ECLI:NL:RBZWB:2025:8960

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
02-284536-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met gebruik van wapens

Op 10 december 2022 heeft de verdachte, samen met medeverdachten, openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen het slachtoffer in Giessen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij hij meermalen met zijn vuisten en een ploertendoder het slachtoffer heeft geslagen. De verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer, maar de rechtbank oordeelt dat dit slechts voor een deel van de gedragingen opgaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft geëist voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot immateriële schade toegewezen en de vordering tot materiële schade gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-284536-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 december 2025
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[woonadres] ,
raadsman mr. A.M.J. Joris, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 en 19 november 2025, waarbij de officier van justitie mr. R. in ‘t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaken tegen [medeverdachte 1] , parketnummer 02-323608-22,
[medeverdachte 2] , parketnummer 02-323570-22, [medeverdachte 3] , parketnummer 02-323593-22 en [medeverdachte 4] , parketnummer 02-284526-23 zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (roepnaam en hierna: [verdachte] ) op 10 december 2022 in Giessen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en een goed, te weten de auto van [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt op basis van het dossier vast dat het door verdachte gebruikte geweld beperkt is gebleven tot meerdere vuistslagen op het moment dat [naam] nog in de auto zat en het voldoende aannemelijk is dat de noodweersituatie nog acuut was. Verdachte heeft vervolgens geen geweld meer gebruikt. Om die reden vordert de officier van justitie een beperkte bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging, namelijk het in vereniging, met [medeverdachte 3] , meermalen slaan met zijn vuisten.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het tenlastegelegde feit en verzoekt om verdachte vrij te spreken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Anders dan de verdediging heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de kort na het incident afgelegde verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] over het door [verdachte] ) gepleegde geweld tegen [slachtoffer]. Daaruit volgt dat [verdachte] op 10 december 2022 rond 00:21 uur meerdere klappen heeft gegeven aan de in zijn auto zittende [slachtoffer] , terwijl [verdachte] aan de bestuurderszijde stond. Op dat moment was al sprake van het (openlijk) in vereniging plegen van geweld tegen [slachtoffer] , omdat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] met [verdachte] optrokken tegen [slachtoffer] , zoals in de volgende overwegingen wordt uitgelegd. Bovendien hebben zij aansluitend geweld gepleegd tegen [slachtoffer] (en [medeverdachte 4] ook tegen de auto van [slachtoffer] ). [medeverdachte 4] met een ploertendoder en [medeverdachte 3] met zijn vuisten. Ook [medeverdachte 2] sloot zich kort daarna aan bij dat geweld door met een gaspistool in lucht te schieten toen [slachtoffer] uit de auto stapte en in zijn richting in de lucht te schieten toen [slachtoffer] wegrende.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] ook het openlijk geweld door [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] “in vereniging” heeft gepleegd. Daarvoor is een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld vereist én een voldoende significante bijdrage aan dat geweld. Daarbij merkt de rechtbank op dat “in vereniging” als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ruimer is dan “in vereniging” conform de deelnemingsbepalingen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] , samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in de avond van
9 december 2022 bij [medeverdachte 2] thuis serieus heeft gesproken over het slaan en pakken van [slachtoffer] . Bovendien was [verdachte] er met onder andere [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bij toen ze daarna bij een voetbalveldje in Woudrichem wapens aan elkaar lieten zien en wapens werden gewisseld. [medeverdachte 4] gaf toen een gaspistool aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] een ploertendoder aan [medeverdachte 4] . Op dat voetbalveldje hebben [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] nader besproken dat ze [slachtoffer] wilden insluiten en hem wilden slaan. Vervolgens is [medeverdachte 4] (met de ploertendoder) met [verdachte] in de auto van [verdachte] meegereden naar de plaats delict, waar [medeverdachte 3] tegelijkertijd aan kwam en even later [medeverdachte 2] . Op het moment dat [verdachte] begon met slaan, stond [medeverdachte 4] met de ploertendoder ook aan de bestuurderszijde van de auto van [slachtoffer] en [medeverdachte 3] stond aan de bijrijderskant. Tot slot heeft [verdachte] na zijn eigen slaan niet geprobeerd de andere drie te weerhouden van het plegen van geweld. Integendeel, hij is op de plaats delict gebleven en heeft in zijn auto [medeverdachte 4] mee terug laten rijden. Gelet daarop kan wettig overtuigend bewezen worden dat [verdachte] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd, zoals hierna onder 4.4. wordt weergegeven.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 december 2022 te Giessen openlijk, te weten aan de Distributiestraat te Giessen, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten
[slachtoffer] en/of een goed van die [slachtoffer] , te weten een autoruit door
- die [slachtoffer] meermalen, met zijn vuisten en een ploertendoder, op zijn linkerarm en schouder en hoofd, te slaan en
- met een ploertendoder op een ruit van de personenauto van die [slachtoffer] te slaan en
- meermalen met een vuurwapen in de lucht en in de richting van die [slachtoffer] in de lucht te schieten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman komt aan verdachte een geslaagd beroep op noodweer toe. Hij voert daartoe aan dat de handelingen van verdachte een gevolg zijn geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van [naam] door [slachtoffer] , waartegen zij verdedigd mocht worden.
5.2.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is voor het door verdachte toegepaste geweld voldoende aannemelijk geworden dat de noodweersituatie nog acuut was, omdat [naam] op dat moment nog in de auto van [slachtoffer] zat. Voor het door de overige verdachten daarna toegepaste geweld is een noodweer(exces)situatie niet aannemelijk geworden.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de beoordeling van het beroep op noodweer(exces) stelt de rechtbank op basis van het dossier en het onderzoek op zitting allereerst de volgende feiten en omstandigheden vast.
Feiten en omstandighedenOp 9 december 2022 komen de vrienden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] samen in de woning van [medeverdachte 2] om een voetbalwedstrijd te kijken. [naam] hoort ook bij de vriendengroep en is ook aanwezig. De vriendengroep weet van de problemen van [naam] met haar ex-vriend [slachtoffer] , die [naam] volgens haar zeggen lastig blijft vallen. De vorige avond nog heeft [naam] geappt met [medeverdachte 3] dat ze 112 gaat bellen, omdat [slachtoffer] er weer is. [medeverdachte 3] reageert dat ze binnen moet blijven en als [naam] appt dat ze haar vader wakker gaat maken, reageert [medeverdachte 3] dat ze niemand wakker moet maken. Als [slachtoffer] naar de deur komt, komt [medeverdachte 3] namelijk gelijk en maakt hij hem kapot. Tot een confrontatie komt het die nacht niet.
Op 9 december 2022 iets voor 21:00 uur chat [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 2] : Na de wedstrijd gaan wij [slachtoffer] kapot slaan. Als [medeverdachte 2] reageert met ”Waar” chat [medeverdachte 3] dat ze (rechtbank: hem) eerst op zoeken, maar vanavond gaat hij kapot. Met de telefoon van [medeverdachte 1] bericht [medeverdachte 3] [slachtoffer] rond dezelfde tijd dat [naam] het straks wel uit wil praten met [slachtoffer] . Tijdens de wedstrijd zeggen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] dat ze [slachtoffer] gaan slaan en pakken en zijn daar heel serieus over.
Na de wedstrijd rijdt de vriendengroep inclusief [naam] naar een voetbalveldje in Woudrichem waar [naam] via de telefoon van [medeverdachte 1] de concrete afspraak met [slachtoffer] maakt. Bij het voetbalveldje laten ze wapens aan elkaar zien en worden wapens gewisseld. [medeverdachte 2] geeft een ploertendoder aan [medeverdachte 4] en [medeverdachte 4] geeft een gaspistool aan [medeverdachte 2] . Op dat voetbalveldje hebben [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] nader besproken dat ze [slachtoffer] wilden insluiten en hem wilden slaan. Vervolgens rijden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (in de Golf 7 van [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 3] en [naam] (in de Golf 6 van [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] en [verdachte] (in de Lupo van [verdachte] ) naar de afgesproken ontmoetingsplek met [slachtoffer] : het tankstation in Giessen.
Bij het tankstation stapt [naam] bij [slachtoffer] in de auto, waarna [slachtoffer] meteen weg rijdt. Het is dan inmiddels 10 december 2022 00:09 uur. De drie auto’s met de vrienden rijden er meteen achteraan. Het was namelijk hun bedoeling dat [naam] met [slachtoffer] in zijn auto bij het tankstation zou blijven. Tijdens de daarop volgende achtervolging hebben [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] het meeste zicht op wat er in de auto van [slachtoffer] gebeurt, omdat de auto met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gaandeweg wat achterop raakt.
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zien tijdens het rijden op enig moment een been van [naam] buiten de auto en [medeverdachte 4] ziet ook dat [naam] wordt geslagen door [slachtoffer] . Na ruim 10 minuten wordt [slachtoffer] op het industrieterrein van Giessen klemgereden met de auto van [medeverdachte 3] ervoor en de auto met [medeverdachte 4] en [verdachte] er achter. De auto van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] komt wat later aan.
Na het klem rijden, loopt [medeverdachte 3] naar de bijrijderskant van de auto van [slachtoffer] en [medeverdachte 4] en [verdachte] naar de bestuurderskant. [slachtoffer] heeft op dat moment nog een arm om de keel van [naam] en [medeverdachte 4] ziet bloed bij haar lippen. [verdachte] opent het bestuurdersportier en slaat [slachtoffer] een paar keer en [medeverdachte 3] sleurt [naam] uit de auto om bij [slachtoffer] te komen. Die heeft ondertussen zijn deur dichtgedaan, waarna [medeverdachte 4] met een ploertendoder de ruit inslaat. Als [naam] al uit de auto is, gaan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] [slachtoffer] meppen. [medeverdachte 4] met de ploertendoder en [medeverdachte 3] met zijn vuisten. [slachtoffer] doet niets terug. Na ongeveer 15 seconden stoppen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] en stapt [slachtoffer] uit de auto. [medeverdachte 2] schiet dan een paar keer met een gaspistool in de lucht en als [slachtoffer] wegrent ook nog in de lucht in de richting van [slachtoffer] .
De vriendengroep inclusief [naam] rijdt dan naar Brakel en bij een veldje in Brakel praten ze nog wat na. [naam] wordt vervolgens door [medeverdachte 1] (met [medeverdachte 2] ) teruggebracht naar haar huis.
Strafbaarheid feit
Noodweer?Volgens vaste jurisprudentie is voor noodweer vereist dat de verdediging is gericht tegen een "ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding". Van een "ogenblikkelijke" aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. De enkele vrees voor zo'n aanranding is daartoe echter niet voldoende. De situatie moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte, dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding als hiervoor bedoeld. De situatie moet dus een zekere objectieve toetsing kunnen doorstaan; er moet in de ogen van een derde of naar uiterlijke verschijningsvorm beschouwd sprake zijn van een onmiddellijke dreiging.
a.
Op het moment dat [naam] nog met [slachtoffer] in zijn tot stilstand gedwongen auto zit en [slachtoffer] een van zijn armen om haar keel heeft geklemd, is er naar het oordeel van de rechtbank nog sprake van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding waartegen enig maar dan wel gepast geweld gebruikt mag worden. Voor dat openlijk geweld - de door [verdachte] uitgedeelde klappen - komt verdachte en zijn mededaders een geslaagd beroep op noodweer toe, waardoor dat geweld niet strafbaar is. Daarvoor zal verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
b.
Vanaf het moment dat [naam] uit de auto van [slachtoffer] is, is er echter geen sprake meer van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding. Over een toen nog dreigend gevaar voor een (verdere) aanranding heeft geen van de vrienden verklaard en daarvan is ook overigens niet gebleken. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het toen nog gevolgd geweld uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Strafbaarheid verdachte
Noodweerexces?Volgens vaste jurisprudentie is voor een geslaagd beroep op noodweerexces na beëindiging van de onmiddellijke wederrechtelijke aanranding vereist dat de noodzaak tot verdediging er wel was geweest (maar niet meer bestond), maar de gedragingen niettemin het onmiddellijk gevolg waren van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
Uit het wettelijke vereiste dat de gedraging het "onmiddellijk gevolg" moet zijn van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door een wederrechtelijke aanranding, volgt dat aannemelijk moet zijn dat de aldus veroorzaakte gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de verweten gedraging. Niet is uitgesloten dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging. Aan het gevolgvereiste is echter niet voldaan indien de hevige gemoedsbeweging in essentie is terug te voeren op een eerder bestaande emotie, zoals een reeds bestaande kwaadheid jegens het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank is dat hier het geval.
De reeds bestaande kwaadheid van [medeverdachte 3] richting [slachtoffer] blijkt overduidelijk uit zijn appberichtjes naar [naam] de avond van 8 december 2022 en wordt bevestigd door zijn chat met [medeverdachte 2] op 9 december 2022 rond 21:00 uur. Dat die kwaadheid wordt gedeeld door [medeverdachte 2] blijkt uit zijn reactie. Hij neemt er namelijk geen afstand van en probeert [medeverdachte 3] ook niet op andere gedachten te brengen, maar vraagt simpelweg: “Waar.” Dat ook [medeverdachte 4] en [verdachte] al kwaad waren op [slachtoffer] volgt uit hun gesprek met [medeverdachte 3] tijdens de wedstrijd, waarin ze serieus bespreken dat ze [slachtoffer] gaan slaan en pakken. Dit voornemen wordt nog concreter besproken bij een voetbalveldje in Woudrichem. Ze zijn zelfs zo kwaad dat twee van de vier - [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] - een wapen meenemen naar de ontmoeting (van [naam] ) met [slachtoffer] . Daarom slaagt het beroep op noodweerexces niet en zijn verdachte en zijn mededaders strafbaar. Er is ook overigens niet gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
Gelet op het verzoek van de officier van justitie om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, heeft de officier van justitie geen strafeis geformuleerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De ernst en de aard van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte is op
10 december 2022 met een groep vrienden naar het tankstation in Giessen gereden waar was afgesproken met het slachtoffer, vervolgens heeft er een achtervolging plaatsgevonden en werd het slachtoffer ingesloten, waarna openlijk geweld is gepleegd. Er was sprake van fors geweld. Het slachtoffer werd meermalen geslagen, waaronder met een ploertendoder en er werd met een gaspistool in de richting van het slachtoffer in de lucht geschoten. Daarnaast is ook de ruit van de auto van het slachtoffer ingeslagen met de ploertendoder. Het slachtoffer heeft pijn en letsel aan dit geweld overgehouden. Hij had negen dagen later nog een lichte zwelling aan de linkerzijde van zijn hoofd.
Door het meedoen aan de openlijke geweldpleging heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de veiligheidsgevoelens van het slachtoffer. Dergelijk geweld, gepleegd op de openbare weg, maakt een grove inbreuk op de rechtsorde en brengt in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De rechtbank overweegt daarnaast dat het te hulp schieten van een vriendin niet als excuus mag worden gebruikt om de reeds bestaande woede tegen een bepaald persoon te botvieren. Geweld is niet de manier om eventuele problemen van een vriendin op te lossen, laat staan met de mate van het door de verdachten toegepaste geweld.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Pas op zitting heeft verdachte een inhoudelijke verklaring afgelegd. In die verklaring heeft hij zijn eigen geweld kleiner gemaakt dan bewezen is verklaard. Hij zou slechts aan de armen van het slachtoffer hebben getrokken, terwijl bewezen is verklaard dat verdachte wel degelijk klappen heeft uitgedeeld. Weliswaar zijn verdachte en zijn mededaders voor dat geweld niet strafbaar, maar met zijn verklaring op zitting heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor het door de anderen gepleegde geweld, terwijl hij daar wel degelijk mede verantwoordelijk voor was. Dat werkt in het nadeel van verdachte.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 6 oktober 2025 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en sinds dit feit niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook blijkt uit het strafblad van verdachte dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van
29 oktober 2025. Uit het rapport volgt dat de reclassering het recidiverisico inschat als laag. De reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat verdachte zich zelfstandig toont en het niet lijkt dat hij zich laat beïnvloeden door anderen. Verder ziet de reclassering weinig pedagogische mogelijkheden. Verdachte gaat al enige tijd naar school en werkt binnen het kader van zijn opleiding. Ten tijde van het ten laste gelegde was dit ook het geval. Bij een veroordeling kan worden volstaan met een straf zonder bijzondere voorwaarden. Interventies en toezicht zijn niet nodig.
De op te leggen straf
Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is voor openlijke geweldpleging tegen personen met lichamelijk letsel als gevolg het oriëntatiepunt een taakstraf van 150 uur. Naast de eerdergenoemde persoonlijke omstandigheden waarmee de rechtbank rekening houdt, houdt de rechtbank in strafverminderende zin nog rekening met de ouderdom van de zaak. Alles afwegend legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.394,89(vul bedrag in terzake van materiële schade) aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,00(vul de te bewaren goederen in) aan immateriële schade.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
  • Reparatiekosten auto: € 1.006,24;
  • Eigen risico zorgverzekering over 2022 en 2023: € 388,65.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Reparatiekosten auto
Allereerst merkt de rechtbank op dat de gevorderde kosten volgens de toelichting zien op de reparatiekosten van de auto minus de kosten voor het spuiten van de linker voorvelg. De rechtbank houdt het er voor dat de benadeelde daarbij per abuis is uitgegaan van een btw-tarief van 19 %, terwijl op de bijbehorende factuur een tarief van 21% staat. Het spuiten van de linker voorvelg heeft dus geen € 119,00 gekost, maar € 121,00. Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van een gevorderd bedrag van € 1.004,24.
De rechtbank is verder van oordeel dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de kosten met betrekking tot de vervanging van de voorruit redelijkerwijs als gevolg van de openlijke geweldpleging kunnen worden toegerekend. Nu de verdediging het causaal verband tussen de schade aan de vooruit en de openlijke geweldpleging gemotiveerd heeft betwist en die schade niet is geverbaliseerd, is nader debat en eventueel bewijsvoering nodig. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. Om die reden zal de benadeelde partij in het deel van de vordering dat ziet op de vervanging van de voorruit niet-ontvankelijk worden verklaard. Het gaat daarbij om een bedrag van € 386,00 voor een nieuwe voorruit en van € 130,00 voor de (dé)montage (totaal incl. BTW € 624,36). De benadeelde partij kan zijn vordering voor dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het overige deel van het gevorderde bedrag, groot € 379,88, zal worden toegewezen
Eigen risico
Er is een bedrag van € 388,65 gevorderd in verband met het eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023. Voor 2023 is hierin een bedrag van € 360,32 begrepen in verband met oogheelkunde. Voor deze kosten ontbreekt een verdere onderbouwing. Nu de verdediging het causaal verband tussen deze schade en de openlijke geweldpleging gemotiveerd heeft betwist, is nader debat en eventueel bewijsvoering nodig. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. Om die reden zal de benadeelde partij in het deel van de vordering dat ziet op het eigen risico over 2023 niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het gevorderde bedrag van € 28,33 voor het eigen risico over 2022 zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, BW heeft de benadeelde partij recht op een vergoeding van de immateriële schade, aangezien hij als rechtstreeks gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank gaat er daarbij op basis van het dossier en de schadeonderbouwing van uit dat er sprake was van letsel aan het hoofd van de benadeelde partij. Door dit letsel heeft hij pijn en ongemak ervaren. Daarnaast heeft de benadeelde partij ook psychische gevolgen ondervonden als rechtstreeks gevolg van het strafbare feit.
De rechtbank stelt de omvang van de immateriële schade met betrekking tot het lichamelijke letsel naar billijkheid vast op een bedrag van € 500,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering tot immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, omdat de noodzakelijke nadere onderbouwing van de psychische gevolgen en de gevolgen een onevenredige belasting van het strafproces is.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
Zoals verzocht door de benadeelde partij en geadviseerd door de officier van justitie zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal over het toegewezen schadebedrag de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf 10 december 2022.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Conclusie
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat een totaalbedrag van € 908,21 moet worden toegewezen, bestaande uit € 408,21 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 december 2022 tot aan de dag van algehele voldoening.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde, voor zover dat bestaat uit de gedraging vermeld onder 5.3 het oordeel van de rechtbank onder a. op pagina 4 van dit vonnis niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging;
- verklaart het bewezen verklaarde voor het overige strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 (honderdvijftig) uren, subsidiair
75 (vijfenzeventig) dagen vervangende hechtenis, waarvan 50 (vijftig) uren, subsidiair 25 (vijfentwintig) dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 1 (één) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 908,21, waarvan € 408,21 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] , € 908,21 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 18 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. R. Combee en
mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 16 december 2025.
Bijlage I: De gewijzigde tenlastelegging
hij op of omstreeks 10 december 2022 te Giessen openlijk, te weten aan de Distributiestraat te Giessen, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten
[slachtoffer] en/of een goed van die [slachtoffer] , te weten een of meerdere autoruit(en) door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met zijn vuist(en) en/of een wapenstok/ploertendoder, op zijn linkerarm en/of schouder en/of hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
- met een wapenstok/ploertendoder, althans met enig voorwerp, op een of meerdere ruit(en) van de personenauto van die [slachtoffer] , te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een (doorgeladen) vuurwapen, gericht op die [slachtoffer] en/of in de richting van die [slachtoffer] en/of in de lucht, te schieten.
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)