6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in vier maanden tijd schuldig gemaakt aan een reeks zeer ernstige feiten, namelijk: het schieten op een coffeeshop, een poging tot voorbereiding van een moord, pinpasfraude en diefstal door middel van de door pinpasfraude verkregen pinpassen en heling van niet-openbare gegevens.
Verdachte heeft zich op 30 maart 2024 samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een bedreiging door met een vuurwapen op [coffeeshop] te schieten. De coffeeshop bevindt zich aan een openbare weg in het centrum van [plaats 1] . Er is maar één keer geschoten omdat het vuurwapen vervolgens weigerde. Het betreft een zeer intimiderende bedreiging, die in potentie tot een levensbedreigende situatie had kunnen leiden. Er mag dan ook van geluk gesproken worden dat tijdens de beschieting niemand in het pand aanwezig was en er niemand gewond is geraakt. Wel is het pand [coffeeshop] door de beschieting beschadigd. Uit de toelichting op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] komt naar voren dat het incident een grote impact op hem heeft gehad. Gelet op de brutale wijze waarop de aanslag is gepleegd zou [slachtoffer 5] er niet raar van opkijken als hij zelf zou worden opgezocht en zou worden neergeschoten. Hij leeft in angst om slachtoffer te worden van een aanslag met een vuurwapen. Daar komt bij dat de beschieting voor omwonenden eveneens een bijzonder nare en bedreigende ervaring moet zijn geweest. Het behoeft geen toelichting dat een beschieting van een pand de nodige schrik en gevoelens van angst en onveiligheid in de buurt teweeg heeft gebracht. Dit alles wordt verdachte zwaar aangerekend.
In de periode van 1 februari 2024 tot en met 3 april 2024 heeft verdachte zich samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan de voorbereiding van de moord op [slachtoffer 1] . In Snapchat groepen heeft verdachte met de opdrachtgever en de medeverdachten gesproken over de moord op [slachtoffer 1] , is aan hen concrete informatie over [slachtoffer 1] verstrekt en ook zijn de medeverdachten in opdracht van verdachte naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan om de boel te verkennen.
Een ander opzettelijk van het leven beroven, is een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Als het delict voltooid wordt, zijn de gevolgen ervan onomkeerbaar, maar ook als het blijft bij voorbereidingshandelingen, zoals in dit geval, zijn de gevolgen voor het slachtoffer en zijn naasten groot. Daarnaast leiden dergelijke delicten tot grote beroering en gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.
Dit feit heeft een diepe impact gehad op het leven van [slachtoffer 1] , zoals ook is gebleken uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Hij leeft nog elke dag in angst, slaapt slecht en heeft moeten onderduiken en zijn vertrouwde woonomgeving moeten verlaten, omdat lang onduidelijk is geweest of de moordopdracht nog zou worden uitgevoerd. Daardoor heeft hij ook zijn moeder, voor wie hij op dat moment zorgde, en zijn minderjarige dochter lange tijd niet kunnen zien.
Verdachte heeft op geen enkel moment stilgestaan bij al deze gevolgen. Hij heeft enkel gedacht aan hoe hij zo snel mogelijk geld zou kunnen verdienen. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Verdachte heeft zich daarnaast samen met anderen tweemaal schuldig gemaakt aan het plegen van oplichting van ouderen. Door middel van het handelen van verdachte en de medeverdachten is van een tweetal slachtoffers op slinkse wijze de bankpas en pincode bemachtigd om daarmee vervolgens geld van de bankrekening van deze slachtoffers op te nemen. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Samen met de medeverdachten heeft verdachte met dit optreden het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens, van wie oudere mensen in toenemende mate afhankelijk zijn, in ernstige mate geschaad. Daarnaast heeft verdachte samen met anderen een geldbedrag van in totaal € 1.800,- van de slachtoffers gestolen. Verdachte heeft daarbij kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en heeft zich totaal niet bekommerd om de slachtoffers. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Eendaadse samenloop?
De verdediging heeft bepleit dat gelet op de samenhang tussen de feiten 5 en 6 er sprake is van eendaadse samenloop.
Bij de beoordeling of sprake is van eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de overtreden strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt. De rechtbank is van oordeel dat de strekking van de overtreden strafbepalingen meer dan enigszins uiteenloopt. Daarnaast gaat het in essentie niet om hetzelfde feitencomplex. De gedragingen leveren een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex op dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt kan worden gemaakt.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 oktober 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden over verdachte zijn opgemaakt:
- de pro justitia rapportage van drs. [naam 1] , GZ-psycholoog, van 25 november 2024;
- de pro justitia rapportage van [naam 2] , kinder- en jeugdpsychiater, van 29 november 2024;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 28 januari 2025.
In de pro justitia rapportages komen de deskundigen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een norm-overschrijdende gedragsstoornis en een ernstig bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (met antisociale trekken).
Vanuit de gediagnosticeerde stoornissen adviseren de deskundigen de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt hoog ingeschat zonder passende interventie. Er zijn veel risicofactoren en er zijn geen beschermende factoren. Voor verdachte is een langdurige klinische behandeling nodig van zijn complexe problematiek in een gesloten pedagogische setting met 24/7 toezicht en kennis van LVB-problematiek. Zonder continue vrijheidsbeperking en behandeling in een passende pedagogische setting stevent verdachte af op een antisociale persoonlijkheidsstoornis met antisociale verharding binnen het criminele circuit. Verdachte heeft gezien zijn voorgeschiedenis en complexe problematiek een zeer duidelijk en voorspelbaar pedagogisch kader nodig, binnen een letterlijk afgebakende bewegingsruimte waar ongelimiteerd de tijd is om met hem tot een werkrelatie en daarna behandeling te kunnen komen. Verdachte heeft (nog) geen intrinsieke behandelmotivatie. Zonder langdurige behandeling in een gesloten pedagogische behandelsetting waar diverse disfunctionele patronen mogelijk kunnen slijten is er weinig kans op verlaging van het recidive risico en het ontstaan van beschermende factoren. De deskundigen adviseren daarom de behandeling van verdachte vorm te geven binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Alleen dan is de behandeling van verdachte op passende en afdoende wijze te (waar)borgen.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen daarop aangevuld dat behandeling van verdachte binnen een gesloten kader en met een pedagogisch karakter noodzakelijk is. Verdachte heeft een zeer complexe ontwikkeling doorgemaakt en er is hard heropvoeding nodig. Verdachte verblijft momenteel bij [dagbesteding] en krijgt hier 1-op-1 begeleiding waarbij er weinig contact is met leeftijdsgenoten. Dit is geen natuurlijke situatie. Verdachte moet juist wel contact hebben met leeftijdsgenoten zodat hij kan leren hoe hiermee om te gaan en dat contact heeft hij dan juist wel binnen de PIJ-maatregel. Hij kan dan juist binnen dit kader daarmee oefenen. De behandeling die verdachte nodig heeft kan niet worden geboden in een residentiële setting. De duur van de behandeling kan nu nog niet worden vastgesteld, maar zal langere tijd in beslag nemen en de deskundigen verwachten dat de behandeling langer zal duren dan de maximale duur van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Bovendien is dan een zodanig strak korset nodig dat dit in het kader van een voorwaardelijke maatregel niet realistisch is. Door de deskundigen is ook nagedacht over het civiele kader, maar het doel van het civiele kader is toewerken naar vrijheden. Er wordt dan iets gevraagd van verdachte wat hij niet kan, want hij heeft behandeling nodig. Ook vanuit risicomanagement wordt door de deskundigen een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van de Raad over verdachte van 28 januari 2025. De Raad schat in dat gezien de zeer ernstige en complexe problematiek van verdachte in combinatie met het zeer geringe inzicht in zijn gedrag, een langdurig, strikt en klinisch behandelkader noodzakelijk is om te komen tot een positief ontwikkelingsperspectief. De Raad is van mening dat verdachte duidelijkheid, kaders en weinig bewegingsruimte nodig heeft om tot ontwikkeling te kunnen komen. Hij heeft een kader nodig waarbinnen hij zich niet kan onttrekken en waar passende behandeling geboden kan worden. Vanuit de betrokken jeugdreclassering worden geen mogelijkheden gezien voor het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Verdachte heeft geen probleembesef en de jeugdreclassering ziet een grote kans dat verdachte opnieuw contact zal zoeken met zijn criminele contacten.
Gelet op de complexe problematiek van verdachte en de hoge kans op recidive is de Raad van mening dat de behandeling van verdachte langdurig en intensief dient te zijn om een verandering te kunnen bewerkstelligen. Gelet op de bevindingen en het advies van de deskundigen van het NIFP en gezien de onmogelijkheden van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, kan de Raad niet anders dan overgaan tot het adviseren van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Aan de juridische gronden voor het opleggen van een PIJ-maatregel wordt volgens de Raad ook voldaan.
Ter terechtzitting heeft de Raad het advies tot het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel gehandhaafd. De Raad sluit aan bij de conclusies van de deskundigen. Gesloten justitiële behandeling en een gedwongen kader zijn noodzakelijk ter beïnvloeding van het gedrag en het recidive risico. De Raad gunt verdachte de behandeling die hij nodig heeft. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is door de Raad en de deskundigen van het NIFP overwogen, maar geeft verdachte te veel bewegingsvrijheid. Binnen het civielrechtelijk kader is er te weinig tijd voor de benodigde klinische behandeling van verdachte. De Raad stelt dat aan de juridische gronden voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt voldaan.
Ter terechtzitting is door de jeugdreclassering aangegeven dat zij de pro justitie rapportages ondersteunt, maar zij merkt hierbij ook op dat in het forensische kader nog niet veel is geprobeerd en zij daardoor worstelt met het PIJ-advies. De behandeling bij Accare is net gestart, waardoor de tijd hem nu inhaalt. Verdachte laat nooit emoties zien, wat het voor de jeugdreclassering moeilijk maakt om een duidelijk beeld van verdachte te vormen en met hem aan de slag te gaan. Na de schorsing van de voorlopige hechtenis is steeds gekeken of er mogelijkheden zijn voor uitbreiding van de vrijheden van verdachte. Doordat verdachte zijn echte gezicht niet laat zien en hierdoor het risico moeilijk kan worden ingeschat, is ervoor gekozen zijn vrijheden niet uit te breiden. Bovendien zou uitbreiden van de vrijheden haaks staan op het advies voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Sinds zijn misstap na de schorsing van de voorlopige hechtenis, laat verdachte beter gedrag zien. De jeugdreclassering vraagt zich wel af of hij dit gedag laat zien omdat hij weet dat er een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt geadviseerd of omdat hij zelf zijn gedrag wil veranderen.
Verminderde toerekenbaarheid
Uit de adviezen van de deskundigen is gebleken dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
De op te leggen straf en maatregel
Uit alle hiervoor genoemde rapportages blijkt het unanieme advies om aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Blijkens artikel 77s Sr kan aan de verdachte bij wie ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond een PIJ-maatregel worden opgelegd. Het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd, dient een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel die behoort tot een van de feiten zoals genoemd in artikel 77s eerste lid onder a Sr. Ook dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Ten slotte dient de maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de PIJ-maatregel een middel is dat met grote terughoudendheid moet worden ingezet, zeker wanneer – zoals in het huidige geval – de verdachte ‘first offender’ is. Gelet op deze adviezen en het tegengestelde standpunt van de verdediging ziet de rechtbank zich in deze zaak voor de vraag gesteld of een PIJ-maatregel, al dan niet in voorwaardelijke vorm aan verdachte dient te worden opgelegd.
De rechtbank onderschrijft, op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de Raad en de jeugdreclassering in hun rapporten en ter zitting hebben aangegeven, de constatering dat bij verdachte sprake is van ernstige gedragsproblematiek en behandelnoodzaak daarvan. Daarnaast betreffen de bewezen verklaarde feiten ernstige delicten.
Alle hiervoor genoemde deskundigen verwachten dat een behandeling van aanzienlijke duur met 24-uurs toezicht nodig is om te komen tot daadwerkelijke gedragsverandering bij verdachte en het hoge recidivegevaar te ondervangen. Dit maakt dat het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel en eventuele alternatieven binnen een civielrechtelijk kader ontoereikend zijn. Ambulante behandeling is niet haalbaar en ook onvoldoende voor zijn complexe problematiek. Naar het oordeel van de deskundigen is de enige geschikte behandeling een klinische behandeling binnen een zeer gesloten kader met bijbehorend groepsklimaat om te komen tot een positief ontwikkelingsperspectief. Het risico dat verdachte weer zal vervallen in zijn problematisch gedragspatroon en recidiveert wordt met het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel groot geacht.
Het is de rechtbank gelet hierop voldoende duidelijk dat er in het geval van verdachte geen geschikt alternatief is om de benodigde behandeling kans van slagen te geven anders dan in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Met een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt de continuïteit van de voor verdachte dringend noodzakelijke behandeling gewaarborgd.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de formele voorwaarden genoemd in artikel 77s, eerste lid, Sr. Bij verdachte bestond ten tijde van het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De gepleegde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van een PIJ-maatregel. Ook is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk en zal hiertoe overgaan. De rechtbank hoopt dat verdachte deze kans aangrijpt om de benodigde hulp te accepteren en tot een positieve gedragsverandering te komen.
De PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verlenging van de PIJ- maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank het passend en geboden om, naast het opleggen van de PIJ-maatregel, aan verdachte een jeugddetentie op te leggen voor de duur van negen maanden met aftrek van het voorarrest, conform de eis van de officier van justitie. De rechtbank overweegt daarbij dat de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel en die van de jeugddetentie in dezelfde omgeving plaatsvinden. Er kan dus al een start met de behandeling gemaakt worden, op het moment dat verdachte de opgelegde jeugddetentie ondergaat. De jeugddetentie heeft alleen invloed op het moment dat er mogelijk verlof kan worden toegekend.
Leeftijd verdachte
In de loop van de strafprocedure tegen verdachte, is duidelijk geworden dat er onduidelijkheid bestaat over de correcte geboortedatum van verdachte. Daarbij is de vraag of hij al 16 jaar was op het moment van het plegen van de tenlastegelegde feiten, of nog niet. Gelet op het feit dat de opgelegde jeugddetentie de duur van 1 jaar niet te boven gaat, is de onduidelijkheid over de leeftijd van verdachte niet van invloed op de verdere strafoplegging. Ook waren de deskundigen op de hoogte van de onduidelijkheid en hebben zij die meegewogen in hun advisering ten aanzien van de op te leggen maatregel.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft de opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd.
De rechtbank volgt de officier van justitie hierin. Gelet op het opleggen van de PIJ maatregel, in combinatie met een jeugddetentie en het hoge recidiverisico, is de start van de behandeling op zo kort mogelijke termijn noodzakelijk. De rechtbank zal daarom het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.