ECLI:NL:RBZWB:2025:9085

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
02-219657-25 + 02-060688-23 (tul) + 02-335392-22 (tul) + 02-344358-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en vernieling van schuttingen met vrijspraak voor poging tot woninginbraak

Op 23 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woninginbraak en vernieling van schuttingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, voor zijn rol in de nachtelijke inbraak op 20 juli 2025 in een woning te Bergen op Zoom. De verdachte werd samen met twee medeverdachten beschuldigd van het stelen van contant geld, een zilveren ketting en een sleutelbos, en het vernielen van schuttingen van buren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal en de vernieling, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot woninginbraak in een naastgelegen woning, omdat niet kon worden vastgesteld wie het slot had geforceerd. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en de impact van de inbraak op de slachtoffers, en besloot geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen, gezien de eerdere voorwaardelijke straffen die niet hadden geleid tot gedragsverandering. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werden toegewezen, wat betekent dat de verdachte ook deze straffen moet ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-219657-25 + 02-060688-23 (tul) + 02-335392-22 (tul) + 02-344358-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
ingeschreven op het [adres]
thans gedetineerd in P.I. [locatie]
raadsman mr. J. van Rooijen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 december 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen in één nacht schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak, een poging daartoe en een vernieling van schuttingen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen nu uit de verklaringen van [benadeelde] en haar vader, tegen wie zij haar waarnemingen van de camerabeelden heeft verteld, blijkt dat alle drie de verdachten op de camerabeelden in de woning te zien waren. Daarnaast heeft de politie beschreven dat de kleding die bij de drie personen op de diverse camerabeelden is gezien, overeenkomt met de kleding van de drie verdachten die zijn aangehouden. Daarbij komt dat bij [medeverdachte 1] een hoeveelheid contant geld is aangetroffen die overeenkomt met het weggenomen geldbedrag. Ook feit 2 acht hij wettig en overtuigend bewezen nu het de naastgelegen woning van feit 1 betreft en het slot op dezelfde wijze is geforceerd. Bovendien heeft de politiehond het geurspoor van de verdachten gevolgd vanaf [straat 1] [huisnummer 1] via [huisnummer 2] naar de tuin van [huisnummer 3] waar verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] in de tuin zijn aangehouden. Van feit 3 vordert de officier van justitie vrijspraak, omdat niet kan worden vastgesteld door wie de schuttingen zijn vernield en of dit al dan niet met opzet is gebeurd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak. Voor feit 1 voert hij aan dat er op de screenshots van de camerabeelden in de woning slechts twee personen te zien zijn waarvan niet kan worden vastgesteld dat een van die personen verdachte betrof. Verder bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt dat verdachte medepleger van dit feit zou zijn geweest. Voor feit 2 en 3 voert de verdediging aan dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen wie deze feiten zou hebben gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op 20 juli 2025 om 03.17 uur kreeg [benadeelde] tijdens haar vakantie een melding op haar telefoon van de camera in haar woning aan [straat 1] [huisnummer 1] te [plaats] , dat er beweging werd gesignaleerd. Op de camerabeelden zag zij dat er meerdere onbekende personen in haar woning waren, waarop zij om 03.26 uur de politie heeft gebeld. Omstreeks 03:30 uur is de politie ter plaatse gekomen en heeft om 03:40 uur op de aan [straat 1] aangrenzende [straat 2] [medeverdachte 1] aangehouden. Om 04:00 uur zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] in de tuin van [straat 1] [huisnummer 3] aangehouden. Bij thuiskomst heeft [benadeelde] ontdekt dat zij tussen de 350 tot 400 euro aan contant geld, een zilveren ketting en een sleutelbos mistte.
Hoeveel personen zijn er in de woning geweest?
Allereerst zal de rechtbank vaststellen hoeveel personen er in de woning van [benadeelde] zijn geweest. [benadeelde] heeft verklaard dat zij op de camerabeelden zag dat er meerdere personen in haar woning bezig waren bij haar bureau en in de keuken en dat uiteindelijk te zien was dat drie personen de woning verlieten. Uit de verklaring van haar vader blijkt dat zij tegen hem heeft verteld dat er drie mannen in haar woning waren waarvan twee mannen beneden in de woning bezig waren en de andere de hele tijd boven in de woning was. Op grond hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat er drie mannen in de woning zijn geweest en dat zij zich in de woning hebben verdeeld om deze te doorzoeken. Dat op de door [benadeelde] ter beschikking gestelde screenshots van de camerabeelden slechts twee personen zijn te zien, doet daaraan niet af.
Zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de inbrekers?
De rechtbank is van oordeel dat het [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn geweest die in de woning aan [straat 1] [huisnummer 1] hebben ingebroken. Zij zijn namelijk alle drie kort na de melding van de inbraak in de directe nabijheid van [straat 1] [huisnummer 1] aangehouden. Zoals hiervoor al overwogen bevonden [verdachte] en [medeverdachte 2] zich tijdens hun aanhouding binnen de afgezette omgeving in de tuin van [straat 1] [huisnummer 3] . [medeverdachte 1] werd uit het niets gezien op de [straat 2] , terwijl deze weg was afgezet waardoor het niet anders kan dan dat hij uit het afgezette gebied kwam. De verdachten passen qua uiterlijk in de door [benadeelde] opgegeven signalementen, namelijk twee kleinere mannen en een wat langere man waarvan één man een fors postuur had. Ook droegen zij alle drie donkere kleding, die volgens de politie niet alleen kenmerkende overeenkomsten vertoonde met de waargenomen kleding van de personen op de camerabeelden van [straat 1] [huisnummer 1] maar ook met de personen op de camerabeelden van [straat 1] [huisnummer 4] , welke camera was gericht op de straat. Op laatstgenoemde beelden was verder nog te zien dat een van de personen een zwarte rugzak met een groot wit logo op zijn rug heeft. In de tuin van [huisnummer 3] is een zwarte rugzak met een wit logo aangetroffen, waar ook verdachten [verdachte] met zwarte gezichtsbedekking en [medeverdachte 2] in het tuinhuis zijn aangetroffen. In het tuinhuis van [huisnummer 3] zijn bovendien handschoenen en een bivakmuts aangetroffen.
Op grond van de camerabeelden van [straat 1] [huisnummer 4] stelt de rechtbank ook vast dat deze drie verdachten gezamenlijk in deze samenstelling met een Audi naar [plaats] zijn gekomen met het doel om de inbraak te gaan plegen. Op de beelden is namelijk te zien dat dat rond 02.39 uur een donkere auto [straat 1] te [plaats] in reed die vervolgens opvallend langzaam afsloeg richting [straat 3] . Dit is de straat waar de politie later een Audi heeft aangetroffen waarvan [medeverdachte 2] tijdens zijn aanhouding de sleutel onder zich had en waarin drie telefoons en inbrekerswerktuigen zijn aangetroffen. Om 02.41 uur, ongeveer een half uur voor de melding van de inbraak, is te zien dat er drie manspersonen vanuit [straat 3] [straat 1] in liepen. Dat er sprake zou zijn geweest van nog meer of andere daders is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gebleken.
Op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien kan het naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat het deze drie verdachten waren die tezamen en in vereniging dit feit hebben gepleegd.
Feit 2
Op 20 juli 2025 heeft [naam 1] , wonende aan [straat 1] [huisnummer 2] te [plaats] , van haar buren vernomen dat er in hun woning was ingebroken. Hierop heeft [naam 1] om 03.45 uur haar vader [naam 2] gebeld om bij haar woning te gaan kijken aangezien zij ook op vakantie was. Daar aangekomen werd met de politie die reeds ter plaatse was, geconstateerd dat het slot van de voordeur was geforceerd. Verdachte wordt er samen met de medeverdachten van verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan een poging woninginbraak. De rechtbank kan op grond van het dossier echter niet vaststellen of het slot op 20 juli 2025 is geforceerd en of dat door deze verdachten is geforceerd. Temeer nu het forceren van het slot een veel voorkomende inbrekershandeling betreft. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 3
Na de inbraak op 20 juli 2025 aan [straat 1] [huisnummer 1] is er door [naam 3] en [naam 4] geconstateerd dat er schade was aan de schutting tussen nummers [huisnummer 2] en [huisnummer 5] en de schutting tussen nummers [huisnummer 5] en [huisnummer 6] , waarvan zij beiden aangifte hebben gedaan. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit samen met [medeverdachte 2] heeft gepleegd. De politie is namelijk enkele minuten na de melding van de inbraak op [huisnummer 1] ter plaatse gekomen en heeft direct de omgeving afgezet. [benadeelde] heeft verklaard dat de drie personen de woning hebben verlaten via de tuindeur. De politie hoorde hard krakend geluid uit de achtertuinen komen, wat werd herkend als brekend hout. Op zoek naar de verdachten is er met een politiehond gezocht in de tuinen van [straat 1] vanaf [huisnummer 7] richting [huisnummer 8] . Vanaf [huisnummer 1] werd door de politiehond een geurspoor opgepikt dat over de schutting tussen [huisnummer 1] en [huisnummer 2] ging waaruit bleek dat de verdachten hier overheen zijn gegaan. In de tuin van [huisnummer 2] werd gezien dat de houten schutting kapot was. Het geurspoor liep door de kapotte schutting naar [huisnummer 5] waaruit bleek dat de verdachten door de kapotte schutting waren gegaan. Het geurspoor liep vervolgens van [huisnummer 6] en eindigde in de met een hekwerk afgesloten tuin van [huisnummer 3] . In het tuinhuis werden verdachte en [medeverdachte 2] aangetroffen. De rechtbank acht verdachte samen met zijn [medeverdachte 2] dan ook schuldig aan het vernielen van de schuttingen tussen nummers [huisnummer 2] en [huisnummer 5] en nummers [huisnummer 5] en [huisnummer 6] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
op 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met anderen, in een woning en op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [straat 1] [huisnummer 1] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, contant geld en een zilveren ketting en een sleutelbos, die geheel of ten dele aan [benadeelde] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3
op 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere schuttingen, die geheel of ten dele aan [naam 4] en/of [naam 1] , toebehoorden heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 300 dagen met aftrek van voorarrest. Hij baseert zijn eis op de richtlijnen en ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken nu er sprake is van recidive en het taakstrafverbod van toepassing is. De officier van justitie ziet ook geen aanleiding voor een voorwaardelijk deel aangezien de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht het recidiverisico te beperken of een gedragsverandering teweeg te brengen. Bovendien liep verdachte in drie proeftijden van voorwaardelijke straffen die hem er niet van hebben weerhouden om deze feiten te plegen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Wanneer de gevoerde bewijsverweren niet worden gevolgd, bepleit de verdediging aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van één jaar met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering in haar laatste rapport zijn geformuleerd. Volgens de verdediging sluit de eis niet aan bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Daarbij komt dat verdachte wil werken aan zijn instabiele leefgebieden en samen met zijn zussen openstaat voor hulpverlening van de reclassering. Hiervoor wordt verwezen naar de reclasseringsrapporten waaruit blijkt dat de reclassering verdachte van meet af aan wilde schorsen en de brieven van de twee zussen van verdachte waaruit blijkt dat zij bereid zijn om verdachte op te vangen en bij te staan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte is samen met de twee medeverdachten in de nacht van 19 op 20 juli 2025 op roverspad gegaan. Met een gehuurde auto, inbrekerswerktuigen en gekleed in donkere kleding zijn zij naar [plaats] gegaan en hebben hier ingebroken in een woning waarvan de bewoners op dat moment op vakantie waren. Verdachte en de mededaders hebben de gehele woning doorzocht en overhoop gehaald en uiteindelijk een aantal goederen, waaronder een contant geld bedrag uit een spaarpot van een van de kinderen, buit gemaakt. Om te kunnen vluchten heeft verdachte samen met één van de mededaders twee schuttingen van naastgelegen woningen vernield.
Dit zijn buitengewoon ernstige en nare feiten waarvan met name de woninginbraak een grote impact heeft op de bewoners van de woning. Hiermee wordt voor de bewoners namelijk niet alleen overlast en financiële schade veroorzaakt, maar het zorgt ook gevoelens van angst, onveiligheid en onrust. Een eigen woning staat namelijk voor veiligheid en privacy. Het moet voor [benadeelde] erg onaangenaam zijn geweest om vanaf haar vakantieadres te zien dat vreemden tegen haar wil en de wil van de medebewoners in hun woning stonden en al hun persoonlijke spullen doorzochten. Temeer nu zij dachten hun woning tijdens hun vakantie veilig achter te kunnen laten en hun eigendom zou worden gerespecteerd. Hierdoor is hun vakantie ook nog eens verstoord. Daarnaast hebben dergelijke feiten ook een grote impact op de directe omgeving van de bewoners omdat hierdoor algemene gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust worden veroorzaakt. Verdachte heeft bij al deze gevolgen niet stilgestaan en alleen maar oog gehad voor zijn eigen gewin.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte bij de strafoplegging rekening met de proceshouding van verdachte door geen enkele verklaring te geven voor zijn in het donker geklede aanwezigheid in een van de tuinen in de directe nabijheid van de betreffende woning waar kort daarvoor de inbraak plaatsvond.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 oktober 2025 van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook liep verdachte in drie proeftijden van voorwaardelijk opgelegde straffen. De rechtbank houdt hiermee in strafverzwarende zin rekening.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 13 november 2025 dat over verdachte is opgesteld. Hierin komt onder meer naar voren dat er sprake is van een patroon in vermogensdelicten waarbij het opvallend is dat de delicten in vereniging en met familieleden worden gepleegd. Er zijn risicoverhogende factoren op meerdere leefgebieden zoals werk en inkomen en familie met een justitiële geschiedenis. Verdachte kent een langdurige geschiedenis van reclasseringscontacten waarin hij van 2021 tot 2024 onder toezicht stond, zowel bij de jeugdreclassering als de volwassen reclassering. Hij kwam meldplicht- en begeleidingsafspraken onvoldoende na en bleek niet ontvankelijk te zijn voor enige vorm van sturing vanuit de ingezette bijzondere voorwaarden waardoor gedragsverandering uitbleef. Ook onttrok hij zich aan een vrijwillige klinische plaatsing en vond en vindt hij nog steeds dat hij geen behandeling nodig heeft. Vanaf juni 2024 kwam verdachte weliswaar wel afspraken na, maar liet hij wel een sociaal wenselijke en zelfbepalende houding zien. Verdachte heeft geen hulpvragen anders dan hulp bij huisvesting. Gezien het eerdere reclasseringsverloop en de houding van verdachte heeft de reclassering niet de indruk dat een nieuw reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden zal bijdragen aan gedragsverandering. Geadviseerd wordt dan een ook een strafoplegging zonder bijzondere voorwaarden. Voor het geval er toch een voorwaardelijke sanctie wordt opgelegd heeft de reclassering een aantal bijzondere voorwaarden geformuleerd.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten, waarbij de nadruk ligt op de woninginbraak, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Zij kent bij de strafoplegging veel gewicht toe aan de proceshouding van verdachte zoals hiervoor beschreven en het feit dat verdachte ondanks zijn jonge leeftijd al meerdere keren is veroordeeld voor woninginbraken en in drie proeftijden van voorwaardelijke straffen liep ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. Dat alles heeft kennelijk geen enkele indruk op verdachte gemaakt, althans heeft hem er niet van weerhouden dergelijke feiten te plegen. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. Gelet op de vele eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, het verloop van de eerdere reclasseringstoezichten en de zelfbepalende houding van verdachte, die ook op de terechtzitting zichtbaar was, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straffen van 96 dagen gevangenisstraf (vonnis van 27 januari 2025), 30 uur taakstraf (vonnis van 17 augustus 2023) en 60 uur werkstraf (vonnis van 15 december 2022), ten uitvoer zullen worden gelegd. Ter terechtzitting is de officier van justitie bij deze vorderingen gebleven.
De verdediging heeft geen opmerkingen over de vorderingen tot tenuitvoerlegging die zien op de 60 werkstraf en 30 uur taakstraf. Dat is anders voor wat betreft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd bij vonnis van 27 januari 2025. Daarvan bepleit de verdediging primair afwijzing, subsidiair verlenging van de proeftijd en meer subsidiair een gedeeltelijke tenuitvoerlegging met omzetting daarvan naar een taakstraf zodat de overige dagen als stok achter de deur blijven staan. De verdediging wijst erop dat verdachte van de rechtbank Oost-Brabant bij beslissing van 28 oktober 2025 ook de kans heeft gekregen om een opgelegde taakstraf alsnog te verrichten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in drie proeftijden van voorwaardelijk opgelegde straffen liep. Met de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft hij zich voor elk van deze voorwaardelijk opgelegde straf voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. Daarmee heeft hij telkens de daaraan verbonden algemene voorwaarde overtreden. Naar aanleiding hiervan kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte geen enkele boodschap heeft aan voorwaardelijk opgelegde straffen en dat hij zich hierdoor niet laat weerhouden om nieuwe strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet daarom geen enkele aanleiding om in het verweer van de raadsman mee te gaan. Verdachte was met de voorwaardelijke straffen een tot drie keer toe gewaarschuwd mens en zal nu de consequenties van het niet in acht nemen van deze waarschuwing moeten dragen. Alle drie de vorderingen tot tenuitvoerlegging zullen daarom worden toegewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Diefstal door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3:Medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van acht maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- gelast dat;
* de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 27 januari 2025 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-060688-23, te weten een gevangenisstraf van 96 dagen;
* de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 17 augustus 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-335392-22, te weten een taakstraf van 30 uur;
* de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 15 december 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-344358-21, te weten een werkstraf van 60 uur;
ten uitvoer zal worden gelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. P.E. van Althuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 december 2025.
Bijlage I
De gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [straat 1] [huisnummer 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), contant geld (400 euro) en/of een zilveren ketting en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [straat 1] [huisnummer 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), contant geld (400 euro) en/of een zilveren ketting en/of een sleutelbos,
althans een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met een (scherp en/of puntig) voorwerp heeft getracht een slot van een voordeur te forceren en/of te verbreken en/of te verwijderen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [straat 1] [huisnummer 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten
weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met een (scherp en/of puntig) voorwerp heeft getracht een slot van een voordeur te forceren en/of te verbreken en/of te verwijderen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 20 juli 2025 te [plaats] , gemeente Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere schutting(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 4] en/of [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )