ECLI:NL:RBZWB:2025:9027

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
16-051862-25; 02-298151-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor het teweegbrengen van een ontploffing bij drie verschillende woningen met gemeen gevaar voor goederen.

Op 18 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die betrokken was bij het teweegbrengen van ontploffingen bij drie woningen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, geboren in 2007, verminderd toerekeningsvatbaar was. De feiten vonden plaats op 31 januari 2025 en 10 september 2024, waarbij in twee gevallen levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners te duchten was. De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 300 dagen, met bijzondere voorwaarden en jeugdreclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger kon worden aangemerkt, gezien zijn actieve rol in het aansteken van explosieven en het geven van instructies aan medeverdachten. De rechtbank legde ook een werkstraf op en kende schadevergoedingen toe aan benadeelde partijen, die psychische gevolgen ondervonden van de ontploffingen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van begeleiding en behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummers: 16-051862-25; 02-298151-24 (gev. ttz)
Vonnis (vul parketnummer in)van de meervoudige kamer van 18 december 2025
in de strafzaak tegen de (ten tijde van de feiten) minderjarige:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedag 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1] , [plaats 1] ,
raadsvrouw mr. S. van de Voorde, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting met gesloten deuren van 4 december 2025, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
16-051862-25 op 31 januari 2025 samen met anderen
een ontploffing teweeg heeft gebracht met vuurwerk en/of een brandbare vloeistof bij een woning in [plaats 2] met gevaar voor goederen, of dat hij daar medeplichtig aan is geweest en
een ontploffing teweeg heeft gebracht met vuurwerk en/of een brandbare vloeistof bij een woning in [plaats 3] met levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en gevaar voor goederen, of dat hij daar medeplichtig aan is geweest;
02-298151-24 op 10 september 2024 samen met anderen
een ontploffing teweeg heeft gebracht met een Cobra 8 bij een woning in [plaats 4] met levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en gevaar voor goederen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
16-051862-25
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rol van verdachte kan bij beide feiten als die van medepleger worden gekwalificeerd. Bij beide feiten was sprake van gemeen gevaar voor goederen. Bij feit 2 was daarnaast sprake van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
02-298151-24
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd. Het medeplegen kan bewezen worden, omdat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de opdrachtgever. Er was sprake van gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Niet bewezen kan worden dat ook sprake was van levensgevaar. Verdachte dient van dat onderdeel partieel te worden vrijgesproken.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
16-051862-25
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de primair ten laste gelegde feiten en verzoekt verdachte daarvan vrij te spreken. Het medeplegen kan niet worden bewezen, omdat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten en de rol van verdachte van onvoldoende gewicht was. Verdachte was slechts een tussenpersoon en in dat kader slechts medeplichtig aan de feiten. Er wordt geen verweer gevoerd ten aanzien van het ontstane gevaar bij beide feiten.
02-298151-24
De verdediging verzoekt verdachte partieel vrij te spreken van het medeplegen van het feit. Er was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met de opdrachtgever. Er wordt geen verweer gevoerd ten aanzien van het ontstane gevaar bij het feit.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
16-051862-25
Feit 1 en 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er in de nacht en ochtend van 31 januari 2025 twee explosies hebben plaatsgevonden bij een woning in [plaats 2] (feit 1) en bij een woning in [plaats 3] (feit 2). Bij beide gevallen is gebruik gemaakt van een combinatie van zwaar explosief vuurwerk met benzine, een zogenaamde Vuurwerk Brandstof Combinatie. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn verantwoordelijk voor het plaatsen en het aansteken van het explosief bij beide woningen en het filmen van de ontploffingen.
Verdachte is niet degene geweest die bij beide woningen de ontploffing teweeg heeft gebracht, maar is daarbij wel betrokken geweest.
Medeplegen?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de rol van verdachte bij beide feiten kan worden gezien als die van medepleger, zoals primair ten laste is gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft benaderd om de explosies teweeg te brengen, nadat hij eerst zelf benaderd is door een ander (‘ [alias 1] ’). Hij heeft contact met beide medeverdachten opgenomen, en onder andere via een account met als naam ‘ [alias 2] ’ voorafgaand en rondom de uitvoering van ontploffing telefonisch en via berichten telkens contact onderhouden met zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] . Hij heeft de adresgegevens van de woningen waarbij de explosieven geplaatst moest worden doorgegeven en heeft gedurende de nacht en ochtend voortdurend concrete instructies gegeven over wat er moest gebeuren en hoe dat gedaan moest worden. Uit het berichtenverkeer tussen verdachte enerzijds en de medeverdachten anderzijds volgt dat hij bijvoorbeeld de volgende berichten naar [medeverdachte 2] heeft verstuurd: “Probeer aansteker te vinder man”, “Zorg dat je direct weg kan rijden”, “ Zeg tegen die andere film goed”, “Moet nu gebeuren bradda”, ‘ Zorg dat jullie niet gepakt worden a boys”, “En rij direct”, “Jij moet in die waggie blijven”, “Nu nu nu gaan a bradda”, “Nu gaan!!!!”, “Hij gaat die ding doen” en “Jij moet einde van de straat staan” en naar [medeverdachte 1] de volgende berichten heeft verstuurd: “Tegen die voordeur aan”, “Welke boy gaat filmen”, “Wollah broer moet voor half 7 gedaan worden”, “Stuur is goeie video”, “Bel me als je er bent en geparkeerd”, “Check in de buurt of je iemand ziet af wat dan ook”, “Plankgas naar daar”, “Bel mij als jullie zijn aangekomen”, “Nu gassen naar die andere!!!” en “Fix die video bradda”. Hieruit volgt dat verdachte tot in detail instructies heeft gegeven en zijn rol dus verder strekte dan tot die van slechts een tussenpersoon. Zijn rol was cruciaal, doordat hij de personen heeft geronseld die de daadwerkelijke uitvoering voor hun rekening moesten nemen en hen voortdurend van concrete instructies heeft voorzien.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bij beide feiten bewezen.
Levensgevaar / gevaar voor zwaar lichamelijk letsel / gemeen gevaar voor goederen
Op basis van de achtergebleven resten, de verklaringen van de medeverdachten en het onderzoek van het NFI van kan worden vastgesteld dat er in beide gevallen gebruik is gemaakt van zwaar explosief vuurwerk, namelijk een Cobra 6, in combinatie met benzine. Dit betreft een zogenaamde Vuurwerk Brandstof Combinatie.
Op grond van het bewijsmiddelenoverzicht staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat er door het ontsteken van de Vuurwerk Brandstof Combinatie (hierna: VBC) bij de voordeur van de woningen in zowel [plaats 2] (feit 1) als [plaats 3] (feit 2) gemeen gevaar voor goederen is ontstaan nu zich dit ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
Om (in het geval van feit 2) in rechte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of dit gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank was dit het geval.
De VBC is aangestoken bij de voordeur van de woning aan [adres 2] te [plaats 3] . Uit de vakbijlage “Informatieblad Vuurwerk Brandstof Combinaties” blijkt dat hierbij gevaren optreden die direct samenhangen met het vuurwerk zelf, zoals gevaar voor gehoorbeschadiging en gevaar voor letsel door scherfwerking door het vuurwerk zelf of door objecten die door het vuurwerk (en/of een door het vuurwerk ontstane drukgolf) worden rondgeslingerd. Daarnaast is er sprake van gevaar dat samenhangt met de brandstof. Er kan zich binnen een korte tijd binnen een straal van enkele meters brandend materiaal verspreiden in het geval van een brandbare vloeistof, met gevaar voor letsel. Uit een screenshot van een filmpje van de explosie volgt dat er na de explosie vlammen te zien waren die tot boven de woning reikten. Na de explosie stonden de voordeur en brievenbus in brand en waren er vlammen te zien. Er zat een gat in de voordeur ter hoogte van de deurklink en bovenaan de voordeur. Er werd veel brandschade aangetroffen. Gelet op het schadebeeld en de verklaringen is er kort naar het afgaan van het explosief een steekvlam ontstaan waarbij de gehele deur tot aan de deurluifel is aangetast. Daarbij is er een brand ontstaan in de woning vlak achter de voordeur nabij de sluitnaad waarbij de vloermat is gesmolten. Als gevolg van het afgaan van de VBC had zich een woningbrand kunnen voltrekken. De ontstane brand is door de bewoner en door omwonenden geblust. Tijdens de brand bevond de bewoner zich in de woning. Hij lag op dat moment in bed. De ontploffing vond plaats op een tijdstip dat voorzienbaar is dat personen in de woning aanwezig waren en dit was ook daadwerkelijk het geval.
Enkel de veroorzaakte brand in de woning levert naar algemene ervaringsregels al levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel op. Dit gevaar moet dus voorzienbaar moet zijn geweest.
02-298151-24
Verdachte heeft bekend dat hij het feit onder parketnummer 02-298151-24 heeft gepleegd. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij op de dag dat het feit is gepleegd, werd benaderd door jongens die hij kende van gezicht om een Cobra voor de deur bij een woning te leggen. Verdachte heeft daarmee ingestemd. Hij zou daar 1000 euro voor krijgen. Hij heeft twee aan elkaar getapete cobra’s gekregen van degene door wie hij benaderd is. Verdachte heeft in eerste instantie in het tunneltje vlakbij de woning van aangever gewacht tot het licht uitging in de woning. Hij kreeg via de telefoon de instructie dat hij toch moest gaan, ondanks dat het licht nog niet uit was. Hij is naar de woning toe gegaan en heeft de cobra’s bij de voordeur van aangever aangestoken. Hij hoorde vervolgens een enorme klap.
Medeplegen?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd. Zoals hiervoor is overwogen, moet dan vast komen te staan dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Hoewel de verklaring van verdachte aanknopingspunten biedt voor de samenwerking met een ander, namelijk degene van wie hij de opdracht kreeg, bevat het dossier onvoldoende overig bewijs dat die verklaring ondersteunt. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Levensgevaar / gevaar voor zwaar lichamelijk letsel / gemeen gevaar voor goederen
Op basis van de achtergebleven resten kan worden vastgesteld dat er een minimaal één Cobra 8 is gebruikt.
Op grond van het bewijsmiddelenoverzicht staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat er door het ontsteken van Cobra 8 bij de voordeur van de woning van aangever gemeen gevaar voor goederen is ontstaan nu zich dit ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
Om in rechte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of dit gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank bestond was dit het geval voor wat betreft het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
De Cobra 8 is aangestoken bij de voordeur van een woning waarin het licht beneden nog brandde, waar aangever beneden aanwezig was en waarin zich boven nog twee andere bewoners bevonden die lagen te slapen. Over een Cobra 8 is bekend dat dit een zwaar knalvuurwerk is dat een forse explosie teweegbrengt. Verder volgt uit de vakbijlage “Gevaarzetting Cobra 8 en vergelijkbare artikelen” dat er ernstig lichamelijk letsel kan ontstaan als een persoon zich op (korte) afstand van een exploderende Cobra 8 bevindt. De hitte die vrijkomt bij de explosie kan licht ontvlambare omgevingsmaterialen (bijvoorbeeld synthetische kleding) ontsteken en zo tot brand van omgevingsmaterialen en brandwonden leiden. De drukgolf geeft binnen een halve meter kans op longschade en kan tot op enkele meters afstand van de explosie tot permanente gehoorschade leiden. Ook kan door de drukgolf en de hitte van de explosie letsel optreden door de impact van schreven en brokstukken. Indien een Cobra 8 een object in de omgeving beschadigt (bijvoorbeeld een ruit), kunnen schreven en brokstukken van dit object het hoge snelheden weggeslingerd worden en lichamelijk letsel veroorzaken. Het is aannemelijk dat een persoon die zich in de directe nabijheid hiervan bevindt en hierdoor wordt geraakt, ernstig lichamelijk letsel kan oplopen. De hiervoor omschreven omstandigheden maken dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in ieder geval aangever op het moment van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. Gelet op het tijdstip waarop de ontploffing teweeg is gebracht, en het branden van de verlichting in het huis was voorzienbaar dat er bewoners thuis zouden zijn.
De rechtbank kan op grond van de inhoud van het dossier niet vaststellen dat er door de ontploffing ook levensgevaar voor anderen te duchten is geweest. Van dat onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16-051862-25
1
op 31 januari 2025, te [plaats 2] , gemeente Wijdemeren tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door zwaar vuurwerk en een brandbare vloeistof tot ontploffing te brengen nabij de woning aan [adres 3] te [plaats 2] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor de voornoemde woning en de in die woning aanwezige goederen en de naastgelegen woningen te duchten was;
2
op 31 januari 2025, te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door zwaar vuurwerk en een brandbare vloeistof tot ontploffing te brengen nabij de woning aan [adres 2] te [plaats 3] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor de voornoemde woning en de in die woning aanwezige goederen en de naastgelegen woningen en nabij geparkeerde voertuigen te duchten was en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner van voornoemde woning te duchten was;
02-298151-24
op 10 september 2024 te [plaats 4] opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door vuurwerk (Cobra 8) aan een voordeur van een woning (gelegen aan [adres 4] ) te bevestigen en dit vuurwerk aan te steken, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een voordeur en het kozijn van een voordeur, en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de (aldaar aanwezige) bewoners van de woning (gelegen aan [adres 4] )
te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden. Als aanvullende voorwaarde wordt verzocht een contactverbod met de medeverdachten op te leggen en een contact- en locatieverbod ten aanzien van de aangevers van alle feiten. De officier van justitie verzoekt om de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden. Bij zijn eis heeft de officier van justitie onder andere acht geslagen op de ernst van de feiten, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de omstandigheid dat de feiten verminderd aan verdachte zijn toe te rekenen. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 80 uur, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie als verdachte te werkstraf niet (goed) uitvoert. Een maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) acht de officier van justitie niet nodig.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan instemmen met een straf conform het advies van de Raad en ook met dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht. Verzocht wordt geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie dan de duur van het voorarrest op te leggen, omdat dit de positieve weg die verdachte is ingeslagen, doorkruist. Daarnaast is verdachte al lange tijd in zijn vrijheid beperkt geweest door de enkelband. Verzocht wordt geen maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen, omdat niet wordt voldaan aan de vereisten die de wet hiervoor stelt. Een contactverbod als bijzondere voorwaarde volstaat.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een drietal ontploffingen bij verschillende woningen, met veel schade en in twee gevallen ook gevaar voor personen tot gevolg. Dat er geen letsel is ontstaan is niet aan verdachte te danken, maar aan adequaat ingrijpen van de bewoners en omwonenden die de ontstane branden hebben geblust. Onbekend is gebleven wat de reden was om de bewoners op deze manier te intimideren. Verdachte heeft hier ook ter zitting geen inzicht in kunnen geven. Dit maakt dat de slachtoffers met onbeantwoorde vragen blijven zitten. Het veroorzaken van een ontploffing bij een woning veroorzaakt gevoelens van angst, onveiligheid en brengt onrust teweeg in de samenleving als geheel en bij de bewoners en omwonenden in het bijzonder. Dit terwijl de bewoners zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen in hun eigen woning. Uit de slachtofferverklaring van één van de slachtoffers volgt dat de ontploffing een flinke impact heeft gehad. Zij was de periode na het feit alert en bang en sliep slecht en heeft zich genoodzaakt gezien om daarvoor hulp te zoeken.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing in verband met een op 6 november 2025 opgelegde strafbeschikking voor een overtreding van een andersoortig feit. Dit heeft de strafoplegging niet beïnvloed.
De voorlopige hechtenis van verdachte in de zaak met parketnummer 02-298151-24 is geschorst met ingang van 27 september 2024 onder bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft de feiten onder parketnummer 16-051862-25 dus gepleegd terwijl hij in een schorsing liep. De voorlopige hechtenis in de zaak onder parketnummer 16-051862-25 is geschorst met ingang van 4 april 2025 onder bijzondere voorwaarden, waaronder huisarrest met een enkelband.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van [psycholoog] van 26 mei 2025. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis, een andere gespecificeerde trauma- en stressorgerelateerde stoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een ouder-kind relatieprobleem. Dit was ook het geval ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Daarbij was sprake van een doorwerking van de psychische stoornissen op de ten laste gelegde feiten. Op het moment van de ten laste gelegde feiten was zijn autonomie, normbesef en keuzevrijheid beperkt.
Geadviseerd wordt om de feiten verminderd aan hem toe te rekenen. Er is sprake van veel risicofactoren, met daar tegenover beschermende factoren die de kans op herhaling onvoldoende kunnen dempen. Het recidiverisico op toekomstig geweld wordt ingeschat als matig tot hoog. De motivatie van verdachte voor behandeling en het ombuigen van zijn gedrag en het pedagogische klimaat dat thuis, op school en bij het voetbal wordt aangeboden dienen te worden ingebed in een intensief begeleidingskader om het recidiverisico in te perken. Er lijkt sprake te zijn van oprechte motivatie tot gedragsverandering en verdachte staat open voor intensieve traumabehandeling. Verdachte is ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling en recidivepreventie aangewezen op gespecialiseerde behandeling, waarbij wordt gedacht aan psychotherapeutische behandeling (dialectische gedragstherapie, schematherapie, Mentalization-Based Therapy) gericht op het verwerken van de ingrijpende gebeurtenissen, het leren aangaan en onderhouden van gezonde relaties, het bevorderen van zijn emotieregulatie en identiteitsontwikkeling en het aanleren van gezonde copingstrategieën. Gezien de complexiteit van de problematiek wordt aan een intensieve vorm van behandeling gedacht. Gelet op de ernst van de feiten is een flinke stok achter de deur noodzakelijk om geen risico’s te nemen. Geadviseerd wordt om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde de genoemde specialistische behandeling.
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundige over de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van alle feiten en neemt deze over.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de Raad van 27 november 2025 en de aanvulling die daarop door de Raad ter zitting is gegeven. Hieruit volgt dat verdachte in de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet. Hij werkt goed mee met de jeugdreclassering, waardoor hij beschikt over een zinvolle dagbesteding in de vorm van een baan en een zinvolle vrijetijdsbesteding. Verdachte heeft nog wel de nodige begrenzing nodig, aangezien hij zich niet altijd heeft gehouden aan de afspraken over het elektronisch toezicht. Dit kan worden vormgegeven vanuit toezicht door de jeugdreclassering. Tot voor kort volgde verdachte psychotherapie bij psychologenpraktijk " [praktijk] " te [plaats 6], onder andere gericht op zijn emotieregulatie en het verwerken van de door hem ervaren ingrijpende levensgebeurtenissen. De (gestopte) behandelaar van verdachte heeft dringend geadviseerd dat verdachte deze psychotherapie voortzet bij [psychologenpraktijk] te [plaats 5] . Vanwege de ernst van de feiten is het van belang om verdachte begeleiding door de jeugdreclassering op te leggen, zodat er aan hem een periode begeleiding en ondersteuning kan worden geboden om zijn zinvolle dagbesteding en zinvolle vrije tijdsbesteding te behouden en om ervoor te zorgen dat verdachte zo snel mogelijk zijn psychotherapie kan voortzetten bij psychologenpraktijk [psychologenpraktijk] te [plaats 5] . Het belangrijkste is dat dit doorgang vindt, omdat het nodig is om het recidiverisico te beperken. Een flinke stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie is daarbij van belang. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, kan worden opgelegd als onvoorwaardelijke jeugddetentie. De Raad acht het in pedagogisch opzicht niet in het belang van verdachte dat aan hem een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd, omdat hij zich de afgelopen periode heeft ingezet om te werken aan een betere toekomst. De Raad is verder van mening dat een werkstraf moet worden opgelegd, zodat verdachte de gevolgen ervaart van zijn delictgedrag.
Geadviseerd wordt een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie met de maximale proeftijd en de bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan de voor hem noodzakelijke behandeling en begeleiding,
waaronder psychotherapie via [psychologenpraktijk] of een vergelijkbare instelling, meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding (scholing en/of werk), meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle vrije tijdsbesteding, inzicht geeft aan de jeugdreclassering in zijn sociale contacten, zijn vriendenkring en zijn online-contacten, op geen enkele wijze contact heeft met de slachtoffers, behalve in het kader van herstelbemiddeling en met toestemming van de jeugdreclassering, met toezicht van de jeugdreclassering van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland te Middelburg .
Daarnaast zou een contactverbod met de medeverdachten opgelegd kunnen worden.
In overweging wordt gegeven om het jeugdreclasseringstoezicht als dadelijk uitvoerbaar toezicht op te leggen vanwege de ernst van de feiten.
Door de jeugdreclassering is ter zitting aangegeven dat de begeleiding in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis goed is verlopen. Verdachte deed wat hij moest doen en kwam afspraken na. Aan de andere kant zijn er nog wel aandachtspunten. Verdachte zocht ook grenzen op, bijvoorbeeld met zijn enkelband. Dagbesteding moet nog goed bestendigd worden. Verder is het belangrijk dat verdachte verder gaat met therapie bij [psychologenpraktijk] , omdat dat hem zal helpen. De jeugdreclassering staat achter het advies van de Raad. Naast de geadviseerde bijzondere voorwaarden zou ook een contactverbod met de medeverdachten opgelegd kunnen worden. Het huisarrest en de elektronische monitoring zijn niet langer nodig.
Strafmaat
Gelet op de aard en ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd, acht de rechtbank passend dat aan verdachte een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 250 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest wordt opgelegd. De rechtbank zal geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, gelet op de inzet die verdachte – onder strenge voorwaarden en met begeleiding van de jeugdreclassering – heeft getoond voor het werken aan zijn toekomst. Een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie zou deze positieve stappen doorkruisen, terwijl deze juist van belang zijn om het risico op recidive in te perken. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat verdachte al langere tijd in schorsingstoezicht loopt, waarbij verdachte zich ook langere tijd aan een streng huisarrest heeft moeten houden met elektronische monitoring. Hierdoor is hij al geruime tijd fors in zijn vrijheid beperkt. De rechtbank acht een stevige stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie van belang om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en het opleggen van bijzondere voorwaarden met jeugdreclasseringstoezicht mogelijk te maken. De rechtbank acht de geadviseerde bijzondere voorwaarden van groot belang voor verdachte om de positieve lijn voor te zetten en het risico op recidive in te perken. De rechtbank zal de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden dan ook opleggen en in aanvulling daarop ook een contactverbod met de medeverdachten en een locatieverbod voor het gebied rondom de woning van aangever van het feit onder parketnummer 02-298151-24. Gelet op de ernst van de feiten en het hiervoor beschreven risico op herhaling van deze feiten zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 dagen jeugddetentie als verdachte de werkstraf niet goed uitvoert, zodat verdachte de gevolgen ervaart van de door hem gepleegde feiten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een contact- en/of locatieverbod op grond van artikel 38v Sr op te leggen, nu deze verboden als bijzondere voorwaarden worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat daarmee kan worden volstaan.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

[benadeelde 1]
Benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 1.250,= aan immateriële schade voor het feit onder parketnummer 02-298151-24, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De immateriële schade is niet betwist. Gelet op alle omstandigheden, de onderbouwing van de vordering en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van het gevorderde bedrag van
€ 1.250,= billijk.
De rechtbank zal dat bedrag daarom toewijzen. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd en de schade is ontstaan, te weten 10 september 2024.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank bepaalt dat hier 0 (nul) dagen gijzeling tegenover staan bij niet betaling. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van gijzeling vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht in dit geval niet opportuun is(vul naam in van de benaddelde partij met alleen voorletters).
[benadeelde 2]
Benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 1.706,09, bestaande uit € 456,09 aan materiële schade en € 1.250,= aan immateriële schade voor het feit onder parketnummer 02-298151-24, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De materiele schade is niet betwist en zal dus volledig worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de benadeelde aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De immateriële schade is niet betwist. Gelet op alle omstandigheden, de onderbouwing van de vordering en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van het gevorderde bedrag van € 1.250,= billijk.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar tot een bedrag van € 1.706,09, waarvan € 456,09 aan materiële schade en € 1.250,= aan immateriële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd en de schade is ontstaan, te weten 10 september 2024.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank bepaalt dat hier 0 (nul) dagen gijzeling tegenover staan bij niet betaling. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van gijzeling vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht in dit geval niet opportuun is.(vul naam in van de benaddelde partij met alleen voorletters)

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
16-051862-25
feit 1, primair:medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2, primair:medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
02-298151-24
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 250 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte meewerkt aan de voor hem noodzakelijke behandeling en begeleiding, waaronder psychotherapie via psychologenpraktijk “ [psychologenpraktijk] ” ( [psychologenpraktijk] ) te [plaats 5] of een vergelijkbare instelling, voor zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding (scholing en/of werk);
* dat verdachte meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle vrije tijdsbesteding;
* dat verdachte inzicht geeft aan de jeugdreclassering in zijn sociale contacten, zijn vriendenkring en zijn online contacten;
* dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met de navolgende medeverdachten:
-
[medeverdachte 2], geboren op [geboortedag 2] 2006;
-
[naam], geboren op [geboortedag 3] 2006;
-
[medeverdachte 1], geboren op [geboortedag 4] 2005;
* dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met de navolgende aangevers/slachtoffers, behalve in het kader van herstelbemiddeling en met toestemming van de jeugdreclassering:
-
[benadeelde 1], geboren op [geboortedag 5] 1971;
-
[benadeelde 2], geboren op [geboortedag 6] 1971;
-
[benadeelde 3], geboren op [geboortedag 7] 2010;
-
[benadeelde 4], geboren op [geboortedag 8] 1962;
-
[benadeelde 5], geboren op [geboortedag 9] 1982;
* dat verdachte zich niet zal bevinden in
- het deel van
[adres 4] te [plaats 4]dat wordt begrensd door de [straat 1] en de [straat 2] te [plaats 4] ;
- de
[straat 3]te [plaats 4] ;
- draagt Stichting Jeugdbescherming west Zeeland te Middelburg , een gecertificeerde instelling die jeugdreclasseringstoezicht uitvoert, op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
voorwaarden van rechtswegedaarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
75 dagen;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan benadeelde partij [benadeelde 1] van € 1.250,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] (02-298151-24), € 1.250,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan benadeelde partij [benadeelde 2] van € 1.706,09, waarvan € 456,09 aan materiële schade en € 1.250,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] (02-298151-24), € 1.706,09 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 september 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.W. Haesen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G.H. Nomes, rechter en mr. L.E. Verschoor-Bergsma, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 18 december 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
16-051862-25
1
hij, op of omstreeks 31 januari 2025, te [plaats 2] , gemeente Wijdemeren, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meer stuk(s) (zwaar)
vuurwerk en/of een brandbare vloeistof, althans een of meer explosieven en/of een
brandbare vloeistof tot ontploffing te brengen nabij de woning aan [adres 3]
te [plaats 2] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor de voornoemde woning en de in
die woning aanwezige goederen en/of de naastgelegen woningen, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam] , op of omstreeks 31 januari 2025,
te [plaats 2] , gemeente Wijdemeren, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing
teweeg heeft/hebben gebracht door een of meer stuk(s) (zwaar) vuurwerk en/of een
brandbare vloeistof, althans een of meer explosieven en/of een brandbare vloeistof,
tot ontploffing te brengen nabij de woning aan [adres 3] te [plaats 2] , terwijl
daarvan gemeen gevaar voor de voornoemde woning en de in die woning
aanwezige goederen en/of de naastgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen te duchten was,
bij welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 31 januari 2025, te [plaats 2] ,
gemeente Wijdemeren en/of [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft door:
- ( via Snapchat) contact op te nemen met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam]
en/of (daarbij) tegen die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam]
te zeggen dat hij/zij Signal moet(en) downloaden en/of zijn/hun
telefoonnummer(s) moet(en) doorgeven en/of
- ten tijde van en/of rondom de uitvoering van die ontploffing (via Signal) contact te
onderhouden met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam] en/of
adresgegevens en/of foto('s) te delen en/of instructies te geven ten behoeve van die
ontploffing;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 31 januari 2025, te [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meer stuk(s) (zwaar)
vuurwerk en/of een brandbare vloeistof, althans een of meer explosieven en/of een
brandbare vloeistof, tot ontploffing te brengen nabij de woning aan de [adres 2]
te [plaats 3] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor de voornoemde woning en de in
die woning aanwezige goederen en/of de naastgelegen woningen en/of nabij
geparkeerde voertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s)
van voornoemde woning, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam] , op of omstreeks 31 januari 2025,
te [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door een
of meer stuk(s) (zwaar) vuurwerk en/of een brandbare vloeistof, althans een of meer
explosieven en/of een brandbare vloeistof, tot ontploffing te brengen nabij de
woning aan [adres 2] te [plaats 3] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor de
voornoemde woning en de in die woning aanwezige goederen en/of de
naastgelegen woningen en/of nabij geparkeerde voertuigen, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen te duchten was en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor de bewoner(s) van voornoemde woning, in elk geval
levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten
was,
bij welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 31 januari 2025, te [plaats 3] en/of
[plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- ( via Snapchat) contact op te nemen met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam]
en/of (daarbij) tegen die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam]
te zeggen dat hij/zij Signal moet(en) downloaden en/of zijn/hun
telefoonnummer(s) moet(en) doorgeven en/of
- ten tijde van en/of rondom de uitvoering van de ontploffing (via Signal) contact te
onderhouden met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [naam] en/of
adresgegevens en/of foto('s) te delen en/of instructies te geven ten behoeve van de
ontploffing;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht )
02-298151-24
hij op of omstreeks 10 september 2024 te [plaats 4] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door vuurwerk (Cobra 8) aan/op een
voordeur van een woning (gelegen aan [adres 4] ) te
bevestigen/plaatsen en dit vuurwerk aan te steken,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voor goederen, te weten een voordeur en/of het kozijn van
een voordeur, althans enig goed, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de (aldaar aanwezige) bewoners van de woning (gelegen aan [adres 4]
), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen
te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )