ECLI:NL:RBZWB:2025:9012

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
02-372602-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling van twee stiefkinderen door verdachte

Op 17 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn twee stiefkinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 3 december 2025, waarbij de officier van justitie, mr. L. van Hemert, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof mishandeling op twee data: 11 mei 2024 en 9 juni 2024. De rechtbank heeft de verklaringen van de kinderen en de deskundigen zorgvuldig gewogen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Wat betreft [slachtoffer 1] werd vastgesteld dat zijn verklaring over het letsel inconsistent was en dat er aanwijzingen waren dat hij het letsel zelf had veroorzaakt. De deskundige forensisch arts bevestigde dat het letsel mogelijk niet door een ander was toegebracht. Voor [slachtoffer 2] was er ook geen bewijs van letsel op de relevante datum, en zijn verklaringen waren te vaag om als bewijs te dienen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de mishandelingen had gepleegd, en sprak hem integraal vrij van de tenlastelegging. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. R.J.H. de Brouwer, en is geregistreerd onder parketnummer 02-372602-24.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-372602-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 december 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] , [plaats] ,
raadsvrouw mr. S. van de Voorde, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 03 december 2025, waarbij de officier van justitie mr. L. van Hemert en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Gelet op de toelichting van de officier van justitie op zitting komt de verdenking er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 11 mei 2024 de toen 11-jarige [slachtoffer 1] heeft mishandeld en op 9 juni 2024 diens toen 7-jarige broertje [slachtoffer 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide mishandelingen wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op zitting bevestigd dat hij op beide pleegdata al langere tijd samenwoonde met de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en met beide jongens. Ook op zitting heeft verdachte de ten laste gelegde mishandelingen ontkend. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het tenlastegelegde of een deel daarvan.
Mishandeling [slachtoffer 1] ?
Op zaterdag 11 mei 2024 is [slachtoffer 1] ’s ochtends door zijn moeder naar [zorgboerderij] gebracht, waarbij ze meteen heeft gezegd dat hij schrammen in zijn nek had, maar dat [slachtoffer 1] dat zelf gedaan had. [slachtoffer 1] is de enige die heeft verklaard dat verdachte dat letsel heeft veroorzaakt. Die verklaring is naar het oordeel van de rechtbank echter niet consistent als het om de gedraging van verdachte gaat. Volgens de (pas) op 29 mei 2024 door de zorgboerderij gedane melding zou [slachtoffer 1] namelijk gezegd hebben dat verdachte hem hardhandig had vastgepakt in de nek en bij een arm. In het interview met [slachtoffer 1] door een gedragswetenschapper van Veilig Thuis Zeeland op 14 juni 2024 heeft [slachtoffer 1] echter verklaard en voorgedaan dat verdachte hem met beide handen rond de nek vastpakte en dat hij bijna geen adem meer kreeg. [slachtoffer 1] kon zelf niet loskomen en zijn moeder heeft verdachte van [slachtoffer 1] afgehaald. Dat ‘wurgen’ gaat naar het oordeel van de rechtbank veel verder dan een (hardhandig) vastpakken in de nek en bij een arm.
Hoewel [slachtoffer 2] tijdens zijn interview heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] pijn doet, verklaart [slachtoffer 2] niet over wanneer dat zou zijn gebeurd en ook niet op welke manier. Daarom kan de verklaring van [slachtoffer 2] niet als steunbewijs dienen.
Vervolgens is van belang dat forensisch [arts 1] als deskundige op zitting heeft verklaard dat het op foto’s van 11 mei 2024 zichtbare nekletsel van [slachtoffer 1] mogelijk past bij door een ander toegebracht letsel én mogelijk past bij door [slachtoffer 1] zelf toegebracht letsel. Het scenario dat [slachtoffer 1] zelf het letsel heeft veroorzaakt, wordt ondersteund door de directeur van de school van [slachtoffer 1] . Die heeft verklaard dat de rond de meivakantie van 2024 geziene rode striemen in de nek van [slachtoffer 1] passen bij een beweging die [slachtoffer 1] wel eens bij zichzelf doet. Dan zet hij twee handen in zijn nek en knijpt. [slachtoffer 1] zelf heeft tijdens het interview op 14 juni 2024 verklaard dat hij helemaal lijp wordt als hij boos wordt. Dan had hij eens krassen gemaakt op zijn benen, waar hij rustig van werd.
Gelet op het voorgaande kan niet buiten redelijke twijfel bewezen worden dat verdachte op 11 mei 2024 het letsel bij [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt en zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Mishandeling [slachtoffer 2] ?
[slachtoffer 2] heeft tijdens het interview door dezelfde gedragswetenschapper van Veilig Thuis Zeeland op 14 juni 2024 verklaard dat hij de zondag ervoor (rechtbank: 9 juni 2024) door verdachte zo hard bij zijn pols is gepakt dat zijn pols er paars van zag. De rechtbank stelt vast dat uit het letseladvies van forensisch [arts 2] van 14 juni 2024 volgt dat deze geen polsletsel heeft waargenomen op foto’s van [slachtoffer 2] . Ook voor het overige blijkt uit het procesdossier niet van op of na 9 juni 2024 (waargenomen) letsel bij een pols van [slachtoffer 2] . Dat deel van de tenlastelegging kan dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden.
In het interview verklaart [slachtoffer 2] ook over een keer dat hij door verdachte is vastgepakt en hard op de grond zou zijn gegooid. Daarbij is echter volstrekt onduidelijk wanneer dat zou zijn gebeurd, zodat die handeling sowieso niet gekoppeld kan worden aan de ten laste gelegde pleegdatum 9 juni 2024. Alleen daarom al kan ook dat deel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen worden.
Gelet op het bovenstaande zal verdachte ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal verdachte integraal worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter,
en mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. B. Akdikan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 17 december 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2024 tot en met 9 juni 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een of meer kinderen dat/die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten. [slachtoffer 1] (geboren [2013] ) en/of [slachtoffer 2] (geboren [2016] ) heeft mishandeld door
- voornoemde [slachtoffer 1] een of meerdere malen met kracht vas te pakken aan de nek/hals en/of de arm(en), in elk geval aan het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] een of meerdere malen met kracht vast te pakken aan de pols en/of hand, in elk geval aan het lichaam en/of met kracht vast te pakken aan het lichaam en/of vervolgens op de grond te gooien;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )