ECLI:NL:RBZWB:2025:957

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
02-000852-24; 02-259747-23; 02-305199-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met mes, volledig ontoerekeningsvatbaar, ontslag van rechtsvervolging en tbs met dwangverpleging

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 december 2023 in [plaats] een poging tot doodslag heeft gepleegd door [slachtoffer 1] meermalen met een mes te steken. De verdachte, geboren in 1988 en gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught, werd bijgestaan door raadsman mr. D. Dronkers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten aanzien van alle feiten, gebaseerd op een Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum. De deskundigen concludeerden dat de verdachte leed aan een schizofreniespectrumstoornis, wat leidde tot een ernstige stoornis in de realiteitstoetsing en oordeels- en kritiekstoornissen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot moord, maar achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op, gezien de ernst van de feiten en de noodzaak voor behandeling. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-000852-24; 02-259747-23; 02-305199-23
vonnis van de meervoudige kamer van 20 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught
raadsman mr. D. Dronkers, advocaat te Roermond

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Namens de benadeelde partijen heeft mr. E.A. Bootsma de vorderingen tot schadevergoeding toegelicht.
Ter zitting op 10 april 2024 zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-000852-24
1. heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] al dan niet met voorbedachten rade te doden door hem met een mes in het gezicht, hoofd, armen, hals, nek, rug, benen en voeten te steken of te snijden dan wel hem door deze handelingen zwaar te verwonden of heeft geprobeerd zwaar te verwonden;
2. ruiten, gordijnen, een vloer en woonaccessoires van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft vernield;
3. een keukenmes heeft gedragen waarvan aannemelijk is dat deze bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen;
02-259747-23
een ruit van [naam 1] en een ruit en een vogelhuisje van [slachtoffer 2] heeft vernield;
02-305199-23
1. [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
2. zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift ten aanzien van [slachtoffer 2] dan wel dat hij hem heeft beledigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, zoals onder feit 1 van parketnummer 02-000852-24 impliciet subsidiair ten laste is gelegd. Dit betekent dat zij van mening is dat verdachte vrijgesproken moet worden van poging tot moord. Verder acht de officier van justitie de overige feiten onder dat parketnummer (de vernieling in de woning en het dragen van een mes) wettig en overtuigend bewezen. Dit geldt ook voor het feit van parketnummer 02-259747-23 (vernieling) en feit 1 (bedreiging) en feit 2 van primair tenlastegelegde (smaadschrift), van parketnummer 02-305199-23.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van poging tot moord, zoals onder feit 1 van parketnummer 02-000852-24 primair ten laste gelegd. Ten aanzien van de andere feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-000852-24, feit 1
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Verdachte woonde op 31 december 2023 aan [adres 1] in [plaats] . Zijn buren op [adres 2] waren [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Verdachte belde die dag om 08.52.05 uur naar 112 en deed melding van de moord op dan wel verkrachting van zijn broer en zusje. Verdachte vertelde dat zijn zusje op [adres 2] werd verkracht. Om 08.53.53 uur belde [slachtoffer 1] naar 112. Hij vertelde dat de buurman van [adres 1] een ruit aan de voorzijde van de woning ingeslagen had en een mes bij zich had. Verdachte is vervolgens, met een keukenmes bij zich, via zijn eigen achtertuin in de achtertuin van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gekomen. Daar heeft verdachte ook de ruit van de achterdeur ingegooid. Verdachte is door dat raam de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] binnengegaan. Verdachte is naar de slaapkamer van [slachtoffer 1] op de eerste verdieping gegaan, heeft met geweld de deur geopend en zag daar [slachtoffer 1] in zijn onderbroek. Verdachte heeft veelvuldig met zijn mes stekende en snijdende bewegingen gemaakt richting [slachtoffer 1] en hem hierbij geraakt in zijn hand. [slachtoffer 1] heeft geprobeerd zich te verdedigen en het mes af te pakken. Toen [slachtoffer 1] verdachte even onder controle had en hem vroeg te stoppen en weg te gaan, beloofde verdachte dat te doen. [slachtoffer 1] liet verdachte daarna los, waarna verdachte weer doorging met steken en snijden in een schouderblad en op het achterhoofd van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] en verdachte zijn beneden in de woning terechtgekomen, waar verdachte door bleef gaan met het steken van [slachtoffer 1] , waarbij hij in zijn benen stak. De politie arriveerde omstreeks 09.03 uur aan de [adres 1] . Verdachte is rond dat tijdstip, via de achtertuin, naar zijn eigen woning teruggegaan.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] ook een mes vasthad, dat hij door [slachtoffer 1] met dat mes werd aangevallen en dat hij zichzelf alleen maar verdedigde door snijdende bewegingen te maken en [slachtoffer 1] af te weren. Deze verklaring vindt geen enkele steun in het verrichte opsporingsonderzoek, sterker nog deze wordt weersproken door zowel het forensisch als het tactisch bewijs. De rechtbank gaat daarom aan deze verklaring voorbij.
[slachtoffer 1] heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Hij had tientallen steekverwondingen. Hij is dezelfde dag nog langdurig geopereerd en had meer dan 150 hechtingen (zowel in- als uitwendig) nodig. [slachtoffer 1] had steekverwondingen aan zijn hoofd, armen, rug, nek, benen en voeten. Ook aan zijn handen is [slachtoffer 1] zwaar gewond geraakt.
Had verdachte opzet op het doden van [slachtoffer 1] ?
Om poging tot doodslag of poging tot moord bewezen te kunnen verklaren, dient sprake te zijn van opzet. Opzet kent meerdere gradaties. De zwaarste variant van opzet is vol opzet. De rechtbank concludeert dat van deze variant sprake was: verdachte had vol opzet op het van het leven beroven van [slachtoffer 1] . De rechtbank komt tot die conclusie gelet op de intensiteit en de duur van de aanval van verdachte, het gehanteerde wapen en de omvang van het letsel van [slachtoffer 1] . Vast is komen te staan dat verdachte [slachtoffer 1] eerst op zijn slaapkamer veelvuldig heeft gestoken en gesneden. Nadat [slachtoffer 1] verdachte een kort moment vasthield en hij verdachte smeekte om te stoppen, ging verdachte toch door en stak hij weer op [slachtoffer 1] in. [slachtoffer 1] was op dat moment al gewond. Het steken heeft zowel op de eerste verdieping van de woning als op de begane grond plaatsgevonden. Het mes dat verdachte gebruikte betrof een keukenmes van ongeveer 35 centimeter. Dit alles overwegende concludeert de rechtbank dat verdachte vol opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer 1] .
Handelde verdachte met voorbedachten rade?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte handelde met voorbedachten rade. De rechtbank komt tot de conclusie dat niet bewezen kan worden dat daarvan sprake was en overweegt daarover het volgende.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Op basis van het dossier staat vast dat verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde feit gepreoccupeerd was door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Verdachte was die specifieke ochtend op 31 december 2023 in de volle overtuiging dat zijn zusje en zijn broer in levensgevaar waren in de woning van zijn buren. Uit deze overtuiging heeft verdachte 112 gebeld en gevraagd om bijstand van de politie. Verdachte heeft de komst van de politie niet afgewacht en heeft, vanuit de gedachte dat hij zijn zusje en broer moest bevrijden, de ruiten van de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ingegooid. Verdachte is met het mes naar binnen gegaan en heeft [slachtoffer 1] getroffen, op zoek naar zijn zusje en broer. Verdachte is weliswaar met een mes de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnengegaan, maar deed dat in een hevige gemoedsopwelling die bij hem bestond omdat hij dacht dat hij zijn zusje en broer moest bevrijden. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Conclusie
Omdat de rechtbank tot de conclusie komt dat geen sprake was van voorbedachten rade, spreekt zij verdachte vrij van poging tot moord. Gelet op de opzet die verdachte had op het van het leven beroven van [slachtoffer 1] acht de rechtbank wel de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Overige ten laste gelegde feiten
Ten aanzien van de andere aan verdachte ten laste gelegde feiten (hieronder vermeld) heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en is door de verdediging geen vrijspraak bepleit. De rechtbank acht de volgende feiten daarom wettig en overtuigend bewezen:
  • parketnummer 02-000852-24, feit 2;
  • parketnummer 02-000852-24, feit 3;
  • parketnummer 02-259747-23;
  • parketnummer 02-305199-23, feit 1;
  • parketnummer 02-305199-23, feit 2 primair.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-000852-24
1
op 31 december 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een mes in het gezicht en in het hoofd en in de handen en in de armen en in de hals en in de nek en in de rug en in de benen en in de voeten van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 31 december 2023 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten en meerdere gordijnen en vloer en woonaccessoires die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft vernield;
3
op 31 december 2023 te [plaats] een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een keukenmes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen heeft gedragen;
02-259747-23
op 5 oktober 2023 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk
- een ruit naast de voordeur (pand [adres 1] ), die geheel aan een ander toebehoorde en
- een ruit naast de voordeur (pand [adres 2] ) en een vogelhuisje die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft vernield;
02-305199-23
1
op tijdstippen in de periode van 1 november 2023 tot en met 18 november 2023 in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door op Facebook openbare berichten te plaatsen met de tekst "AK op je kankerbek als je tof doet, lekker Italiaanse Mafia voor je...911 schaakmat BEDREIGING lekker voor je nu" en " [naam 2] en [naam 3] " en een afbeelding te plaatsen van hem met een (automatisch) wapen;
2
op tijdstippen in de periode van 1 november 2023 tot en met 18 november 2023 in Nederland, opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer 2] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften verspreid, openlijk tentoongesteld door op Facebook openbare berichten te plaatsen met de tekst: "Vieze hoertjes [naam 2] en [naam 3] vieze kankerpedo, hoerenzoon schaakmat voor criminele inlichtingendienst Nederland" en "Leidinggevende bij de criminele inlichtingendienst Nederland (moordenaars)" en "Vieze vuile gore klootzakken van mijn dochter aftrekken toen ze in het kikkerbadje naakt aan het zwemmen was" en "Nu ga je ook nog voor het internationale strafhof voor je pedo-gedrag met zijn tweeën [naam 2] en [naam 3] , zoon van [slachtoffer 2] " en "Schaam je diep vieze gore kanker-pedofielen", en het woonadres van die [slachtoffer 2] en een familielid van die [slachtoffer 2] te vermelden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte op grond van de rapportages van de deskundigen volledig ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van alle feiten. Zij vordert verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de ontoerekeningsvatbaarheid.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Het advies van de deskundigen
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 14 november 2024, opgemaakt door de deskundigen drs. [GZ-psycholoog] en drs. [psychiater] . De opdracht en het daarop gegeven advies zien op de feiten die op 31 december 2023 hebben plaatsgevonden (parketnummer 02-000852-24). De deskundigen concluderen in deze rapportage dat verdachte lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis. Verdachte heeft wanen, hallucinaties en formele denkstoornissen (met name vertraagd denken). Ten tijde van het tenlastegelegde was deze stoornis ook aan de orde. Verdachte had toen een ernstige stoornis in de realiteitstoetsing en had oordeels- en kritiekstoornissen. Er was sprake van een floride psychotisch ontregeld beeld met zeer forse ontregeling van emoties, waaronder angst en agressie. Deze ontregeling kwam voort uit paranoïde waanvorming. Deze symptomen zijn ten tijde van de opname in het PBC ook nog aanwezig, zij het dat bij verdachte inmiddels sprake is van waanrust (de waan is de absolute zekerheid dat als cognitief schema zijn verdere gedachten en gedragingen stuurt).
Daarnaast is bij verdachte sprake van een ernstige stoornis in middelengebruik (cannabis), maar onduidelijk is gebleven of verdachte voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten op 31 december 2023 daadwerkelijk cannabis had gebruikt. Wel is het in algemene zin zo dat het gebruik van cannabis symptomen van de stoornis waaraan verdachte lijdt aan kan wakkeren.
De deskundigen concluderen in hun rapportage dat verdachte op 31 december 2023 onmiskenbaar geheel gedreven werd door een paranoïde waan en een existentiële angst dat zijn familieleden en/of hijzelf vermoord zouden worden. Verdachte beschikte volgens de deskundigen niet over de keuzevrijheid om zich aan de volledige invloed van de stoornissen te onttrekken. Zij concluderen daarnaast dat het onwaarschijnlijk is dat verdachte doelbewust en weloverwogen de keuze heeft gemaakt om de ten laste gelegde feiten te plegen, omdat verdachte geen keuzevrijheid had. De deskundigen adviseren daarom om de ten laste gelegde feiten in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen en verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
Ter zitting hebben de deskundigen toegelicht dat verdachte zeer onder invloed stond van waanachtige belevingen. De moordcomplotten waar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] een belangrijk onderdeel van uitmaakten zorgden voor stuwing van agressieve gevoelens. De waanbeelden van verdachte zijn inmiddels een (vaste) overtuiging geworden. Dit betekent dat verdachte waanrust heeft.
Het oordeel van de rechtbank
Bij haar oordeelsvorming omtrent de mate van toerekeningsvatbaarheid betrekt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden. Verdachte is tot 2023 niet in aanraking gekomen met politie en justitie. Verdachte leidde een betrekkelijk rustig en normaal leven. Dat veranderde in 2023, toen verdachte in de loop van het jaar steeds meer verward gedrag begon te vertonen. Dat begon concrete vorm te krijgen met achterdocht jegens zijn toenmalige partner en een tweetal verwarde meldingen bij de politie in juni. Verdachte dacht toen dat hij achtervolgd werd en dat er vreemde mensen in zijn huis en tuin aanwezig waren. In de periode daarna namen de zorgen over verdachte toe. Verschillende instanties werden ingeschakeld, maar verdachte hield hulp af. Gelet op de inmiddels ontstane risicovolle thuissituatie voor het dochtertje van verdachte en zijn toenmalige partner werden ook de Raad van de Kinderbescherming en Veilig Thuis ingeschakeld. In september werd hun dochtertje uit huis geplaatst en onder toezicht gesteld. In oktober 2023 verliet zijn toenmalige partner verdachte. Vanaf toen ging het echt bergafwaarts met verdachte. Buurtbewoners hadden al vaker meldingen gedaan over verdachte en (geluids)overlast van hem. Ook werd aangifte gedaan van de hierboven bewezen verklaarde feiten onder parketnummers 02-259747-23 en 02-305199-23. Uiteindelijk is dit alles de opmaat geweest naar de poging tot doodslag die verdachte gepleegd heeft op 31 december 2023.
Duidelijk is geworden dat verdachte in 2023 verward is geraakt en een (chronisch) psychotische stoornis heeft ontwikkeld, die ook ter zitting nog in volle omvang aanwezig was. Verdachte verkeert nog steeds in de paranoïde waan dat zijn buren een complot tegen hem vormden en van plan waren hem en/of zijn familieleden te vermoorden. Verdachte was zeer angstig en is in de volle overtuiging dat hij zijn familieleden en zichzelf moest beschermen tegen zijn buren. Niet duidelijk is geworden of de cannabis die verdachte gebruikte heeft geleid tot de psychose, omdat verdachte sinds zijn aanhouding geen cannabis meer gebruikt, maar nog wel psychotisch is.
De rechtbank neemt de overwegingen en conclusies van de deskundigen in de Pro Justitia rapportage over en komt tot de conclusie dat verdachte tijdens het plegen van de strafbare feiten op 31 december 2023 volledig heeft gehandeld onder invloed van zijn stoornis. Verdachte was niet in staat om zijn wil te vormen en weloverwogen en doelbewust keuzes te maken. De abnormale geestesgesteldheid van verdachte was zodanig aanwezig dat deze feiten aan verdachte niet toegerekend kunnen worden. Hoewel de deskundigen alleen, conform hun opdracht, hebben geadviseerd over de feiten op 31 december 2023 en conclusies over de geestesgesteldheid van verdachte op die datum zien, ziet de rechtbank voldoende aanknopingspunten om te concluderen dat verdachte ook tijdens de andere bewezen verklaarde feiten volledig heeft gehandeld onder invloed van zijn stoornis. De rechtbank neemt daarom het advies van de deskundigen niet alleen over ten aanzien van de feiten op 31 december 2023, maar ook ten aanzien van de andere bewezen verklaarde feiten. Dit betekent dat de rechtbank verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar verklaart. Gezien de volledige ontoerekeningsvatbaarheid, is verdachte niet strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De oplegging van een maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Voor het derde feit onder parketnummer 02-000852-24 (overtreding: dragen van een mes) vordert zij een schuldigverklaring zonder oplegging van straf (artikel 9a Wetboek van Strafrecht).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat de geadviseerde terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege betreft, met dien verstande dat de rechtbank ook kan overwegen terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen aan verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
In 2023 is het snel bergafwaarts gegaan met verdachte. Wat begon met verwarde meldingen bij de politie is uitgemond in het op oudejaarsdag 2023 binnendringen van de woning van zijn buren en het met een mes aanvallen van zijn buurjongen, [slachtoffer 1] . In de opmaat naar die dag heeft verdachte zich vaker verward gedragen. Hij beschuldigde zijn buren ervan dat zij een moordcomplot tegen hem vormden en dacht dat hij afgeluisterd, gefilmd en achtervolgd werd. Verder plaatste hij op Facebook beschuldigende en dreigende berichten over hen en vernielde hij ook spullen die aan hen toebehoorden. De overlast die de buren in de maanden voorafgaand aan de aanhouding van verdachte hebben gehad, is groot geweest. Daarnaast begrijpt de rechtbank dat zij een gevoel van machteloosheid en onbegrip hebben en dat zij zich afvragen waarom het zover heeft moeten komen. Het is heel zorgelijk dat verdachte, ondanks zijn paranoïde en waanachtige denkbeelden en uitingen, geen adequate hulp kreeg.
Ter zitting heeft [slachtoffer 1] , bij monde van zijn nichtje, een indringende verklaring afgelegd. Uit deze verklaring is de rechtbank gebleken dat het gevoel van onveiligheid en machteloosheid, het feit zelf en de nasleep van het feit een enorme impact hebben op [slachtoffer 1] en zijn familie. De paniek en doodsangst die [slachtoffer 1] moet hebben gehad zijn moeilijk voorstelbaar. De verklaring van verdachte, waarin hij telkens de schuld bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gelegd, maakt het verwerken van het gebeurde voor [slachtoffer 1] en zijn familie ongetwijfeld niet gemakkelijker. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor de feiten en onderkent ook niet de ernst en impact van zijn handelen. Dat dit een resultaat is van zijn ziektebeeld, staat voor de rechtbank echter ook onmiskenbaar vast.
Zoals de rechtbank onder 5.2.3 heeft overwogen, is verdachte niet strafbaar. Aan hem kan daarom geen straf worden opgelegd. Verdachte heeft wel zeer dringend gedwongen forensische hulp nodig, om te voorkomen dat er in de toekomst nog meer slachtoffers vallen.
Gelet op de inhoud van de Pro Justitia rapportage en de ernst van de feiten, met name de poging tot doodslag, is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat voldaan wordt aan alle eisen die de wet daaraan stelt. Op één van de gepleegde misdrijven (feit 1 van parketnummer 02-000852-24, de poging tot doodslag) is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld, daarnaast wordt feit 1 van parketnummer 02-305199-23 (bedreiging), met name in de wet genoemd als tbs-waardig feit. Verder bestond er bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, zo blijkt onder meer uit de Pro Justitia rapportage. Ook is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Als verdachte niet wordt behandeld voor zijn (chronische) stoornissen, is de kans op herhaling van een ernstig gewelddadig feit te groot, aldus de deskundigen.
Voor een tbs met voorwaarden ziet de rechtbank geen ruimte, omdat blijkens de Pro Justitia rapportage van [psychiater] en [GZ-psycholoog] daarmee onvoldoende de veiligheid van de maatschappij kan worden gegarandeerd, omdat bij verdachte sprake is van een gebrek aan ziektebesef en -inzicht. Verdachte blijft gevaarlijk vanuit zijn paranoïde wanen en dit kan pas worden verminderd als verdachte de ernst van de bewezen verklaarde feiten onderkent, ziektebesef en -inzicht ontwikkelt en zich laat behandelen voor zijn stoornissen. Bovendien dient verdachte, zeker aan het begin van zijn behandeling, nauwlettend en continu gemonitord te worden, dit gezien zijn ogenschijnlijk rustige voorkomen (terwijl van binnen de waanbeelden zich verankerd hebben) en pas na intensieve behandeling met hele kleine stappen weer te wennen aan de vrije maatschappij. Dit traject kan alleen in het kader van een tbs met dwangverpleging op een veilige manier vorm worden gegeven.
Kortom: verdachte moet behandeld worden en er is geen reëel en adequaat alternatief. Dit betekent dat de rechtbank dwangverpleging noodzakelijk acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert.
Het bewezen verklaarde feit (feit 1 van parketnummer 02-000852-24) is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e Sr is deze maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vorderen een schadevergoeding. Hieronder bespreekt de rechtbank deze vorderingen afzonderlijk.
7.1
De vordering van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] )
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 44.129,65 voor feit 1 onder parketnummer 02-000852-24. De vordering bestaat uit een bedrag van € 9.129,65 aan materiële schade en van € 35.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen verklaard kan worden dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De gevorderde schadevergoeding voor materiële schade acht de rechtbank tot een bedrag van € 5.295,48 toewijsbaar. Daartoe overweegt de rechtbank dat zij zal toewijzen:
  • de reiskosten
  • de ziekenhuisdaggeldvergoeding,
  • de kosten voor mantelzorg
  • de kosten voor het verstrekken van medische informatie,
  • de kosten zonder nut en
  • de overige kosten
Ten aanzien van de reiskosten voor vervoer van en naar de rechtbank overweegt de rechtbank dat het vaste rechtspraak is dat deze kosten worden aangemerkt als proceskosten. De rechtbank wijst de vordering voor dit gedeelte af. Het lumpsum bedrag voor het eten en drinken voor visite is naar oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De gevorderde overige kosten, gemaakt voor de vervanging van de deurklink, zal de rechtbank afwijzen. Niet is gebleken dat de benadeelde partij deze kosten moet dragen, omdat de woning eigendom is van [slachtoffer 2] en de overige herstelkosten ten aanzien van de woning voor zijn rekening kwamen. De rechtbank zal verder de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering voor wat betreft de post ‘verlies aan verdienvermogen’, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd en in werkelijkheid ziet op gederfde inkomsten.
Immateriële schade
De gevorderde schadevergoeding voor immateriële schade valt naar het oordeel van de rechtbank onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De complicatie doet zich voor dat er nog geen (medische) eindsituatie is bereikt en dat op dit moment niet te overzien is welke schade [slachtoffer 1] verder nog zal lijden. Gelet op de onderbouwing van de vordering en de situatie tot nu toe, alsmede op de aard en omvang van het letsel dat aangever door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte heeft ondervonden acht de rechtbank de vordering op dit moment toewijsbaar tot een bedrag van € 20.000,00. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat [slachtoffer 1] nog jong was ten tijde van het feit en dat hij enkel en alleen door tussenkomst van de politie de aanval van verdachte ternauwernood heeft weten te overleven. Hij heeft doodsangsten uitgestaan toen hij in zijn eigen woning, nota bene in zijn eigen slaapkamer, is aangevallen. Hij heeft zwaar lichamelijk letsel en geestelijk letsel opgelopen en (een gedeelte van) dat letsel laat blijvende littekens na. Wanneer de benadeelde partij in de spiegel kijkt, wordt hij geconfronteerd met het letsel. Datzelfde geldt als hij zijn handen gebruikt, waaraan hij ernstig verwond was, zeker gezien de blijvende functiebeperking van zijn rechterwijsvinger. Nu de vordering gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de rechtbank de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Conclusie
Het totaalbedrag dat de rechtbank aan schadevergoeding toe zal wijzen bedraagt
€ 25.295,48, bestaande uit € 5.295,48 voor materiële schade en € 20.000,00 voor immateriële schade. Ten aanzien van deze kosten geldt dat zij redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan en het rechtstreekse gevolg zijn van het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen zoals te doen gebruikelijk en tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.2
De vordering van [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] )
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 5.054,65 voor de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 02-000852-24. De vordering bestaat uit een bedrag van € 54,65 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen verklaard kan worden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde materiële schadevergoeding zal de rechtbank integraal toewijzen. De gevorderde immateriële schadevergoeding zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van
€ 2.000,00. De rechtbank overweegt dat, hoe heftig en emotioneel het aantreffen van [slachtoffer 1] op 31 december 2023 moet zijn geweest, van een causaal verband tussen die gebeurtenis en de gestelde schade niet is gebleken. Wel ziet de rechtbank aanleiding om een immateriële schadevergoeding toe te wijzen ten aanzien van de bedreiging van en het smaadschrift over de benadeelde partij via Facebook en de vernielingen aan de woning van de benadeelde partij (feiten 1 en 2 primair van parketnummer 02-305199-23 en feit 2 van parketnummer 02-000852-24). De Facebookberichten hebben bij de benadeelde partij veel angst en onrust veroorzaakt. Daarbij speelt de inhoud van de berichten die verdachte heeft geplaatst een bijzondere rol, aangezien de verdachte de benadeelde partij valselijk in die berichten heeft afgeschilderd als pedofiel. Dergelijke beschuldigingen brengen veiligheidsrisico’s met zich mee. Gelet op de ernst van de feiten en de herhaling van de bedreigingen en het smaadschrift, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 2.000,00 passend is als immateriële schadevergoeding. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Conclusie
Het totaalbedrag dat de rechtbank aan schadevergoeding zal toewijzen bedraagt € 2.054,65, bestaande uit € 54,65 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade. Ten aanzien van deze kosten geldt dat zij redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan en het rechtstreekse gevolg zijn van het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen zoals te doen gebruikelijk en tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.3
De vordering van [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] , tante van [slachtoffer 1] )
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 15.400,63 voor feit 1 onder parketnummer 02-000852-24. De vordering bestaat uit een bedrag van € 400,63 aan materiële schade en van € 15.000,00 aan immateriële schade, allebei voortkomend uit shockschade.
Shockschade
De rechtbank moet toetsen of [slachtoffer 3] in aanmerking komt voor schadevergoeding. Het beoordelen van een vordering om vergoeding van shockschade speelt zich af in een spanningsveld tussen de feitelijke werkelijkheid en de juridische werkelijkheid, die afgebakend is door een wettelijk kader.
De rechtbank stelt voorop dat zij niet twijfelt aan de impact die de gebeurtenis van 31 december 2023 op [slachtoffer 3] heeft gehad. De rechtbank moet de vordering echter behandelen aan de hand van een juridisch kader. Met andere woorden: schadevergoedingsvorderingen kunnen alleen worden toegekend als daarvoor een wettelijke grondslag aanwezig is of de rechtspraak schadevergoeding mogelijk maakt. De rechtbank beoordeelt de vordering hieronder.
Het juridisch kader
In zijn arrest van 28 juni 2022 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:958) de rechtspraak over shockschade gepreciseerd. Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweegbrengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel zoals hierna omschreven. De schade kan materieel of immaterieel zijn.
Aspecten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:
  • de aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad;
  • de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was. Bij het aan dit aspect toe te kennen gewicht kan meewegen of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis;
  • de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
De rechtbank moet aan de hand van onder meer deze aspecten in hun onderlinge samenhang beschouwd van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid, waarbij niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt.
De beoordeling
In de toelichting op de vordering van [slachtoffer 3] is naar voren gebracht dat zij door een buurtbewoner werd gewaarschuwd dat er iets met [slachtoffer 1] aan de hand was. [slachtoffer 3] is daarop naar de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gegaan en is daar, in de voortuin van hun woning, geconfronteerd met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was op dat moment zwaargewond en bloedde hevig. De rechtbank onderkent dat het voor [slachtoffer 3] bijzonder ingrijpend moet zijn geweest om haar neefje te zien in de staat waarin hij op dat moment verkeerde. De schade als gevolg van het daardoor ontstane geestelijk letsel kan echter niet worden verhaald als shockschade, omdat niet is voldaan aan de daarvoor geldende criteria zoals bedoeld in de rechtspraak van de Hoge Raad. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het hiervoor geschetste juridisch kader, onvoldoende feitelijk is onderbouwd dat – en op welke wijze – is voldaan aan het relatievereiste. De advocaat van de benadeelde partij heeft onderbouwd dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] een bijzondere band hebben. De rechtbank twijfelt daar niet aan. Aan de onderbouwing van dit vereiste worden echter zeer hoge eisen gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan de geschetste band van de benadeelde partij met haar neefje [slachtoffer 1] niet worden aangemerkt als een dusdanig nauwe persoonlijke relatie als bedoeld door de Hoge Raad. De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie over de intensiteit, de aard, de duur en de (te verwachten) bestendigheid van de relatie. Dit betekent dat de vordering, op basis van dat wat aan de vordering ten grondslag is gelegd, beoordeeld naar de huidige stand van de jurisprudentie, niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde shockschade van € 15.400,63 niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (een slagtand aan een ketting) aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
8.2
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (een mes) is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met het voorwerp. Uit de stukken volgt dat het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, te weten de Wet wapens en munitie.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e, 45, 57, 261, 285, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-000852-24
feit 1 primair:poging tot doodslag;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 3:handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
02-259747-23
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
02-305199-23
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:smaadschrift;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten
1. STK Slagtanden (G2675504);
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1. STK Mes (G2675753);
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 25.295,48, waarvan € 5.295,48 aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering ten aanzien van de reiskosten naar de rechtbank en de overige kosten inhoudende de kosten voor de deurklink af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , € 25.295,48 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 161 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 2.054,65, waarvan € 54,65 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , € 2.054,65 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 31 december 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.C. Paijmans, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. J.F.C. Janssen , rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel en
M. van Grinsven, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 februari 2025.
Mr. Schnitzler-Strijbos en mr. Van Krevel zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
02-000852-24
1
hij op of omstreeks 31 december 2023 te [plaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk en al dan met niet voorbedachte rade, van het leven te
beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp,
in het gezicht en/of in het hoofd en/of in de handen en/of in de armen
en/of in de hals en/of in de nek en/of in de rug en/of in de benen en/of
in de voeten, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gesneden
en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
(Artikel art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
(Artikel art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2023 te [plaats]
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten flexorpeesletsel (doorgesneden
buigpezen van de handen) en/of snijwonden/steekwonden in/op/aan
zijn gezicht en/of in/op/aan het lichaam, heeft toegebracht door die
[slachtoffer 1] in het gezicht en/of in het hoofd en/of in de handen en/of in
de armen en/of in de hals en/of in de nek en/of in de rug en/of in de
benen en/of in de voeten, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] te
steken en/of te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2023 te [plaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
in het gezicht en/of in hel hoofd en/of in de handen en/of in de armen
en/of in de hals en/of in de nek en/of in de rug en/of in de benen en/of
in de voeten, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gesneden
en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 31 december 2023 te [plaats]
opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere ruit(en) en/of een of
meerdere gordijnen) en/of vloer en/of woonaccessoires, in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 31 december 2023 te [plaats]
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een keukenmes,
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de
omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen redelijkerwijs kon worden
aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te
dreigen
heeft gedragen:
( art 27 lid 1 Wet wapens en munitie )
02-259747-23
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te [plaats]
opzettelijk en wederrechtelijk
- een ruit naast de voordeur (pand [adres 1] ), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) en/of
- een ruit naast de voordeur (pand [adres 2] ) en/of een vogelhuisje, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n),
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
02-305199-23
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot
en met 18 november 2023 te [plaats] , althans in Nederland, [slachtoffer 2]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door op Facebook, althans social media, een of meer (openbare)
berichten te plaatsen met de tekst "AK op je kankerbek als je tof doet, lekker
Italiaanse Mafia voor je...911 schaakmat BEDREIGING lekker voor je nu" en/of
" [naam 2] en [naam 3] ", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of (daarbij/daaronder) een afbeelding te plaatsen van hem, verdachte,
althans van een persoon, met een (automatisch) wapen.
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot
en met 18 november 2023 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk de eer
en/of de goede naam van [slachtoffer 2] heeft aangerand, door tenlastelegging
van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld
of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd
gebracht, door op Facebook, althans social media, een of meer (openbare)
berichten te plaatsen met de tekst: "Vieze hoertjes [naam 2] en [naam 3]
vieze kankerpedo, hoerenzoon schaakmat voor criminele inlichtingendienst
Nederland" en/of "Leidinggevende bij de criminele inlichtingendienst Nederland
(moordenaars)" en/of "Vieze vuile gore klootzakken van mijn dochter aftrekken
toen ze in het kikkerbadje naakt aan het zwemmen was" en/of "Nu ga je ook nog
voor het internationale strafhof voor je pedo-gedrag met zijn tweeën [naam 2] en
[naam 3] , zoon van [slachtoffer 2] " en/of "Schaam je diep vieze gore kanker-pedofielen",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (daaronder/daarbij) het
woonadres van die [slachtoffer 2] en/of een of meer familieleden/naasten van die Van
der [slachtoffer 2] te vermelden;
( art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot
en met 18 november 2023 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk J.A.C.
[slachtoffer 2] in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding heeft beledigd door op
Facebook, althans social media, een of meer (openbare) berichten te plaatsen met
de tekst: "Vieze hoertjes [naam 2] en [naam 3] vieze kankerpedo,
hoerenzoon schaakmat voor criminele inlichtingendienst Nederland" en/of
"Leidinggevende bij de criminele inlichtingendienst Nederland (moordenaars)"
en/of "Vieze vuile gore klootzakken van mijn dochter aftrekken toen ze in het
kikkerbadje naakt aan het zwemmen was" en/of "Nu ga je ook nog voor het
internationale strafhof voor je pedo-gedrag met zijn tweeën [naam 2] en [slachtoffer 1]
[naam 3] , zoon van [slachtoffer 2] " en/of "Schaam je diep vieze gore kanker-pedofielen",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (daaronde/daarbij) het
woonadres van die [slachtoffer 2] en/of een of meer familieleden/naasten van die
[slachtoffer 2] te vermelden;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht )