ECLI:NL:RBZWO:2000:AA4929
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - meervoudig
- R. Weenink
- G.P. Nieuwenhuis
- J.F.E. Lunenberg
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens onopzettelijke doodslag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle op 25 februari 2000, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De feiten vonden plaats op 25 oktober 1999 in de gemeente DDD, waar de verdachte het slachtoffer met kracht in de buik schopte, wat leidde tot een fatale hartstilstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie, ondanks de ernstige gevolgen van het handelen van de verdachte, niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging. Dit besluit is genomen op basis van een belangenafweging, waarbij de rechtbank oordeelde dat de belangen van de verdachte zwaarder wogen dan het algemeen belang van vervolging. De verdediging voerde aan dat de beslissing tot vervolging in strijd was met de criteria van het opportuniteitsbeginsel, en dat de hoge mate van consistentie van het bewijs en de oprechtheid van de verdachte een verdere vervolging niet rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet redelijkerwijs tot vervolging had kunnen komen, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vervolging, waarmee de zaak werd afgesloten zonder verdere strafoplegging.