ECLI:NL:RBZWB:2025:976

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
02-210906-24, 02-128100-24 en 02-000899-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking, bedreiging en overtreding van gedragsaanwijzing

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van stalking, bedreiging en het overtreden van een eerder opgelegde gedragsaanwijzing. De verdachte werd veroordeeld voor het stalken van zijn ex-echtgenote en ex-vriendin, het bedreigen van zijn dochter, en het overtreden van een gedragsaanwijzing die hem verbood contact op te nemen met de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, wat leidde tot een gevoel van onveiligheid en ernstige gevolgen voor hun mentale gezondheid. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaar, en bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod en een locatieverbod. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte te behandelen en te begeleiden om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De slachtoffers maakten gebruik van hun spreekrecht, wat de impact van het gedrag van de verdachte op hun leven benadrukte. De rechtbank besloot ook tot schadevergoeding voor de benadeelde partijen, waarbij de verdachte verplicht werd om immateriële schade te vergoeden aan zowel zijn ex-vrouw als zijn ex-vriendin.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-210906-24, 02-128100-24 en 02-000899-25
vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1967 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. M. Simons, advocaat te Raamsdonksveer

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

In de zaken met de parketnummers 02-128100-24 en 02-000899-25 is de tenlastelegging gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 02-210906-24
 [slachtoffer 1] heeft bedreigd en [slachtoffer 2] heeft gestalkt;
parketnummer 02-128100-24
 [slachtoffer 3] heeft gestalkt
parketnummer 02-000899-25
 een aan hem opgelegde gedragsaanwijzing heeft overtreden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangiftes, de bekennende verklaring van verdachte en de feiten en omstandigheden die op grond van de bewijsmiddelen vast zijn komen te staan met betrekking tot de aan verdachte op 28 november 2024 opgelegde gedragsaanwijzing die hij op 1 januari 2025 heeft overtreden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de feiten onder de parketnummers 02-210906-24 en 02-128100-24 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omdat verdachte die feiten heeft bekend. Met betrekking tot de onder parketnummer 02-000899-25 tenlastegelegde overtreding van de gedragsaanwijzing heeft de verdediging gepleit voor vrijspraak van dat feit omdat verdachte blijft bij zijn standpunt dat hij op 1 januari 2025 niet opzettelijk contact heeft gezocht met mevrouw [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting ten aanzien van de feiten onder de parketnummers 02-210906-24 en 02-128100-24 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake van die feiten geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank die feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 7 februari 2025;
- de aangifte van [slachtoffer 2] ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] ;
- de aangifte van [slachtoffer 3] .
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 02-000899-25 heeft de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen vast kunnen stellen dat verdachte op 1 januari 2025 om 13.45 uur voorbij de woning van de moeder van [slachtoffer 3] , gelegen aan de [adres 1] , is gereden, terwijl [slachtoffer 3] daar op bezoek was. [slachtoffer 3] en [getuige] hebben verdachte bij het voorbijrijden in zijn voertuig zien zitten.
Diezelfde dag, om 15.55 zien [slachtoffer 3] en [getuige] verdachte op de carpoolplaats bij “ [locatie] ” van de A27 staan. Kort na het voorbijrijden start verdachte zijn voertuig en rijdt hij achter hen aan. Dit wordt bevestigd door de beschrijving van de camerabeelden door de politie. In de [straat ] zien [slachtoffer 3] en [getuige] verdachte weer rijden.
Verdachte mocht op dat moment niet in contact komen met [slachtoffer 3] op grond van de gedragsaanwijzing van 28 november 2024.
Verdachte heeft bij de politie en ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat hij een contactverbod had maar dat dit contact met [slachtoffer 3] op die dag toevallig zou zijn geweest. Verdachte heeft over de reden van zijn aanwezigheid in de buurt van [slachtoffer 3] een steeds wisselende verklaring afgelegd. Aanvankelijk heeft hij aan de politie verklaard dat hij in [plaats 1] naar het hoge water was gaan kijken en later kwam hij met de verklaring dat hij in [plaats 1] met de pont over wilde steken omdat hij op weg was naar zijn werk in [plaats 2] . Ook vertelde hij de verbalisant dat hij bij zijn oma was geweest, die woonachtig zou zijn op de [adres 2] , maar hij kon het huisnummer niet vertellen. Uit onderzoek van de verbalisant bleek dat verdachte geen oma had die op dat adres woonachtig was.
De rechtbank is op grond van dit alles van oordeel dat de verklaring van verdachte dat het contact dat hij had met [slachtoffer 3] op toeval berustte, ongeloofwaardig is. Daar komt bij dat in een proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2025 wordt aangegeven dat er in het politiesysteem in totaal 67 registraties zijn opgemaakt die verband hebben met het stalken door verdachte. De rechtbank is op grond van dit alles, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat verdachte ook op 1 januari 2025 [slachtoffer 3] bewust en opzettelijk heeft opgezocht en dat hij daarmee opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de aan hem opgelegde gedragsaanwijzing van 28 november 2024.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Onder parketnummer 02-210906-24
1
op 25 juni 2024 te [plaats 3] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door middels WhatsApp meerdere berichten te sturen naar voornoemde [slachtoffer 1] inhoudende de tekst "Let maar op, Jij komt hier ook niet mee weg, ik heb niets meer te verliezen, ik maak alles kapot", althans woorden van gelijke aard of strekking;
2
op meerdere tijdstippen in de periode van 08 december 2023 tot en met 20 juni 2024 te [plaats 3] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- meermalen berichten te sturen naar die voornoemde [slachtoffer 2] en
- meermalen telefonisch contact te zoeken/trachten te zoeken met voornoemde [slachtoffer 2] en
- meermalen zich op hinderlijke wijze op te houden voor en in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de moeder van die [slachtoffer 2] en verblijfplaats van voornoemde [slachtoffer 2] en
- meermalen die [slachtoffer 2] te volgen en zich vervolgens in haar directe omgeving op te houden met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Onder parketnummer 02-128100-24
in de periode 1 september 2023 tot en met 15 april 2024 te [plaats 3]
en [plaats 4], althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door
- zich meermalen in de straat van die [slachtoffer 3] en de straat van de partner van die [slachtoffer 3] , te weten [getuige] ,
en elders in [plaats 3]en in de straat van het werk van die [slachtoffer 3] , te weten [adres 3] , te begeven
en daarbij meermalen die [slachtoffer 3] heeft aangesprokenmet het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Onder parketnummer 02-000899-25
op 1 januari 2025 te [plaats 3]
en [plaats 1], althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 28 november 2024, gegeven door de officier van justitie te
Zeeland-West-Brabant, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mocht zoeken met [slachtoffer 3] , door die [slachtoffer 3] te achtervolgen ten einde contact te ontlokken en/of oogcontact te zoeken door haar te passeren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast vordert de officier van justitie om de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen met betrekking tot het locatie- en contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Per overtreding van dit verbod acht de officier van justitie 7 dagen hechtenis tot een maximum van 6 maanden op zijn plaats. In dat verband heeft de officier van justitie ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de maatregel gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft volgens de verdediging inmiddels geaccepteerd dat de relatie met [slachtoffer 2] voorbij is. Verdachte is bang dat hij bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn werk zal verliezen. Daarom heeft de verdediging gepleit om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij verdachte zich bereid heeft verklaard om zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te houden. De behandeling van verdachte bij Fivoor is inmiddels ook gestart en de verdediging is van mening dat verdachte de afgelopen maanden heeft laten zien dat hij zich aan de gestelde voorwaarden kan houden en daaraan ook zijn medewerking verleent.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is 33 jaar getrouwd geweest met [slachtoffer 2] en tijdens dat huwelijk heeft verdachte kennis gekregen met [slachtoffer 3] . Het contact tussen [slachtoffer 3] en verdachte werd eenzijdig beëindigd door [slachtoffer 3] . Vervolgens is verdachte haar gaan stalken. [slachtoffer 2] heeft vervolgens het voornemen het huwelijk te beëindigen kenbaar gemaakt aan verdachte. Verdachte heeft zich naar de rechtbank begrijpt hier niet bij willen neerleggen en is ook zijn (ex)-vrouw gaan stalken.
Dit stalken bestond uit het sturen van berichten, het zoeken van telefonisch contact en het zich hinderlijk ophouden in de buurt van die vrouwen of in de buurt van hun woning of werk. Het lijkt er op dat verdachte het stalken van deze vrouwen als normaal is gaan beschouwen. Na meerdere aangiftes en meldingen bij de politie heeft de politie diverse stopgesprekken gevoerd met verdachte, maar dat heeft hem er niet van weerhouden om steeds opnieuw contact te zoeken met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Zelfs een door de officier van justitie afgegeven gedragsaanwijzing heeft hem er niet van weerhouden om [slachtoffer 3] op 1 januari 2025 wederom op te zoeken. En alsof dit alles voor verdachte nog niet genoeg was, vindt hij het ook nog nodig om zijn eigen dochter te bedreigen. Verdachte verklaart tijdens de zitting dat hij het erg vindt dat hij zijn kleinkind niet mag zien, maar hij lijkt niet in de gaten te hebben dat hij met zijn gedrag zelf alles kapot maakt.
Tijdens de zitting hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gebruik gemaakt van hun spreekrecht en daaruit blijkt de impact die het maandenlange stalkingsgedrag van verdachte heeft gehad op beide vrouwen. Voor hen is het gevoel van veiligheid weg en hun mentale gezondheid heeft ernstig onder het stalken geleden. De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging gekregen dat verdachte hiervan onder de indruk was. Naar het oordeel van de rechtbank duidt de houding van verdachte er niet op dat hij het kwalijke van zijn gedrag inziet. Sterker nog, verdachte blijft, zelfs nog ter zitting, in de ogen van de rechtbank met de vinger wijzen naar de slachtoffers en zijn eigen gedrag bagatelliseren.
Dit alles rechtvaardigt in beginsel het opleggen aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, welke optie, gelet op de ernst van de feiten en de weerbarstige houding van verdachte, niet zou misstaan. In dat geval zouden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in ieder geval tijdens de periode dat verdachte in detentie zit gevrijwaard zijn van het gedrag van verdachte. Anderzijds kunnen de slachtoffers en verdachte meer gebaat zijn bij een straf waarbij verdachte onder meer behandeld wordt en hij niet verder wordt ontregeld door detentie met alle mogelijke consequenties voor zijn werk en financiële situatie. De rechtbank ziet aanleiding om verdachte een taakstraf en een forse voorwaardelijke straf met alle bijzondere voorwaarden en daarnaast de vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd,.
De rechtbank beslist daartoe nu verdachte vast werk heeft en de tweede optie hopelijk op de langere termijn het beste resultaat zal hebben.
Dat is de reden dat de rechtbank de officier van justitie zal volgen in zijn eis en aan verdachte, naast een maximale taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf op zal leggen van 4 maanden met een proeftijd van drie jaar en de vrijheidsbeperkende maatregel, met daarbij alle voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 3 februari 2025. Daarnaast zal de rechtbank ook het locatieverbod zoals verzocht door de aangeefsters toewijzen voor zover die niet al onderdeel waren van het advies van de reclassering.
De maatregel overeenkomstig artikel 38v Sr.
De rechtbank is, mede gelet op het hoge recidiverisico, van oordeel dat oplegging van een maatregel ex artikel 38v Sr ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte passend en geboden is.
Deze maatregel bestaat uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte gedurende 3 jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact mag opnemen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en zich moet houden aan het locatieverbod zoals geadviseerd door de reclassering en verzocht door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
De dadelijke uitvoerbaarheid.
De rechtbank zal bevelen dat zowel de bijzondere voorwaarden als de maatregel 38v Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij
[slachtoffer 2]vordert een schadevergoeding van € 3.000,= aan immateriële schade voor feit 2, parketnummer 02-210906-24.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde immateriële schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 20 juni 2024. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar schadevergoedingen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en zij heeft de schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid begroot op dat bedrag. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard en dat dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij
[slachtoffer 3]vordert een schadevergoeding van € 2.000,= aan immateriële schade en € 12,47 aan materiële schade voor het feit met het parketnummer
02-128100-24 en € 450,= immateriële schade voor het feit met parketnummer 02-000899-25.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde materiële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 12,47 en de immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,= vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 15 april 2024. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar immateriële schadevergoedingen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en zij heeft de schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid begroot op dat bedrag. Voor wat betreft het gevorderde betreffende het feit met parketnummer 02-000899-25 is de rechtbank van oordeel dat deze stalking deel uitmaakt van het stalkingsgedrag van verdachte in zijn geheel en dat dit feit daarom niet tot een extra vergoeding van immateriële schade moet leiden.
De rechtbank is ook van oordeel dat de schade in een voldoende verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard en dat dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 184a, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Onder parketnummer 02-210906-24
feit 1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: Belaging;
Onder parketnummer 02-128100-24
Belaging;
Onder parketnummer 02-000899-25
Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven ‘ krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
  • dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;

Meldplicht bij reclassering

 verdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland te Breda (Langendijk 34 Breda), na het maken van een afspraak via telefoonnummer: 088-804 1505. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt

Ambulante behandeling

 verdachte laat zich behandelen door Fivoor Breda of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

Contactverbod

 Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mevrouw [slachtoffer 2] (geboortedatum [geboortedag 2] 1970) en hun dochter [slachtoffer 1] , (geboortedatum [geboortedag 3] 1999) en mevrouw [slachtoffer 3] (geboortedatum [geboortedag 4] 1971) in deze zaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

Locatieverbod (met elektronische monitoring)

 Verdachte bevindt zich gedurende de proeftijd niet in de omgeving van de volgende locaties:
 [adres 4] 300m
 [adres 5] . 300m
 [adres 6] 300m
 [adres 7] 300m
 [adres 8] 300m
 [adres 2] 300m
 [adres 9] 200m
 [adres 10] 200m
 [adres 1] 300 m
 [adres 11]
 [adres 12]
 Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft.
Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. De aansluiting/aanpassing van het elektronische monitoringmiddel zal in overleg met verdachte plaatsvinden.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van de aan hem opgelegde proeftijd van drie jaar:
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met mevrouw [slachtoffer 2] (geboortedatum [geboortedag 2] 1970) en mevrouw [slachtoffer 3] (geboortedatum [geboortedag 4] 1971);
  • zich niet bevindt in de omgeving van de volgende locaties:
 [adres 4] 300m
 [adres 5] . 300m
 [adres 6] 300m
 [adres 7] 300m
 [adres 8] 300m
 [adres 2] 300m
 [adres 9] 200m
 [adres 10] 200m
 [adres 1] 300 m
 [adres 11]
 [adres 12] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaar isomdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van € 1.000,-, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] (feit 2, parketnummer 02-210906-24), € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3]van € 1.012,47, waarvan € 12,47 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] (feit parketnummer 02-128100-24), € 1.012,47 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 april 2024 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft in de zaak met parketnummer 02-210906-24 het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. van Hedel, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. T.M. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 februari 2025.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
Onder parketnummer 02-210906-24
1
hij op of omstreeks 25 juni 2024 te [plaats 3] , gemeente Geertruidenberg
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door via/middels Whats-app een of meerdere berichten te sturen naar/aan
voornoemde [slachtoffer 1] inhoudende de tekst "Let maar op, Jij komt hier ook niet mee
weg, ik heb niets meer te verliezen, ik maak alles kapot", althans woorden van
gelijke aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 december 2023
tot en met 20 juni 2024 te [plaats 3] , althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] ,
door
- (meermalen) berichten te sturen naar/aan die voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- (meermalen) telefonisch contact te zoeken/trachten te zoeken met voornoemde
[slachtoffer 2] en/of
- (meermalen) zich (op hinderlijke wijze) op te houden voor en/of in de
onmiddelijke nabijheid van de woning van de moeder van die [slachtoffer 2] en/of
verblijfplaats van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- (meermalen) die [slachtoffer 2] te volgen en/of zich (vervolgens) in haar directe
omgeving op te houden
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Onder parketnummer 02-128100-24
hij in of omstreeks de periode 1 september 2023 tot en met 15 april 2024 te
[plaats 3] , gemeente Geertruidenberg
en/of [plaats 4],
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] ,
door
- zich meermalen, althans eenmaal, in de straat van die [slachtoffer 3] en/of de straat van de
partner van die [slachtoffer 3] , te weten [getuige] ,
en/of elders in [plaats 3]en/of in de straat, althas in de buurt, van het werk van die [slachtoffer 3] , te weten [adres 3] , te begeven
en/of daarbij meermalen of eenmaal die [slachtoffer 3] heeft aangesprokenmet het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Onder parketnummer 02-000899-25
hij, op of omstreeks 1 januari 2025 te [plaats 3] , gemeente Geertruidenberg
en/of [plaats 1],
althans in Nederland,
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 28 november 2024, gegeven door de officier van justitie te
Zeeland-West-Brabant, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, geen
contact mocht zoeken met [slachtoffer 3] ,
door die [slachtoffer 3] te achtervolgen ten einde contact te ontlokken en/of oogcontact te
zoeken door haar te passeren;
( art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht )