ECLI:NL:RBZWB:2025:9064

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
25/2703
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek studievoucher door DUO

Op 17 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van DUO van 8 februari 2025, waarin zijn verzoek om een studievoucher werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld, waarbij eiser aanwezig was en DUO vertegenwoordigd werd door mr. H. Bouhuys. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg. De rechtbank heeft toegelicht dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 12.15 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF), die vereisen dat iemand in één van de vier studiejaren vanaf 1 september 2015 studiefinanciering heeft ontvangen voor een bacheloropleiding in het hoger onderwijs. Eiser had van 2018 tot 2022 een hbo-studie afgerond, maar had pas in 2021 studiefinanciering aangevraagd en ontvangen in de vorm van een reisproduct. Hierdoor kwam hij niet in aanmerking voor de studievoucher.

Eiser voerde aan dat het oneerlijk was dat hij geen studievoucher of tegemoetkoming had gekregen en dat er niet naar individuele gevallen was gekeken. De rechtbank overwoog dat de wetgever bewust had gekozen voor deze afbakening van de doelgroep in de WSF. Eiser betwistte ook dat hij voldoende was geïnformeerd door DUO over de voorwaarden voor de studievoucher. De rechtbank concludeerde dat de informatie over de studievoucher in 2018 op de website van DUO beschikbaar was en dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om zich hierover te informeren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekende dat eiser geen griffierecht terugkreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2703
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Inleiding

1.1
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van DUO van 8 februari 2025, over het afwijzen van een verzoek om een tegemoetkoming in de vorm van een studievoucher.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2025 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig. DUO heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Bouhuys.
1.3
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank heeft uitgelegd hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser formeel niet voldoet aan de eis uit artikel 12.15 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF), dat iemand in één van de vier studiejaren vanaf 1 september 2015 studiefinanciering heeft ontvangen voor het volgen van een bacheloropleiding in het hoger onderwijs. Van 2018 tot 2022 heeft eiser een hbo-studie met goed gevolg afgerond. Voor het hoger onderwijs heeft eiser voor het eerst in 2021 studiefinanciering aangevraagd en ontvangen in de vorm van een reisproduct. Volgens de wet komt eiser dus niet in aanmerking voor een studievoucher. Sinds 1 september 2023 is de nieuwe regeling van toepassing, waarin de studievoucher is komen te vervallen en is omgezet in een tegemoetkoming. De eis dat in de vier studiejaren vanaf 1 september 2015 studiefinanciering moest zijn ontvangen, gold ook al in 2015. Eiser heeft aangevoerd dat hij het oneerlijk vindt dat hij geen studievoucher/tegemoetkoming heeft gekregen en dat niet is gekeken naar individuele gevallen. Volgens eiser is niet gekeken of andere studenten die wel een studievoucher hebben ontvangen het reisproduct wel gebruikt hebben en zijn er studenten die de studie hebben onderbroken. Eiser heeft gewezen op twee medestudenten die de studievoucher wel ontvingen, enkel omdat zij wel een reisproduct kregen. De rechtbank heeft overwogen dat het een bewuste keuze van de wetgever is geweest om de doelgroep in de WSF op deze manier af te bakenen, zoals ter zitting besproken. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij onvoldoende is geïnformeerd door DUO. Tussen partijen is in geschil of informatie over de studievoucher in 2018 op de website stond of niet. DUO heeft printscreens overgelegd en op zitting heeft DUO in het archief van de website van DUO laten zien aan eiser waar de informatie gevonden kon worden. De rechtbank ziet daarom geen reden om te twijfelen dat die informatie in 2018 op de website van DUO heeft gestaan en dat daaruit bleek wat de voorwaarden waren om in aanmerking te kunnen komen voor een studievoucher. Los daarvan heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het uitgangspunt is dat een studerende zichzelf informeert of laat informeren. Het komt voor eigen risico van eiser dat hij van de regeling niet op de hoogte was.

Conclusie en gevolgen

3.1
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
3.2
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2025 door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.