ECLI:NL:RBZWB:2025:99
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Tilburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2024 de waarde van de onroerende zaak, een maisonnette in Tilburg, vastgesteld op € 266.000 per 1 januari 2023. De belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en had bezwaar aangetekend, dat door de heffingsambtenaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2024 behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De belanghebbende stelde dat de waarde van de woning op de waardepeildatum maximaal € 221.000 zou moeten zijn, terwijl de heffingsambtenaar de waarde verdedigde. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft de vergelijkingsmethode toegepast, waarbij de waarde van de woning werd vastgesteld aan de hand van vergelijkbare woningen in de omgeving. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde en de bijbehorende aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.