ECLI:NL:RBZWB:2025:879

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
C/02/424540 / HA ZA 24-375 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Vermariën
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de vordering na bereiken van overeenstemming door partijen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de eisende partij, DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CZ GROEP U.A., een vordering ingediend tegen de gedaagde partij. De zaak betreft een vordering tot betaling van € 109.511,94, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 februari 2023. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 23 oktober 2024, waarin de rechtbank de partijen heeft geïnformeerd over het verloop van de procedure en de ingediende stukken.

Tijdens de procedure heeft CZ haar eis verminderd en aangegeven dat de gedaagde partij de gewijzigde eis erkent. Dit leidde tot de beslissing dat een mondelinge behandeling niet meer nodig was, en partijen verzochten de rechtbank om vonnis te wijzen. De rechtbank heeft de vordering van CZ toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast is de gedaagde partij in het ongelijk gesteld en moet zij de proceskosten betalen, die zijn begroot op een totaal van € 8.859,97. De rechtbank heeft bepaald dat de gedaagde binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze veroordeling moet voldoen, met een verhoging van kosten indien niet tijdig wordt betaald. Het vonnis is uitgesproken op 12 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/424540 / HA ZA 24-375
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CZ GROEP U.A.,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: CZ,
advocaat: mr. H.A. Bravenboer,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. S.E.C. Segeren-Krijnen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024 en de daarin genoemde stukken
- de akte met producties 20 en 21 en wijziging eis althans grondslag eis van CZ
- de akte vermindering eis en verzoek vonniswijzing op de stukken van CZ met productie 22
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
CZ vordert – samengevat – na vermindering van haar eis dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 109.511,94, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023 en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft CZ bij akte laten weten dat zij haar eis vermindert. Ook heeft zij de rechtbank laten weten dat [gedaagde] de gewijzigde eis van CZ erkent, dat partijen willen dat vonnis wordt gewezen en dat de mondelinge behandeling niet meer hoeft plaats te vinden. Ter onderbouwing hiervan wijst CZ op de ondertekende brief van 23 januari 2025 van de advocate van [gedaagde] die als bijlage is overgelegd, waarin de advocate dit bevestigt.
2.3.
De rechtbank zal daarom de vordering van CZ tot betaling van € 109.511,94, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023 tot de dag van voldoening toewijzen.
2.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van CZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
1.929,00
(1 punt × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.859,97

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CZ te betalen een bedrag van € 109.511,94, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 13 februari 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 8.859,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door Vermariën en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.