ECLI:NL:RBZWB:2025:8814

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
BRE 25/1414
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van schuldhulpverlening door Orionis Walcheren en de beoordeling van de medewerkingsplicht van de eiser

Op 10 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiser was het niet eens met het besluit van Orionis om zijn schuldhulpverlening te beëindigen, dat op 11 september 2024 was genomen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat Orionis op goede gronden heeft besloten tot beëindiging van de schuldhulpverlening. Eiser had een aanvraag ingediend voor schuldhulpverlening, maar er was een nieuwe betwiste vordering ontstaan van Allianz, die eiser niet had teruggebracht na een proefrit. De rechtbank oordeelde dat de medewerkingsplicht van eiser, zoals vastgelegd in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs), niet was nageleefd, omdat hij nieuwe schulden had gemaakt. De rechtbank benadrukte dat het van belang is dat er volledige duidelijkheid bestaat over de schuldenpositie van de verzoeker voordat er onderhandelingen met schuldeisers kunnen plaatsvinden. Eiser kreeg geen gelijk en zijn griffierecht en proceskosten werden niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1414

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.S. Vriend),
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, Orionis.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van Orionis om de schuldhulpverlening van eiser te beëindigen. Eiser is het niet eens met dit besluit. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand daarvan beoordeelt de rechtbank of Orionis het besluit heeft mogen nemen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Orionis heeft met het besluit van 11 september 2024 de schuldhulpverlening van eiser beëindigd op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) met ingang van 11 september 2024. Met het bestreden besluit van 17 januari 2025 op het bezwaar van eiser is Orionis bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Orionis heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en mr. N.M. Feijtel namens Orionis.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser heeft op 23 april 2024 een aanvraag ingediend bij Orionis om toegelaten te worden tot de schuldhulpverlening.
3.1.
Op 17 mei 2024 heeft Orionis eiser toegelaten tot de schuldhulpverlening. Dit betekent dat eiser hulp krijgt bij het regelen van zijn schulden. Een plan van aanpak en een overeenkomst Schuldregeling maken onderdeel uit van deze toelating. Hierin staat onder meer dat geen nieuwe schulden gemaakt mogen worden.
3.2.
Op 7 augustus 2024 heeft eiser een brief van Allianz ontvangen. In deze brief is – voor zover relevant – het volgende vermeld: ‘
Op 6 april 2024 heeft u bij onze verzekerde [bedrijf] B.V. een Renault Captur meegenomen voor een proefrit. Deze auto heeft u niet teruggebracht. Er is sprake van verduistering en wij hebben EUR 8.418,03 uitgekeerd en, tot nu toe, EURO 1.077,41 aan kosten gemaakt. Beide bedragen vorderen wij van u terug.’
3.3.
Eiser heeft Orionis telefonisch op de hoogte gebracht van deze brief. Met een e-mail van 16 augustus 2024 heeft Orionis verzocht om duidelijkheid over een eventuele nieuwe vordering van Allianz. Eiser heeft met een e-mail van 18 augustus 2024 de brief van Allianz aan Orionis doorgestuurd.
3.4.
Op 18 augustus 2024 heeft eiser zijn schuldenoverzicht van in totaal € 61.017,38 getekend.
3.5.
Orionis heeft met een brief van 28 augustus 2024 eiser meegedeeld dat het de schuldregeling zal beëindigen. De reden hiervan is dat er een nieuwe betwiste vordering is ontstaan, namelijk een vordering van Allianz. Eiser krijgt twee weken de tijd om aan te geven waarom Orionis de schuldregeling niet moet beëindigen.
3.6.
Met het besluit van 11 september 2024 heeft Orionis vervolgens de schuldhulpverlening beëindigd. Orionis heeft daarbij bepaald dat eiser een nieuwe aanvraag om schuldhulpverlening kan indienen.
3.7.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3.8.
Met het bestreden besluit heeft Orionis het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het besluit in stand gelaten onder verbetering van de motivering. Het advies van de Commissie bezwaarschriften Orionis Walcheren maakt onderdeel uit van het bestreden besluit.
Wettelijk kader
4. In de Wgs en de daarop gebaseerde Beleidsregels Schuldhulpverlening Walcheren (hierna: de beleidsregels) is vastgelegd dat de verzoeker verplicht is alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject. Deze medewerking houdt onder meer in dat geen nieuwe schulden worden aangegaan.
4.1.
De toepasselijke wettelijke regels en beleidsregels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Nieuwe schuld
5. Eiser stelt dat er geen sprake is van een nieuwe schuld. Volgens eiser is de vordering van Allianz op geen enkele wijze onderbouwd en wordt deze door hem betwist. Er is daarom geen sprake van een opeisbare vordering en het is maar de vraag of die er ooit zal komen. Ook heeft hij voldaan aan de verplichtingen uit het plan van aanpak en de overeenkomst Schuldregeling. Eiser voert verder aan dat hij uit eigen beweging melding heeft gemaakt van de brief die hij van Allianz ontving. Daarmee heeft hij voldoende medewerking verleend. Het college mocht volgens eiser de schuldhulpverlening dus niet beëindigen.
5.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt. Gelet op de brief van Allianz heeft Orionis, naar het oordeel van de rechtbank, kunnen concluderen dat sprake is van een nieuwe schuld. Met die brief heeft Allianz een concrete vordering ingediend, bestaande uit de naam van de verzekerde, gespecifieerde bedragen en een omschrijving van het voorval waaruit de vordering voortvloeit. Eiser betwist die vordering, maar heeft niet betwist dat hij de auto die hij voor een proefrit van [bedrijf] B.V. had geleend, niet heeft teruggebracht. Hij heeft verklaard dat de auto gebrekkig was en dat hij deze om die reden tijdens de proefrit langs de snelweg heeft moeten achterlaten. Eiser heeft echter geen concrete bewijsstukken overgelegd die aanleiding geven om aan de inhoud van de brief van Allianz te twijfelen of om te concluderen dat geen nieuwe schuld is ontstaan. De rechtbank gaat er daarbij niet aan voorbij dat eiser uit eigen beweging Orionis heeft geïnformeerd over de brief van Allianz en daarmee in zoverre medewerking heeft verleend in de zin van het verschaffen van informatie. [1] Dit neemt echter niet weg dat de medewerkingsplicht van artikel 5, tweede lid, van de beleidsregels er onder meer uit bestaat dat geen nieuwe schulden worden aangegaan. Nu in strijd met de voorwaarden voor schuldhulpverlening tijdens het traject een nieuwe schuld is ontstaan, kon Orionis besluiten de schuldhulpverlening te beëindigen.
Belangenafweging
6. Eiser stelt dat Orionis geen juiste belangenafweging heeft gemaakt. Hij wijst erop dat pas nadat een volledig schuldenoverzicht is opgesteld, een voorstel aan de schuldeisers wordt gedaan. Volgens eiser is niet gebleken dat Orionis een dergelijk voorstel aan de schuldeisers heeft gedaan. Daarom kan volgens hem niet worden volgehouden dat het toevoegen van een nieuwe schuld aan het lopende traject onverenigbaar zou zijn met de belangen van de overige schuldeisers.
6.1.
Orionis heeft op de zitting betoogd dat voor een goede uitvoering van de schuldhulpverlening noodzakelijk is dat volledig inzicht bestaat in de schuldenpositie van de verzoeker: welke schulden er zijn, bij welke schuldeisers en wat de hoogte daarvan is. Pas wanneer die duidelijkheid bestaat, kan met de schuldeisers worden onderhandeld over een akkoord. Orionis heeft verder toegelicht dat, doordat eiser de nieuwe schuld betwist, deze duidelijkheid ontbreekt, waardoor de schuld niet op een zorgvuldige wijze in het traject kan worden betrokken. De rechtbank volgt Orionis in deze redenering. Daarnaast heeft Orionis erop gewezen dat het een bepaalde verantwoordelijkheid heeft af te leggen richting de schuldeisers die vrijwillig meewerken aan een traject waarbij zij een aanzienlijk deel van schuld kwijtschelden. Als de betwiste vordering van Allianz nu buiten het traject blijft, maar later alsnog wordt vastgesteld, zou dit ertoe leiden dat de overige schuldeiseres worden benadeeld. Zij moeten immers genoegen nemen met uitbetaling van een klein deel van hun vordering, terwijl de schuld aan Allianz wellicht wel voor een groter deel wordt betaald. Dat is volgens Orionis niet aanvaardbaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Orionis op goede gronden deze omstandigheden betrokken bij de afweging van belangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Orionis aan het belang van eiser bij voortzetting van de schuldhulpverlening minder gewicht kunnen toekennen dan aan het belang van Orionis bij beëindiging. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser zonder wachttijd opnieuw een aanvraag om schuldhulpverlening kan indienen zodra meer duidelijkheid bestaat over de betwiste vordering van Allianz.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat Orionis op goede gronden heeft besloten tot beëindiging van de schuldhulpverlening en dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Wilbrink, griffier, op 10 december 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Artikel 4a, eerste, vierde en zesde lid
1. Na het eerste gesprek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt een beschikking afgegeven, inhoudende:
a. het plan van aanpak; of
b. een weigering tot schuldhulpverlening.
(…)
4. Aan een beschikking als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kunnen voorwaarden worden verbonden.
(…)
6. Als er redenen zijn om de schuldhulpverlening tussentijds te beëindigen, wordt een beschikking tot beëindiging van de schuldhulpverlening afgegeven.
(…).
Artikel 7, eerste lid
1. De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
(…).
Beleidsregels schuldhulpverlening Walcheren
Artikel 5, tweede lid onder f
Verzoeker doet aan het dagelijks bestuur op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het plan van aanpak.
Verzoeker is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en de duur van het ondersteunings- en financieel plan. De medewerking bestaat in ieder geval, maar niet uitsluitend uit:
(…)
het niet aangaan van nieuwe financiële verplichtingen en of schulden;
(…).
Artikel 6
Als verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 5, 1e en 2e lid kan het dagelijks bestuur besluiten om de schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen;
Alvorens tot lid 1 te besluiten tot weigering dan wel beëindiging, wordt de verzoeker eenmaal een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog, binnen de gestelde termijn, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

Voetnoten

1.Zie artikel 5, eerste lid, van de beleidsregels.