende te P.
verzoeker,
heeft op 4 februari 2000 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Bij vonnis van deze kamer van 13 maart 2000 is op het verzoek voorlopig beslist.
Bij brief van 15 maart 2000 is de schuldenaar opgeroepen om te verschijnen ter terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2000.
Motivering
Ter zitting van 11 april 2000 heeft X. desgevraagd een toelichting gegeven op twee schulden.
Uit deze toelichting is gebleken, dat de schuld aan het G.A.K. te Hilversum voor een bedrag van f 14.870,46 een door het G.A.K. aan X. gedane onverschuldigde betaling als gevolg van door X. verzwegen inkomsten van zijn echtgenote Y. betreft.
De vordering voor een bedrag van f 35.000,-- X. betreft schade ten gevolge van ernstig sexueel misbruik van zijn stiefdochter (thans ongeveer 30 jaar oud) van haar 6e tot haar 13e jaar. De verjaring van deze vordering is aangevangen omstreeks maart 1997. Bij dit moment wordt aangeknoopt voor de beoordeling van de vraag of het hier gaat om een min of meer recente vordering; dat is dus het geval.
Bovendien is de betalingsverplichting eerst bij vonnis van 8 september 1999 - uitvoerbaar bij voorraad - vastgesteld, zodat X. aanmerkelijk korter is achtervolgd door de afdwingbare betalingsverplichting dan, de periode waarin hij sexueel misbruik heeft gemaakt van zijn stiefdochter, die ten gevolge daarvan onder meer op haar twaalfde een abortus heeft moeten ondergaan.
X. heeft nimmer afbetaald op deze schuld.
Gelet op de bijzondere aard van deze schuld is het hoogst onwenselijk dat deze niet langere afdwingbaar zou zijn.
De rechtbank is dan ook ven mening dat X. ten aanzien van het ontstaan van deze schulden niet te goeder trouw is geweest en dat geen omstandigheid aanwezig is dat X. desondanks kan worden toegelaten.
Het verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling dient derhalve te worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
· wijst het verzoek af;
· stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op f 75.-- (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting).
Gewezen door mr. A.L. Smit, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.