ECLI:NL:RBZWO:1999:AA3903

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
22 maart 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 98/4807 WW S
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M. van Beeck Calkoen-Reus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een besluit tot oplegging van een maatregel op een WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitatie-inspanningen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres A. te B. en het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) over de oplegging van een maatregel op haar WW-uitkering. Eiseres heeft van 2 november 1978 tot 29 januari 1998 gewerkt en is na een ontslag in de proeftijd op 25 februari 1998 een uitkering gaan aanvragen. Het Lisv heeft haar een uitkering toegekend, maar later een maatregel opgelegd van 20% korting op de uitkering voor 16 weken, omdat eiseres onvoldoende zou hebben gesolliciteerd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het Lisv handhaafde het besluit. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Lisv niet voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiseres, die 'tussen wal en schip' was geraakt door een gebrek aan informatie over haar sollicitatieplicht. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd is en vernietigt het besluit. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de ingangsdatum van de maatregel niet correct was vastgesteld, omdat eiseres niet op de eerste dag van de periode in overtreding kon zijn. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en gelast dat het Lisv het griffierecht vergoedt.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZWOLLE
Sector Bestuursrecht Enkelvoudige Kamer
Reg.nr.: AWB 98/4807 WW S
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
A. te B, eiseres
en
het Landelijk instituut sociale verzekeringen, gevestigd te Amsterdam (uitvoeringsinstelling: GAK Nederland B.V., kantoor Zwolle), verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 19 augustus 1998.
2. Zitting
Datum: 9 februari 1999.
Eiseres is niet verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde J. van Dalfsen.
3. De feiten en het verloop van de procedure
Eiseres heeft van 2 november 1978 tot 29 januari 1998 gedurende 16 uren per week gewerkt in dienst van De Boer Winkelbedrijven. Zij is met ingang van 1 februari 1998 voor 16 uren per week gaan werken als administratief medewerkster in dienst van v.d. Most Beheer B.V. te Hardenberg. Eiseres is op 25 februari 1998 in de proeftijd ontslagen. Zij heeft verweerder op 28 februari 1998 verzocht haar in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Bij besluit d.d. 1 april 1998 heeft verweerder eiseres met ingang van 26 februari 1998 een uitkering ingevolge de WW toegekend.
Bij besluit d.d. 10 juli 1998 heeft verweerder eiseres met ingang van 8 juni 1998 een maatregel opgelegd in de vorm van een korting van 20% op haar WW-uitkering gedurende een periode van 16 weken, overwegende dat eiseres onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de voor haar bestaande mogelijkheden op de arbeidsmarkt om (het voortduren van) haar werkloosheid te voorkomen of te bekorten.
Eiseres heeft tegen dit besluit op 13 juli 1998 bezwaar aange- tekend. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid haar bezwaarschrift nader toe te lichten tijdens een hoorzit- ting.
Bij besluit d.d. 19 augustus 1998 heeft verweerder besloten het besluit van 10 juli 1998 te handhaven. Eiseres heeft tegen dit besluit op 9 september 1998 beroep ingesteld. Verweerder heeft op 23 oktober 1998 een verweerschrift ingediend.
4. Motivering
In dit geding is de vraag aan de orde, of het bestreden besluit in rechte kan worden gehandhaafd. De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, onder b, ten eerste van de WW voorkomt de werknemer, dat hij werkloos is of blijft, door-dat hij in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen.
Artikel 27, derde lid van de WW bepaalt -voor zover hier van belang- dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeelte- lijk weigert, indien de werknemer de verplichting, omschreven in artikel 24, eerste lid, onder b, ten eerste van de WW niet of niet behoorlijk is nagekomen.
Een maatregel als bedoeld in artikel 27, derde lid van de WW wordt ingevolge het vierde lid van dat artikel afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de werknemer de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Artikel 27, zevende lid van de WW bepaalt, dat het Lisv nadere regels stelt met betrekking tot het derde en vierde lid. Deze regels zijn vastgelegd in het Maatregelenbesluit Tica d.d. 6 juli 1996, laatstelijk gewijzigd met een besluit van het Lisv van 10 december 1997, Stcrt 1997,247 (inwerkingtreding wijzi- ging: 1 januari 1998). In artikel 2 van dit Maatregelenbesluit is bepaald dat het Lisv per wet een maatregel oplegt met in- achtneming van dit besluit. De verplichtingen waarop een maatregel van toepassing is, zijn per wet ingedeeld in categorieën en opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
In de bijlage, onderdeel C is bij de vierde categorie, ten eerste verwezen naar artikel 24, eerste lid onder b, ten eerste van de WW.
In artikel 6, eerste lid van het Maatregelenbesluit is bepaald, dat de hoogte en de duur van de maatregel bij het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting opgenomen in de vierde categorie bedragen: 20% gedurende 16 weken.
Ingevolge artikel 6, tweede lid van het Maatregelenbesluit bedraagt de hoogte van de maatregel, bedoeld in het eerste lid 10%, indien de mate van verwijtbaarheid van de gedraging of nalatigheid van de verzekerde daartoe aanleiding geeft.
Ingevolge artikel 12 van het Maatregelenbesluit gaat de maatregel in op de eerste dag van de overtreding of op de eerste dag waarover de uitkering wordt toegekend.
In het Besluit sollicitatieplicht werknemers WW d.d. 14 januari 1998 (Stcrt 1998, 22) heeft het Lisv vastgelegd aan welke voorwaarden werknemers, die op grond van de WW de plicht hebben om sollicitatie-activiteiten te ondernemen moeten vol- doen. De bepalingen in genoemd besluit sluiten voor een deel aan bij de uitvoeringspraktijk tot 1 januari 1998, maar bevat- ten voor een ander deel nieuwe richtlijnen. Met name is hier van belang, dat in het besluit de sollicitatieverplichting van de betrokkenen is aangescherpt. Zo wordt van hen in het algemeen verwacht dat zij minimaal één concrete sollicitatie-activiteit per week verrichten. Het besluit is na een implementatieperiode van zo'n twee maanden per 1 april 1998 inwerking getreden.
Het GAK Nederland BV heeft het besluit in verkorte vorm weergegeven in de folder "Werkloosheidswet en sollicitatieplicht". Deze folder is aan -nagenoeg alle- betrokken uitkeringsgerechtigden WW uitgereikt.
Volgens verweerder heeft eiseres in onvoldoende mate getracht passende arbeid te verkrijgen, omdat zij onvoldoende heeft gesolliciteerd naar passende functies, gelet op het Maatregelenbesluit Tica en het Besluit sollicitatieplicht werknemers WW. Om die reden heeft verweerder besloten tot het opleggen van een maatregel van 20% gedurende 16 weken, met als ingangsdatum 8 juni 1998.
Eiseres heeft daartegen aangevoerd, dat zij de maatregel niet terecht vindt. Ten eerste, omdat zij de hierboven genoemde folder niet heeft gekregen en dus niet op de hoogte was van de inhoud daarvan en ten tweede, omdat zij bij de persoonlijke inlevering van haar werkbriefjes nooit gewezen is op haar kennelijke tekortkoming bij het solliciteren. Eiseres vindt het bovendien niet eerlijk, dat anderen die na 1 april 1998 een uitkering hebben gekregen wel bericht hebben gehad en dus rekening konden houden met de geldende verplichtingen en zij niet.
Verweerder heeft gesteld, dat de bewuste folder in maart 1998 aan de betrokkenen is uitgereikt. Eiseres heeft haar aanvraag om uitkering in februari van dat jaar ingediend. In maart 1998 was nog niet op deze aanvraag beslist. Eiseres is in zoverre inderdaad "tussen wal en schip geraakt". Verweerder houdt er tevens rekening mee, dat eiseres bij het inleveren van haar werkbriefjes niet is gewezen op de verplichting eenmaal per week te solliciteren. Aan de andere kant is er van de zijde van verweerder op gewezen, dat eiseres zelf niet heeft geïnformeerd naar haar sollicitatieplicht. Tevens wordt haar tegengeworpen, dat zij -na in de eerste maanden van haar werkloosheid behoorlijk te hebben gesolliciteerd- in de periode 8 juni tot en met 5 juli 1998 te weinig heeft gesolliciteerd.
De rechtbank is gelet op het werkbriefje betreffende deze periode van oordeel, dat eiseres in deze periode in onvoldoende mate heeft getracht passende arbeid te verkrijgen door zich niet te houden aan haar sollicitatieverplichtingen, als omschreven in het Besluit sollicitatieplicht werknemers WW. Het opleggen van een maatregel is dan ook in beginsel gerechtvaardigd.
Blijkens het bestreden besluit heeft verweerder geen aanleiding gezien tot het matigen of afzien van het opleggen een maatregel, als bedoeld in artikel 27, vierde en zevende lid van de WW jo artikel 6, tweede lid van het Maatregelenbesluit Tica. Uit het bestreden besluit blijkt echter niet of verweerder daarbij rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat eiseres bij het informeren van de betrokken uitkeringsgerech- tigden "tussen wal en schip is geraakt". Voorts stelt de rechtbank vast, dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op het beroep op het gelijkheidsbeginsel, dat eiseres in dit verband reeds in haar bezwaarschrift heeft gedaan.
De rechtbank ziet in het bovenstaande aanleiding het bestreden besluit te vernietigen wegens strijd met het beginsel dat een besluit op bezwaar dient te berusten op een deugdelijke moti- vering, zoals neergelegd in artikel 7:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Ook om andere reden kan het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank niet in stand blijven. Ingevolge artikel 12 van het Maatregelenbesluit Tica gaat de maatregel in op de eerste dag van de overtreding. Verweerder heeft de ingangsdatum van de maatregel, die is opgelegd wegens onvoldoende solliciteren in de weken 8 juni tot en met 5 juli 1998, bepaald op 8 juni 1998. De rechtbank ziet niet in hoe eiseres reeds op de eerste dag van deze periode in overtreding kan zijn.
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
5. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
gelast dat verweerder aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ad f 55,-- vergoedt.
Gewezen door mw mr C.M. van Beeck Calkoen-Reus
en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 1999
in tegenwoordigheid van mw W. Veldman als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
afschrift verzonden op