In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld met betrekking tot de intrekking van haar persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres had een indicatie voor zorg en regelde haar zorg met een pgb. CZ Zorgkantoor B.V. had op 24 maart 2023 besloten het pgb in te trekken, omdat eiseres niet tijdig een nieuwe gewaarborgde hulp had aangesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar CZ bleef bij haar standpunt. Later, op 27 maart 2024, trok CZ het eerdere besluit in en verleende eiseres opnieuw een pgb per 17 maart 2023. De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard voor het eerste besluit, maar ongegrond voor het tweede besluit. Eiseres verzocht om schadevergoeding van € 39.000,- voor de periode waarin zij geen zorg ontving. De rechtbank oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding niet voldoende was onderbouwd en wees dit af. De rechtbank bepaalde dat CZ het griffierecht van € 50,- aan eiseres moest vergoeden, maar er zijn geen proceskosten gemaakt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht op hoger beroep.