ECLI:NL:RBZWB:2025:915

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
02-197315-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor medeplegen van voorbereiding van moord

Op 19 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de voorbereiding van een moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een moord op een specifiek slachtoffer heeft voorbereid. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door deel te nemen aan verschillende Snapchat-groepen en door samen met medeverdachten informatie over het slachtoffer te delen, een actieve rol heeft gespeeld in de voorbereidingen voor de moord. De rechtbank achtte het medeplegen van de voorbereidingshandelingen bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet opzettelijk had bijgedragen aan de voorbereiding van de moord. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 250 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een leerstraf en toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die in angst moest leven na de moordopdracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/197315-24
vonnis van de meervoudige kamer van 19 februari 2025
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2008 in de [geboorteplaats]
wonende aan [woonplaats]
raadsvrouw mr. M.S. Kat, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 5 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een moord op [slachtoffer] heeft voorbereid.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een moord. Niet vanaf 1 februari 2024, maar in ieder geval vanaf 4 maart 2024. Alles wat verdachte en medeverdachten deden was er naar de uiterlijk verschijningsvormen op gericht om de moordopdracht uit te voeren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de gedragingen van verdachte van onvoldoende gewicht zijn om te spreken van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het plegen van een moord. De verdediging verzoekt daarom verdachte vrij te spreken. Niet blijkt dat verdachte een strafbare bijdrage heeft geleverd aan de voorbereiding. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zijn telefoon opzettelijk voorhanden heeft gehad ter uitvoering van de moord. Verdachte had zijn telefoon al lang voor maart 2024 in gebruik en is, op enkele berichten na die geen bijdrage hebben geleverd, niet gebruikt voor de voorbereiding van de moord. Verdachte heeft ook niet het opzet gehad om daadwerkelijk een moord voor te bereiden. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, kan de periode niet zijn aangevangen op 1 februari 2024, omdat het eerste contact met verdachte van 4 maart 2024 dateert.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] in de periode van 1 februari 2024 tot en met 8 april 2024 via Telegram en Snapchat [medeverdachte 2] de opdracht heeft gegeven om [slachtoffer] te doden. Hij heeft daartoe geld in het vooruitzicht gesteld. [medeverdachte 1] heeft aanvankelijk [medeverdachte 2] van de benodigde informatie voorzien: onder andere een foto van [slachtoffer] en zijn adresgegevens. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] verdachte en [medeverdachte 3] benaderd om met hem de opdracht uit te voeren. Het eerste bericht van [medeverdachte 2] naar verdachte over de moordopdracht dateert van 4 maart 2024.
[medeverdachte 2] heeft verdachte en [medeverdachte 3] gevraagd om langs de woning van [slachtoffer] te gaan om te kijken hoe de situatie was. Verdachte en [medeverdachte 3] hebben van de woning een foto gemaakt en deze naar [medeverdachte 2] gestuurd.
[medeverdachte 1] stuurt later nogmaals het adres en dezelfde foto aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] wordt een bedrag van € 30.000,- beloofd. Op enig moment zijn op Snapchat de groepen ' [naam groep] ' en 'Uitleg' aangemaakt. In de groep ‘ [naam groep] ’ waren [medeverdachte 1] , verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de deelnemers. In de groep ‘Uitleg’ waren dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . In deze groepen werd gesproken over het plan om [slachtoffer] te doden en werd daarover informatie gedeeld.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft op zitting verklaard dat [medeverdachte 3] hem op 6 maart 2024 heeft gevraagd om mee te gaan naar [plaats] en dat heeft hij gedaan. Hij zat in de Snapchat groep ‘ [naam groep] ’, maar weet niet meer wat daar is besproken. Hij is ook uit deze Snapchat groep gegaan. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben in de Snapchat groep wel gezegd wat er moest gebeuren. Verdachte bevestigt dat hij met [medeverdachte 2] heeft gesproken over iemand blazen. Hij heeft ook gezegd dat hij dat wel samen met [medeverdachte 3] wilde gaan doen, maar dit was niet serieus bedoeld, maar meer om stoer te doen.
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient volgens vaste rechtspraak vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen kan niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Hierbij dient rekening gehouden te worden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering van de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. [medeverdachte 2] is weliswaar degene geweest die als eerste in contact kwam te staan met de opdrachtgever, maar al snel zijn verdachte en [medeverdachte 3] betrokken bij de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] . Verdachte en [medeverdachte 3] hebben deelgenomen aan de Snapchat groepen ‘ [naam groep] ’ en ‘Uitleg’. Daarnaast hadden verdachten ook buiten deze Snapchat groepen onderling contact met elkaar over de voorbereiding van de moord en zijn verdachte en [medeverdachte 3] in opdracht van [medeverdachte 2] op voorverkenning gegaan naar de woning van het beoogde slachtoffer. Ook is door verdachten onderling besproken dat een vuurwapen nodig is voor de uitvoering van de moord en is gesproken over de verdiensten die het uitvoeren van de moordopdracht met zich mee zouden brengen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat zijn deelname aan deze gesprekken alleen maar grootspraak en stoerdoenerij betrof niet aannemelijk. Hij heeft wel degelijk een voldoende nauwe en bewuste samenwerking gehad met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en daarmee een bijdrage geleverd aan de voorbereidingshandelingen voor het plegen van een moord. De rechtbank acht hiermee het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Opzet gronddelict
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte deel uitmaakte van de Snapchat groepen ‘ [naam groep] ’ en ‘Uitleg’. In deze Snapchat groepen werd in alle varianten van straattaal gesproken over het doden van [slachtoffer] . Ook is in de Snapchatgroep ‘ [naam groep] ’ door [medeverdachte 1] een foto en de adresgegevens van [slachtoffer] gedeeld. Het kan niet anders dan dat verdachte door deel te nemen aan de Snapchat groepen waarin in dergelijke bewoordingen werd gesproken, wist dat de dood van [slachtoffer] het uiteindelijke doel was. De rechtbank acht ook voldoende aannemelijk dat verdachte daarvan, toen hij samen met [medeverdachte 3] op 6 maart 2024 naar de woning van [slachtoffer] is gegaan om de woning te verkennen, op de hoogte was. Alle objectieve omstandigheden wijzen naar de voorgenomen moord op [slachtoffer] in opdracht van [medeverdachte 1] en dat verdachte en de medeverdachten daar kennis van droegen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte en de medeverdachten vol opzet hebben gehad op het vermoorden van [slachtoffer] .
Voorbereidingshandelingen
Door de verdediging is voorts aangevoerd dat verdachte zijn telefoon niet opzettelijk voorhanden heeft gehad ter uitvoering van de moord. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de mobiele telefoon van verdachte bestemd was tot en geschikt was als voorbereidingsmiddel om de moord te plegen. De mobiele telefoon die verdachte voorhanden heeft gehad is naar zijn aard in objectieve zin niet per definitie bestemd voor het uitvoeren van een moord. Verdachte heeft echter de mobiele telefoon gebruikt om deel te nemen aan de Snapchat groepen ‘ [naam groep] ’ en ‘Uitleg’. In deze Snapchat groepen werd gesproken over de moord op [slachtoffer] . Ook werden in deze Snapchat groepen de afbeelding en de adresgegevens van [slachtoffer] gedeeld. De rechtbank is van oordeel dat de mobiele telefoon in onderlinge samenhang bezien onlosmakelijk verbonden is met het plan om de moord op [slachtoffer] voor te bereiden en er dus in tegenstelling tot hetgeen door de verdediging is bepleit wel degelijk sprake was van voorbereidingshandelingen tot het plegen van de moord op [slachtoffer] .
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte met anderen middelen heeft verworven, vervaardigd en voorhanden heeft gehad bestemd ter voorbereiding van de moord op [slachtoffer] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 4 maart 2024 tot en met 3 april 2024
te Coevorden, Tilburg en/of [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
- een of meer communicatiemiddelen, te weten mobiele telefoons en
- een of meer afbeeldingen van [slachtoffer] en/of de woning van [slachtoffer] en
- een of meer berichten en/of notities met ' [adres] [plaats] ', althans het
adres van [slachtoffer]
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en vervaardigd en voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 250 dagen met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie op te leggen de leerstraf Tools4U (30 uur). Gedurende de proeftijd zal verdachte zich dienen te houden aan een aantal bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd en ter terechtzitting aangevuld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de verdediging bij de strafoplegging rekening te houden met de 100 dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan twee weken in beperkingen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] . In Snapchat groepen heeft verdachte met de opdrachtgever en de medeverdachten gesproken over de moord op [slachtoffer] , is hen concrete informatie over [slachtoffer] verstrekt en verdachte is samen met een medeverdachte naar de woning van [slachtoffer] gegaan om de boel te verkennen.
Een ander opzettelijk van het leven beroven, is een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Als het delict voltooid wordt, zijn de gevolgen ervan onomkeerbaar, maar ook als het blijft bij voorbereidingshandelingen, zoals in dit geval, zijn de gevolgen voor het slachtoffer en zijn naasten groot. Daarnaast leiden dergelijke delicten tot grote beroering en gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.
Dit feit heeft een diepe impact gehad op het leven van [slachtoffer] , zoals ook is gebleken uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Hij leeft nog elke dag in angst, slaapt slecht en heeft moeten onderduiken en zijn vertrouwde woonomgeving moeten verlaten, omdat lang onduidelijk is geweest of de moordopdracht nog zou worden uitgevoerd. Daardoor heeft hij ook zijn moeder, voor wie hij op dat moment zorgde, en zijn minderjarige dochter lange tijd niet kunnen zien.
Verdachte heeft op geen enkel moment stilgestaan bij al deze gevolgen. Hij heeft enkel gedacht aan hoe hij zo snel mogelijk geld zou kunnen verdienen. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 september 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit, maar wel voor een vermogensdelict.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport van de Raad over verdachte van 20 januari 2025. De Raad heeft enige zorgen over de gezinssituatie van verdachte. Hij verblijft samen met zijn moeder en zusje bij het AZC. De ouders van verdachte zijn gescheiden. De vader woont in Nederland en heeft wel een verblijfsvergunning gekregen, maar verdachte, zijn moeder en zusje niet. Momenteel is niet duidelijk wat het perspectief van verdachte, moeder en zusje gaat zijn en deze onduidelijkheid geeft zorgen en stress, hetgeen van invloed is op de gemoedstoestand van de gezinsleden.
Ten aanzien van de vaardigheden van verdachte wordt gezien dat hij vatbaar is voor negatieve beïnvloeding en hij nog onvoldoende in staat is om zijn eigen keuzes te maken. De Raad is van mening dat verdachte zijn vaardigheden op dit vlak dient te vergroten, zodat hij in toekomstige soortgelijke situaties tot andere keuzes kan komen. De Raad acht een voorwaardelijke jeugddetentie passend bij de ernst van het delict. Hiernaast adviseert de Raad de leerstraf Tools4U regulier op te leggen ter vergroting van zijn vaardigheden, eventueel aan te vullen met een werkstraf. Ook adviseert de Raad continuering van de jeugdreclassering om verdachte te ondersteunen, zijn ontwikkeling te volgen en te begrenzen waar nodig. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie adviseert de Raad de volgende bijzondere voorwaarden te koppelen: dat verdachte inzicht geeft in zijn omgang met vrienden/leeftijdsgenoten, inzicht geeft in zijn vrijetijdsbesteding en zich houdt aan specifieke regels die de jeugdreclassering stelt aan het gebruik van zijn mobiele telefoon/social media.
Ter terechtzitting heeft de Raad het strafadvies toegelicht en uitgebreid. De Raad adviseert de leerstraf Tools4U verlengd op te leggen eventueel aangevuld met een werkstraf. Daarnaast adviseert de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Gedurende de proeftijd dient de begeleiding en het toezicht door de jeugdreclassering gecontinueerd te worden en de weerbaarheid van verdachte vergroot te worden, mogelijk door de inzet van hulpverlening door Fivoor. De begeleiding en de hulpverlening is ervoor bedoeld dat verdachte leert omgaan met situaties die risico’s meebrengen.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting een toelichting gegeven op het verloop van het schorsingstoezicht. De jeugdreclassering heeft wekelijks contact met verdachte, hij staat open voor samenwerking en volgt adviezen goed op. Sinds enkele weken heeft verdachte meer vrijheden gekregen. Zo mag hij na school twee uur iets gaan doen. Onlangs is hij met vrienden iets gaan doen en heeft de jeugdreclassering vooraf met verdachte besproken wat hij kan doen als zijn vrienden iets willen gaan doen dat hij niet wil. Dit gesprek gaat verdachte aan en hij denkt ook mee. Verdachte heeft ook aangegeven richting de jeugdreclassering dat hij stress ervaart en samen hebben zij besproken hoe hij dit kan oplossen. Het is goed als verdachte getraind wordt in het omgaan met situaties die risico’s meebrengen. Verdachte wil alles goed doen en goed blijven doen, maar het kan hem ook teveel worden.
De straf
De rechtbank komt tot het oordeel dat het feit zoals door verdachte gepleegd een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigt. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen de ernst van het feit de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij neemt die dan ook over en legt aan verdachte op een jeugddetentie van 250 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast legt zij aan verdachte op een leerstraf, te weten Tools4U verlengd van 30 uren.
De voorwaardelijke jeugddetentie dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen, wetende wat hem dan boven het hoofd hangt. Aan de proeftijd worden de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld, te weten dat verdachte inzicht geeft in zijn omgang met vrienden/leeftijdsgenoten, inzicht geeft in zijn vrijetijdsbesteding, zich houdt aan specifieke regels die de jeugdreclassering stelt aan het gebruik van zijn mobiele telefoon/social media en meewerkt aan hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht, ook als dat de inzet van hulpverlening door Fivoor inhoudt.
Aan de GI wordt de opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en om verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 46, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van voorbereiding van moord;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 250 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte inzicht geeft in zijn omgang met vrienden/leeftijdsgenoten;
* dat verdachte inzicht geeft in zijn vrijetijdsbesteding;
* dat verdachte zich houdt aan specifieke regels die de jeugdreclassering stelt aan het gebruik van zijn mobiele telefoon/social media;
* dat verdachte meewerkt aan andere hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht, mogelijk ook de inzet van hulpverlening door Fivoor;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een leerstraf, te weten Tools4U verlengd van 30 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
15 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Tempel, voorzitter, mr. R. de Jong en mr. F.L. Donders, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van I.H.E. van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 februari 2025.
Mr. Donders is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.