ECLI:NL:RBZWB:2025:887

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
BRE 25/547
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in schadeverzoek tegen de Belastingdienst

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 18 februari 2025, wordt het beroep van eiser behandeld. Eiser heeft op 20 januari 2025 een beroep ingediend tegen een beslissing van de Belastingdienst, die op 28 oktober 2024 een verzoek om schadevergoeding had afgewezen. Eiser had de Belastingdienst aansprakelijk gesteld op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor geleden schade. Na een heroverweging door de hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken, werd het verzoek opnieuw afgewezen in een brief van 8 januari 2025. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de bestuursrechter.

De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om het beroep te behandelen. Dit is gebaseerd op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die stellen dat alleen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten van bestuursorganen. De brief van 8 januari 2025 wordt niet als een besluit aangemerkt, omdat het een civielrechtelijke kwestie betreft. De rechtbank legt uit dat voor schadevergoeding op basis van het BW de civiele rechter bevoegd is, en niet de bestuursrechter. De artikelen in de Awb die mogelijk van toepassing zijn op schadevergoeding zijn in dit geval niet van toepassing, omdat de relevante wetgeving pas in werking is getreden op 1 januari 2024, en de schade die eiser heeft geleden niet onder deze regeling valt.

De rechtbank besluit zich onbevoegd te verklaren en heft geen griffierecht op, aangezien de zaak niet door haar behandeld kan worden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/547

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2025 op het beroep van

[eiser] , uit [plaats] , eiser

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep dat eiser op 20 januari 2025 heeft ingediend.
1.1.
Omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank (de bestuursrechter) is onbevoegd om het beroep te behandelen. Hierna wordt uitgelegd waarom de bestuursrechter onbevoegd is.
3.
Waar gaat het beroep van eiser over?
3.1.
Eiser wil schadevergoeding van de Belastingdienst. Hij heeft op 23 oktober 2024 de Belastingdienst op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk gesteld voor door hem geleden schade. De Belastingdienst heeft dit verzoek om schadevergoeding afgewezen in een brief van 28 oktober 2024.
3.2.
Vervolgens heeft eiser verzocht om heroverweging van deze beslissing door de hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken. Die heeft in een brief van 8 januari 2025 aan eiser laten weten dat ook na heroverweging het verzoek wordt afgewezen.
3.3.
Eiser heeft vervolgens tegen deze brief beroep ingesteld bij de bestuursrechter.
4.
De wetsartikelen die van toepassing zijn
4.1.
Op grond van artikel 8:1, eerste lid van de Awb, kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Je kunt bij de bestuursrechter dus alleen beroep instellen tegen een besluit.
4.2.
In artikel 1:3, eerste lid van de Awb is bepaald wat wordt verstaan onder een ‘besluit’, namelijk een ‘schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling’.
5.
Is de brief van 8 januari 2025 een besluit?
5.1.
Eiser is het niet eens met de inhoud van de brief van 8 januari 2025. Die brief is een (vervolg)beslissing op een verzoek van eiser om schadevergoeding op grond van artikel 6:162 BW. Dat is echter een
civielrechtelijkekwestie en een beslissing daarover is dus geen publiekrechtelijke rechtshandeling.
5.2.
Voor procedures over schadevergoeding op grond van het Burgerlijk Wetboek moet je in beginsel bij de burgerlijke (civiele) rechter zijn, niet bij de bestuursrechter.
5.3.
In titel 8.4 van de Awb (artikel 8:88 t/m 8:95) is geregeld wanneer je wel bij de bestuursrechter terecht kunt voor schadevergoeding. Deze artikelen zijn echter voorlopig nog niet van toepassing op schade die is veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van (kort gezegd) de Dienst Toeslagen of de Belastingdienst. In artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten is namelijk bepaald dat deze artikelen pas van toepassing zijn vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A. Dat laatste artikel is pas op 1 januari 2024 in werking getreden, zodat de artikelen 8:88 t/m 8:95 in dit geval niet van toepassing zijn.
5.4.
Dit betekent dat de bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over het beroep van eiser. Hij kan zich tot de civiele rechter wenden.
5.5.
De bestuursrechter heeft het beroepschrift niet doorgestuurd naar de bevoegde civiele rechter. Voor een procedure bij de civiele rechter is namelijk vertegenwoordiging door een advocaat verplicht, gezien de hoogte van de door eiser gevorderde schadevergoeding.
6. Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, is ervan afgezien om griffierecht te heffen.
Beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees , griffier, op 18 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan eiser op:

Informatie over verzet

Als eiser het niet eens is met deze uitspraak, kan hij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin hij uitlegt waarom hij het niet eens is met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als eiser graag een zitting wil om het verzetschrift toe te lichten, moet hij dit in het verzetschrift vermelden.