ECLI:NL:RBZWO:2000:AA5826
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.I. Lammertsma-van der Heij
- M.A. Pach
- A. Oosterveld
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Landelijk instituut sociale verzekeringen inzake Werkloosheidswet uitkering
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en het Landelijk instituut sociale verzekeringen (verweerder) over de toekenning van een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Eiser heeft op 1 april 1999 verzocht om een WW-uitkering, maar verweerder heeft bij besluit van 13 juli 1999 meegedeeld dat eiser tot 9 augustus 1999 geen aanspraak kan maken op een uitkering, omdat er een fictieve opzegtermijn in acht moet worden genomen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarna de rechtbank de zaak in behandeling heeft genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de relevante wettelijke bepalingen, waaronder artikel 16 van de WW en artikel 7:672 van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing zijn. De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of het besluit van verweerder om eiser niet in aanmerking te brengen voor een WW-uitkering terecht was. Eiser stelde dat de toepassing van artikel XXI van de Flexwet niet van toepassing was op zijn situatie, en dat dit artikel de rechten van oudere werknemers zou beperken.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het besluit van verweerder in strijd was met artikel 16, lid 3 van de WW. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.