In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 18 februari 2025, wordt het beroep van eiser behandeld. Eiser heeft op 20 januari 2025 een beroep ingediend tegen een beslissing van de Belastingdienst, die op 28 oktober 2024 een verzoek om schadevergoeding had afgewezen. Eiser had de Belastingdienst aansprakelijk gesteld op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor geleden schade. Na een heroverweging door de hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken, werd het verzoek opnieuw afgewezen in een brief van 8 januari 2025. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de bestuursrechter.
De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om het beroep te behandelen. Dit is gebaseerd op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die stellen dat alleen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten van bestuursorganen. De brief van 8 januari 2025 wordt niet als een besluit aangemerkt, omdat het een civielrechtelijke kwestie betreft. De rechtbank legt uit dat voor schadevergoeding op basis van het BW de civiele rechter bevoegd is, en niet de bestuursrechter. De artikelen in de Awb die mogelijk van toepassing zijn op schadevergoeding zijn in dit geval niet van toepassing, omdat de relevante wetgeving pas in werking is getreden op 1 januari 2024, en de schade die eiser heeft geleden niet onder deze regeling valt.
De rechtbank besluit zich onbevoegd te verklaren en heft geen griffierecht op, aangezien de zaak niet door haar behandeld kan worden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.