ECLI:NL:RBZWB:2025:8967
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar tegen sluiting horecagelegenheid door burgemeester
Op 4 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. R.S. Namjesky, en de burgemeester van de gemeente Breda. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat de eiser had ingediend tegen een besluit van de burgemeester om de horecagelegenheid [café] te sluiten op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie. De burgemeester had op 17 december 2024 besloten om de horecagelegenheid voor vier weken te sluiten, en het bezwaar van de eiser werd op 22 mei 2025 niet-ontvankelijk verklaard omdat de burgemeester stelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De eiser betwistte dit en stelde dat hij op 24 december 2024 bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend, omdat het als bijlage bij een verzoek om voorlopige voorziening op dezelfde datum naar de burgemeester was gestuurd. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar ontvankelijk verklaard had moeten worden, en verklaarde het beroep van de eiser gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de burgemeester op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan de eiser.