ECLI:NL:RBZWB:2025:8796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
02-071288-25, 02-291332-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval en poging tot overval met gebruik van een wapen door een minderjarige

Op 11 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval en een poging tot overval. De verdachte heeft samen met anderen op 4 maart 2025 een gewapende overval gepleegd op een bedrijf, waarbij een alarmpistool werd gebruikt. Daarnaast heeft hij op 28 februari 2025 geprobeerd een ander bedrijf te overvallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 240 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 150 uur. De proeftijd is onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan hulpverlening. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van heling van een fatbike, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij wist dat de fatbike gestolen was. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die slachtoffers waren van de overval, en heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-071288-25, 02-291332-24
vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 november 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Bij voornoemde zitting zijn de zaken onder voormelde parketnummers overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer 02-071288-25:
feit 1: samen met anderen op 4 maart 2025 een gewapende overval heeft gepleegd op [bedrijf 1] ;
feit 2: samen met anderen op 28 februari 2025 heeft geprobeerd [bedrijf 2] te [plaats 1] te overvallen;
feit 3: samen met anderen een alarmpistool en knalpatronen voorhanden heeft gehad.
parketnummer 02-291332-24:
zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een fatbike.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02-071288-25
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten bewezen. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd.
Parketnummer 02-291332-24
De officier van justitie acht opzetheling bewezen. Gelet op de houding van verdachte toen hij werd aangehouden en zijn wisselende verklaringen, kan ervan worden uitgegaan dat verdachte wist dat hij op een gestolen fatbike reed.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02-071288-25
Voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 02-291332-24
De verdediging bepleit vrijspraak, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Verdachte heeft geen wisselende verklaringen afgelegd, maar een aanvullende verklaring. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de fatbike gestolen was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-071288-25
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 02-291332-24
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van de fatbike. Uit het feit dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat hij bij een vriend sliep en op de zitting heeft verklaard dat hij eten ging halen en bij een vriend sliep, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat verdachte wisselend, en dus leugenachtig, heeft verklaard. Het dossier bevat ook verder geen aanknopingspunten waaruit kan worden afgeleid dat verdachte tijdens het voorhanden krijgen van de fatbike wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fatbike van misdrijf afkomstig is. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02-071288-25:
1
op 04 maart 2025 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met anderen
- een geldbedrag van 526,70 euro en
- een kassa,
die toebehoorden aan [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 1] ,
heeft weggenomenmet het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen en deze diefstal
is voorafgaan en vergezeldvan bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ,
gepleegdmet het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of zijn mededaders- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
hebbengetoond aan en dat wapen
hebbengericht op die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden, zakelijk weergegeven “kassa, kassa, geld, geld”
hebbengeroepen;
2
op 28 februari 2025 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen
- een geldbedrag en
- een kassa(lade) en
- een kluis
die toebehoorde
naan [bedrijf 2] , gelegen aan [adres 2] , weg te nemen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of zijn mededaders- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
hebbengetoond aan die [slachtoffer 4] en dat vuurwapen op die [slachtoffer 4]
hebbengericht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 04 maart 2025 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, onder
4°,van de Wet
wapens en
munitie, te weten:
- een alarm- c.q. startpistool, merk Bruni (BBM), model .92, kaliber 8 mm,
en munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- 25 stuks knalpatronen (Salve – Blank), merk onbekend, kaliber 8 mm.
,voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd dienen de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld. Daarnaast dient een werkstraf te worden opgelegd van 200 uur. Voorts vordert de officier van justitie te bevelen dat de te stellen bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en dat de feiten verminderd aan hem kunnen worden toegerekend. Gelet hierop is volgens de verdediging een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden passend, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 28 februari 2025 samen met anderen geprobeerd om [bedrijf 2] te overvallen. Hierbij heeft verdachte een wapen (later bleek een alarmpistool) gericht op een medewerker. De verdachte en zijn mededader verlieten uiteindelijk de winkel zonder weggenomen goederen, omdat zij de kluis niet open kregen en deze vastzat aan de vloer. Op 4 maart 2025 is het verdachte wel gelukt om een kassa met daarin een geldbedrag te stelen. Toen heeft hij, samen met anderen, [bedrijf 1] overvallen. Ook hier heeft verdachte een alarmpistool vastgehad en gericht op de medewerkers en een klant. Het spreekt voor zich dat een overval voor de medewerkers en de klant een uitermate beangstigende en traumatische ervaring moet zijn geweest, zeker wanneer een wapen wordt getoond. Zij moeten hebben gevreesd voor hun leven. Uit de aangiftes blijkt ook dat zij erg angstig zijn geweest en dit nog steeds zijn. De ervaring is dat slachtoffers van dit soort gewelddadige misdrijven nog een lange tijd de nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Dit blijkt ook uit de onderbouwingen van de verzoeken tot schadevergoeding en de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] . Hij heeft zelfs EMDR-therapie gehad, omdat hij door de overval slecht sliep en bang was op werk. Dit soort overvallen veroorzaken daarnaast ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij als geheel. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en enkel zijn eigen gewin voor ogen gehad. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen.
Uit de pro-justitia rapportage van 29 juli 2025 blijkt dat bij verdachte sprake is van een achterstand in de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Die ontwikkelingsproblematiek lijkt grotendeels voort te komen uit zijn opvoedingsgeschiedenis met meerdere ingrijpende gebeurtenissen. Deze kwetsbare basis kan leiden tot de ontwikkeling van persoonlijkheidsproblematiek. De problematiek was ook aanwezig bij het plegen van de feiten. Daarom wordt geadviseerd de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en zal de feiten verminderd aan verdachte toerekenen.
Verder is er een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 23 september 2025. Daarin wordt geadviseerd om aan verdachte een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de jeugdreclassering, meewerken aan [hulpverlening 1] , een contactverbod met de medeverdachten en dat verdachte zich houdt aan de inzet van hulpverlening of behandeling, die de jeugdreclassering nodig vindt. Het is belangrijk dat verdachte wordt begeleid en ondersteund door de jeugdreclassering. De begeleiding moet gericht zijn op het vergroten van zelfinzicht, het versterken van verdachtes eigen rol en verantwoordelijkheid en het ontwikkelen van adequate strategieën om met stress, druk en conflicten om te gaan. Er zijn meerdere kwetsbaarheden in het functioneren van verdachte, die vanuit pedagogisch en ontwikkelingsperspectief een behandeling zinvol maken. Daar is op de zitting door de Raad voor de Kinderbescherming nog aan toegevoegd dat als bijzondere voorwaarde ook moet worden opgelegd dat verdachte moet meewerken aan dagelijkse een-op-een begeleiding van [hulpverlening 2] en dat verdachte zich moet inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding, school en/of werk. Ook adviseert de Raad voor de Kinderbescherming de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de LOVS-oriëntatiepunten. Het uitgangspunt voor een overval op een winkel is een onvoorwaardelijke jeugddetentie vanaf vier maanden. De rechtbank zal echter geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Wel zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen en een werkstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen jeugddetentie en een jeugddetentie van 240 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Aan de proeftijd worden de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden. Aangezien de Raad voor de Kinderbescherming de kans op recidive als hoog inschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7.De benadeelde partijen

Benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 02-071288-25 feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 3.026,97, waarvan € 2.750,-- aan immateriële schade en € 276,97 (EMDR-behandeling en reiskosten EMDR-behandeling) aan materiële schade.
Materiële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist en voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 276,97, zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending (een overval waarbij een wapen op hem is gericht) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in zijn vordering en in zijn schriftelijke slachtofferverklaring duidelijk verwoord wat de psychische gevolgen van het feit voor hem zijn geweest en dat hij voor zijn psychische klachten EMDR-therapie heeft gehad.
Gelet op de aard en ernst van de overval en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 2.350,-- billijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren, omdat dit nader onderzoek vergt, wat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 02-071288-25 feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 2.350,-- aan immateriële schade.
Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending (een overval waarbij een wapen op haar is gericht) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in haar vordering duidelijk verwoord wat de psychische gevolgen van het feit voor haar zijn geweest.
Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 2.350,-- zal daarom worden toegewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (parketnummer 02-071288-25 feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 2.000,-- aan immateriële schade.
Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending (een overval waarbij een wapen op hem is gericht) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in zijn vordering ook verwoord wat de psychische gevolgen van het feit voor hem zijn geweest.
Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 2.000,--, zal daarom worden toegewezen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregelen hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer
mededaders is betaald, en andersom.
Wettelijke rente
Tevens zal ten aanzien van alle vorderingen de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip dat het feit is gepleegd, te weten 4 maart 2025.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Benadeelde partij [slachtoffer 4] parketnummer 02-071288-25 feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 1.050,-- aan immateriële schade.
Op basis van het dossier en wat ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending (een overval waarbij een wapen op hem is gericht) brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam kan worden aangenomen. De benadeelde partij heeft in zijn vordering duidelijk verwoord wat de psychische gevolgen van het feit voor hem zijn geweest.
Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding, te weten € 1.050,-- zal daarom worden toegewezen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 28 februari 2025.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77a. 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02-291332-24 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-071288-25
feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld
van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
feit 2:poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en
vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
feit 3:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet
wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Jeugddetentie
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 240 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende een door de gecertificeerde instelling, te weten William Schrikker Stichting (WSS), te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd);
- dat verdachte meewerkt aan [hulpverlening 1] ;
- dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de mededaders [medeverdachte 1] geboren op [geboortedag 2] 2002 en [medeverdachte 2] geboren op [geboortedag 3] 2005. Het is aan de jeugdreclassering om te bepalen hoe en onder welk toezicht dit vormgegeven moet worden;
- dat verdachte zich houdt aan de inzet van hulpverlening of behandeling die de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- dat verdachte meewerkt aan dagelijkse een-op-een begeleiding van [hulpverlening 2] , zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding, school en/of werk;
van rechtswege gelden de volgende voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt deze gecertificeerde instelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Werkstraf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf inhoudende
een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
75 dagen;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 2.626,97, waarvan € 276,97 aan materiële schade en € 2.350,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] , € 2.626,97 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 2.350,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] , € 2.350,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 2.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] , € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 1.050,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 4]
, € 1.050,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. M. Pellikaan en
mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 december 2025.
Mr. L.W. Boogert, mr. M. Pellikaan en mr. E. Andraws zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
parketnummer 02-071288-25:
1
hij op of omstreeks 04 maart 2025 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een geldbedrag van ongeveer 526,70 euro en/of
- een kassa(lade),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 1] , in elk geval aan een ander dan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan en/of dat vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- naar die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] de woorden, zakelijk weergegeven “kassa, kassa, geld, geld” heeft geroepen en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 28 februari 2025 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een geldbedrag en/of
- een kassa(lade) en/of
- een kluis en/of
- een horloge,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf 2] , gelegen aan [adres 2] , in elk geval aan een ander dan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 4] en/of dat vuurwapen op die [slachtoffer 4] heeft gericht terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 04 maart 2025 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie III, onder i van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- een alarm- c.q. startpistool, merk Bruni (BBM), model .92, kaliber 8 mm, en/of munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten:
- 25 stuks knalpatronen (Salve – Blank), merk onbekend, kaliber 8 mm. voorhanden heeft gehad;
(art. 26 lid 1 Wet wapens en munitie, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht).
parketnummer 02-291332-24:
hij op of omstreeks 13 augustus 2024 te [plaats 3] althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fatbike, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door (eigen) misdrijf verkregen goed betrof;
(art. 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht).