ECLI:NL:RBZWB:2025:94

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
C/02/429948 / FA RK 24-5930
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt met verstandelijke handicap

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 januari 2025 een rechterlijke machtiging verleend voor opname en verblijf van een cliënt, geboren in 2002, in een zorgaccommodatie. Het verzoek tot machtiging is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een periode van vierentwintig maanden. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de cliënt, zijn advocaat en zorgprofessionals, zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap, wat leidt tot een aanzienlijk risico op ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de opname noodzakelijk is om dit risico te voorkomen. De cliënt heeft aangegeven dat hij zich kan redden zonder machtiging, maar de rechtbank concludeert dat hij niet voldoende gemotiveerd is om vrijwillig mee te werken aan de noodzakelijke zorg. De rechtbank verleent de machtiging echter niet voor de gevraagde periode van vierentwintig maanden, maar voor twaalf maanden, omdat er geen voldoende onderbouwde redenen zijn om van de gebruikelijke termijn af te wijken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Dun, rechter, en is op schrift gesteld op 10 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/429948 / FA RK 24-5930
Datum uitspraak: 6 januari 2025
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 2002 in [geboorteplaats],
hierna te noemen cliënt,
verblijvende te [plaats], [accommodatie 1], [adres],
afdeling: [afdeling],
advocaat mr. S. van de Voorde te Middelburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 17 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1], persoonlijk begeleidster;
  • de heer [naam 2], bestuurder;
  • de heer [naam 3], bestuurder,
  • de heer [naam 4], gedragsdeskundige.
De mentor is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een rechterlijke machtiging verleend tot en met 8 februari 2025.
2.2.
Voor betrokkene is een mentorschap en bewindvoering ingesteld.

3.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging, als bedoeld in artikel 26 Wet Zorg en Dang (Wzd) tot opname en verblijf voor de duur van vierentwintig maanden te verlenen.

4.De standpunten

4.1
Cliënt merkt op dat het voor hem lastig is om aan te geven of hij voor of tegen het verlenen van een rechterlijke machtiging is. Immers biedt een verplichte opname in de huidige zorgaccommodatie voor hem voordelen, omdat hij anders het risico loopt dat in de tegen hem aanhangige strafprocedure er alsnog tot een voorlopige hechtenis wordt beslist. Daar staat tegenover dat er in de zorgaccommodatie regels gelden en aan hem grenzen worden gesteld, waardoor hij in zijn vrijheden wordt beperkt. Hij vindt dat hij voldoende zelfstandig functioneert om zichzelf te kunnen redden en dat daarom een rechterlijke machtiging niet nodig is. In het geval dat de rechtbank een rechterlijke machtiging toch noodzakelijk mocht achten ziet hij het liefst dat deze voor twaalf in plaats van voor vierentwintig maanden, zoals verzocht, wordt verleend. Hij voegt daar desgevraagd nog aan toe dat hij voorafgaand aan deze mondelinge behandeling niet erg veel last van spanningen heeft gehad.
4.2.
De gedragsdeskundige licht toe dat cliënt sinds september 2024 in de zorg-accommodatie is opgenomen. In de periode daarvoor verbleef hij bij [accommodatie 2]. Daar liet hij zorgmijdend gedrag zien, bleek hij niet te begeleiden, verwaarloosde hij zichzelf en lukte het hem niet om werk te behouden. Ook waren er vermoedens dat hij in die periode handelde in drugs. Vervolgens is een procedure tot het aanvragen van een rechterlijke machtiging gestart, bedoeld om die in een andere daarvoor geschikte zorgaccommodatie uit te voeren. Met het oog hierop is cliënt in [accommodatie 1] opgenomen. Waar cliënt aanvankelijk actief verzet liet zien ten aanzien van de opname lijkt de tot dusver in een verplicht kader geboden structuur hem goed te doen. De gedragsdeskundige staat daarom achter het verlenen van de gevraagde rechterlijke machtiging. Daarbij speelt tevens een belangrijke rol dat, indien er geen rechterlijke machtiging mocht worden verleend, er een aanzienlijke kans is dat in de strafrechtelijke procedure een voorlopige hechtenis zal worden bevolen. In het laatste geval zal cliënt niet de zorg en structuur geboden krijgen die hij tot dusver in [accommodatie 1] gewend is.
4.3.
De heer [naam 2] (bestuurder) sluit zich aan bij hetgeen door de gedrags-deskundige naar voren is gebracht. Aanvullend merkt hij op dat cliënt een sympathiek en lief maar tevens kwetsbaar persoon is. Er is sprake van een laag begaafd intelligentieniveau en in sociaal-emotioneel opzicht functioneert cliënt niet leeftijdsadequaat. Dit betekent met name gezien zijn grote beïnvloedbaarheid dat cliënt niet zonder professionele zorg en structuur kan functioneren. Er is geen (familie)netwerk waarop hij kan terugvallen, zijn moeder kampt met individuele (verslavings)problematiek. Gedurende zijn verblijf in de zorgaccommodatie wordt gezien dat cliënt in staat is met de hem geboden structuur en begeleiding tot andere - positieve - gedragspatronen te komen. Die structuur blijft echter ook in de toekomst noodzakelijk, nadrukkelijk rekening houdend met het niveau waarop hij functioneert, alsook gelet op zijn eerder vertoond strafbaar en ander ontoelaatbaar gedrag en het daardoor veroorzaakt ernstig nadeel, dat maakt dat hij tegen zichzelf beschermd moet kunnen (blijven) worden. Rekening houdend met het maximaal mogelijke niveau, waarvoor de zorgindicatie is afgegeven en zijn zorgperspectief, zoals hiervóór toegelicht, heeft een rechterlijke machtiging voor een periode van vierentwintig maanden als verzocht beslist zijn voorkeur. Ook wordt daarmee aan cliënt extra houvast en zekerheid geboden.
4.4.
De persoonlijk begeleidster en de heer [naam 3] (bestuurder) sluiten zich aan bij hetgeen door de gedragsdeskundige en door de heer [naam 2] is gezegd. De persoonlijk begeleidster geeft nog aan dat zij de voorkeur heeft voor een rechterlijke machtiging voor een periode van vierentwintig maanden, bij wijze van extra zekerheid.
4.5
De advocaat van cliënt voert aan dat zij uit haar voorgesprek heeft opgemaakt dat haar cliënt de overgang van [accommodatie 2] naar [accommodatie 1] met name door de toegepaste vrijheidsbeperkende maatregelen als een erg ingrijpende verandering heeft ervaren. Daar staat tegenover dat hij met de aan hem in [accommodatie 1] geboden structuur en bescherming naar behoren weet te functioneren. Dit komt mogelijk anders te liggen indien de voorlopige hechtenis zou worden voortgezet. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek zal er bovendien nog een onderzoek door een gedragsdeskundige gaan plaats vinden. De verwachting is dat dit onderzoek binnen een jaar zal zijn afgerond. Rekening houdend met al deze factoren stelt zij zich namens haar cliënt op het standpunt, in het geval dat op het verzoek toewijzend wordt beslist, dat de rechterlijke machtiging in duur dient te worden beperkt tot een periode van twaalf maanden. Zij licht toe dat het hier in de eerste plaats een naar zijn aard en omvang ingrijpende en tevens vrijheidsbeperkende maatregel betreft. Het is daarom temeer van belang dat er na verloop van een jaar een tussentijds toets moment zal kunnen plaats vinden. Bovendien zal er naar verwachting dan over de voortgang van de strafrechtelijke procedure meer duidelijkheid bestaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde rechterlijke machtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken en de mondelinge behandeling genoegzaam dat betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap, die in de medische verklaring nader wordt omschreven als een laag begaafd (zwakbegaafd) intelligentieniveau met een disharmonisch profiel, niet leeftijdsadequaat functioneren op het sociaal-emotionele vlak en een reactieve hechtingsstoornis.
5.3.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling genoegzaam gebleken dat het door zijn verstandelijke handicap veroorzaakt gedrag van betrokkene leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de vorm van:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Voorafgaand aan de huidige opname was cliënt opgenomen bij [accommodatie 2], alwaar hij
risicovol/roekeloos (strafbaar) gedrag liet zien en gezien werd dat hij zich niet begeleidbaar en zorgmijdend opstelde, dat hij zichzelf verwaarloosde en dat hij zich vermoedelijk bezig hield met het handelen in drugs. Momenteel loopt er ten aanzien van cliënt nog een straf-rechtelijke procedure wegens verdenking van grooming. De advocaat van cliënt heeft daarover medegedeeld dat van het strafrechtelijk onderzoek ook een onderzoek door een gedragsdeskundige deel uitmaakt De verwachting is dat dit onderzoek binnen een jaar zal zijn afgerond. Tevens blijkt uit de thans beschikbare gegevens dat, in het geval dat de huidige opname van cliënt in een verplicht kader bij [accommodatie 1] eindigt, de reëele kans bestaat dat er alsnog een bevel tot voorlopige hechtenis zal volgen.
5.4.
Voortzetting van de huidige opname en het verblijf is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt verzet zich echter hiertegen. Hij geeft immers zelf aan dat hij vindt dat hij ook zonder een rechterlijke machtiging voldoende zelfstandig kan functioneren. De rechtbank leidt daaruit af dat cliënt niet, althans onvoldoende bereid en ook niet, althans onvoldoende intrinsiek gemotiveerd is om vrijwillig aan een voor hem noodzakelijk geachte opname en verblijf mee te (blijven) werken. Dus is verplichte voortzetting van de opname en het verblijf nodig.
5.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.6.
De rechtbank zal de gevraagde rechterlijke machtiging dus verlenen, maar niet voor een periode van vierentwintig maanden. Daartoe overweegt de rechtbank dat het aanhangige verzoek volgt op een door de rechtbank verleende eerste rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden. Indien, zoals in dit geval ook aan de orde is, in aansluiting op zo’n eerste rechterlijke machtiging opnieuw een rechterlijke machtiging nodig is, wordt zo’n aansluitende machtiging in de regel voor een periode van maximaal één jaar gegeven. Van die gebruikelijke termijn kan weliswaar op grond van de bepalingen in de Wzd worden afgeweken, maar dan moet daarvoor wel een goede reden zijn. Uit de stukken en ook bij de mondelinge behandeling is echter geen duidelijke, heel concreet onderbouwde c.q. objectief gemotiveerde reden om de rechterlijke machtiging -aanstonds- voor twee jaar te verlenen gebleken, terwijl ook niet zonder belang is dat daartegenover ook niet, althans onvoldoende is komen vast te staan dat en waarom het verlenen van een -aansluitende- rechterlijke machtiging voor de gebruikelijke periode van twaalf maanden ten nadele van de cliënt en/of de voor hem (beoogde) behandeling zou strekken. De rechtbank vindt het dan ook niet onbegrijpelijk dat de advocaat van betrokkene heeft gepleit voor de gebruikelijke, kortere periode van een jaar.
5.7.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank de gevraagde rechterlijke machtiging verlenen voor een periode van twaalf maanden en het meer dan wel anders verzochte afwijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor
[cliënt], geboren op [geboortedag] 2002 in [geboorteplaats];
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 januari 2026;
6.3.
wijst af het meer dan wel anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2025 door mr. Van Dun, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 10 januari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.