ECLI:NL:RBZWO:2000:AA4800

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
11 januari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 98/6266
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en werkloosheidsuitkering van een supervisor na beëindiging lidmaatschap van de Gereformeerde Kerk

In deze zaak gaat het om de vraag of de Stichting Gereformeerd Hoger Beroepsonderwijs te Zwolle (eiseres) als belanghebbende kan worden aangemerkt in de procedure rondom de werkloosheidsuitkering van mevrouw A, die sinds 1976 in dienst was bij eiseres. Mevrouw A werd ontslagen op 1 oktober 1998, nadat zij haar lidmaatschap van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) had opgezegd. Eiseres stelde dat dit ontslag een 'gewichtige reden' vormde. Mevrouw A verzocht vervolgens om een werkloosheidsuitkering, die in beginsel werd toegekend door verweerder, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, maar met de mededeling dat er nog een toetsing zou plaatsvinden over de verwijtbaarheid van de werkloosheid.

Eiseres diende een bezwaarschrift in tegen de beslissing van verweerder, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet als belanghebbende werd beschouwd volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank moest beoordelen of het bestreden besluit in rechte stand kon houden. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen rechtstreeks belang had bij de vaststelling van de aanspraak op de werkloosheidsuitkering van mevrouw A, omdat de korting op de financiële bijdrage van het rijk aan eiseres pas bij een afzonderlijk besluit zou plaatsvinden. Hierdoor kon eiseres niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Awb.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde dat het bestreden besluit in stand kon blijven. De uitspraak werd gedaan op 11 januari 2000, en tegen deze uitspraak staat voor zowel eiseres als verweerder hoger beroep open binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZWOLLE
Sector Bestuursrecht
Meervoudige Kamer
Reg.nr.: Awb 98/6266
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
Stichting Gereformeerd Hoger Beroepsonderwijs te Zwolle, eiseres,
gemachtigde: mr drs S.O. Voogt, advocaat te Rotterdam,
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, ver-weerder,
gemachtigde: mr C. van den Berg, medewerker Afdeling Juridische Zaken van de Stichting USZO te Groningen.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 7 oktober 1998,
kenmerk USZO-G-814328/JZ.
2. Zitting
Datum: 30 november 1999.
Eiseres is niet verschenen.
Verweerder is niet verschenen.
3. De feiten en het verloop van de procedure
Mevrouw A te B is sinds 1976 in dienst geweest bij eiseres, laatstelijk in de functie van supervisor. Haar aanstelling destijds heeft plaatsgevonden met inachtneming van het benoemingsvereiste belijdend lid te zijn van een van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in Nederland.
Nadat mevrouw A haar lidmaatschap van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) om haar moverende redenen had opgezegd heeft eiseres haar op grond van een "gewichtige reden" ontslagen uit haar betrekking met ingang van 1 oktober 1998.
Mevrouw A heeft verweerder bij formulier d.d. 15 juli 1998 verzocht haar in aanmerking te brengen voor een werkloosheidsuitkering krachtens het BWOO.
Deze uitkering is haar door verweerder in beginsel toegekend bij besluit van 24 juli 1998. Verweerder heeft daarbij aangekondigd dat nog een toetsing zou plaats vinden om te bezien of er sprake is geweest van verwijtbaarheid.
Desgevraagd heeft mevrouw A bij brief van 3 augustus 1998 aan verweerder een nadere toelichting op de achtergrond van het ontslag verstrekt.
Eiseres heeft van haar kant een toelichting aan verweerder gegeven bij brief van 20 augustus 1998.
Bij brieven van 24 augustus 1998 heeft verweerder zowel mevrouw A als eiseres op de hoogte gesteld van zijn conclusie dat geen sprake is van verwijtbare werkloosheid van mevrouw A en dat geen korting op haar uitkering plaatsvindt.
De gemachtigde van eiseres heeft hiertegen een bezwaarschrift d.d. 2 oktober 1998 bij verweerder ingediend.
Bij besluit van 7 oktober 1998 heeft verweerder eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar omdat zij niet als belang hebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt beschouwd.
Tegen dit besluit heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 13 november 1998 beroep ingesteld bij deze rechtbank.
Verweerder heeft daarop een verweerschrift d.d. 25 januari 1999 bij de rechtbank ingediend.
4. Motivering
In geding is de vraag of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
In artikel 1:2, lid 1 Awb wordt onder een belanghebbende (voor de toepasselijkheid van deze wet) verstaan: "degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken".
Het beroep van eiseres strekt ertoe aannemelijk te maken dat zij een rechtstreeks belang heeft bij verweerders opvatting ten aanzien van de vraag of mw A door het beëindigen van het lidmaatschap van de gereformeerde kerkgemeente zodanig heeft gehandeld dat haar hieruit voortgevloeide werkloosheid verwijtbaar is.
Naar het oordeel van eiseres vloeit dat rechtstreekse belang voort uit het feit dat met inachtneming van het Bekostigingsbesluit WHW het bovenwettelijke gedeelte van de (aan mevrouw A toegekende) uitkering wordt gekort op de aan eiseres toe te kennen financiële bijdrage van het rijk, hetgeen leidt tot een vermindering van de financiële middelen van eiseres en derhalve haar belangen rechtstreeks raakt.
De rechtbank deelt de opvatting van eiseres, dat zij op grond van de genoemde omstandigheden rechtstreeks belanghebbende is, niet.
Weliswaar kan aan eiseres een belang bij de vaststelling van de aanspraak op werkloosheidsuitkering van mevrouw A niet worden ontzegd, maar dit belang is niet rechtstreeks in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
Immers, de korting op de aan eiseres toe te kennen financiële bijdrage zal plaats vinden bij afzonderlijk besluit, waartegen eiseres als rechtstreeks belanghebbende wél bezwaar en beroep kan instellen.
De rechtbank deelt dan ook het oordeel van de rechtbanken
's-Gravenhage en Breda, zoals dat is verwoord in de door verweerder overgelegde uitspraken van die rechtbanken.
Nu niet is voldaan aan het vereiste van artikel 1:2, lid 1 Awb heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres geen belanghebbende in de zin van die wet is bij de vaststelling van de aanspraak op werkloosheidsuitkering van mevrouw A.
Het bestreden besluit kan derhalve in rechte stand houden en het daartegen ingestelde beroep is ongegrond.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Gewezen door mw mr J.J. Szauer-Bos, voorzitter, mr A. Oosterveld en mr F. van den Berg, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 11-01-2000 in tegenwoordigheid van mw W. Veldman als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
afschrift verzonden op