2.1.Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.1, sub f, van de Invoeringswet Omgevingswet in samenhang met artikel 8.1.5, eerste lid, sub i, en vierde lid van het Invoeringsbesluit Omgevingswet blijft het voor de invoering van de Omgevingswet geldende recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt.
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres is lid van de [vereniging]. [locatie 1] is een door het Rijk beheerd water.
Bij besluit van 19 juni 1997 is aan de vereniging, op grond van de toen geldende Wet beheer rijkswaterstaatwerken (Wbr), een vergunning verleend voor het plaatsen van aalvistuigen in het [locatie 1]/[meer] en het [kanaal].
Na de inwerkingtreding van de Waterwet heeft de vereniging op 19 mei 2011 een melding ingediend tot het plaatsen van vast vistuig. Bij brief van 10 juni 2011 is aan de vereniging bevestigd dat het gaat om een activiteit van ondergeschikt belang. Bij brief van 23 januari 2012 is de vereniging verzocht om een nieuwe melding in te dienen.
In mei 2021 vonden onderhoudswerkzaamheden aan de [locatie 2] plaats. Toen is geconstateerd dat er in de voorhavens van de [locatie 2] visfuiken zijn geplaatst. De vereniging is per e-mail verzocht om de geplaatste visfuiken te verwijderen. Begin april 2022 is weer geconstateerd dat er op dezelfde locatie visfuiken waren geplaatst. In september 2022 en oktober 2023 is hierover overleg gevoerd met de vereniging. De minister heeft vervolgens in meerdere besluiten aan vissers een maatwerkvoorschrift opgelegd dat behelst dat het plaatsen van visfuiken of visnetten onder meer in de voorhavens van sluizen niet is toegestaan. Eiseres heeft tegen het aan haar gerichte primaire besluit bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft de minister de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
4. Eiseres voert in beroep aan dat zij al vanaf 1987 ter plaatse in de voorhavens en bij de boothelling in de jachthaven zonder problemen of incidenten vist en dat er geen belemmeringen zijn om de visactiviteiten voort te zetten. De fuiken zijn goed verankerd en liggen op een diepte van zeven meter. Er kan in voorkomende gevallen overleg worden gevoerd en er is niet gebleken dat de visactiviteiten van eiseres hinder veroorzaken bij regulier onderhoud en/of calamiteiten. Eiseres vist ook niet op de door de minister in het bestreden besluit aangegeven alternatieve ligplaats. De maatwerkvoorschriften leiden tot ernstige inkomstenderving; het verbod betreft namelijk de helft van de wateroppervlakte die eiseres voor het vissen gebruikt. Eiseres claimt ook psychische schade en wil niet de dupe worden van de handelingen van één van de collega vissers.
5. De minister stelt dat het noodzakelijk is om de maatwerkvoorschriften te stellen. De aanleiding was het aantreffen van ongemerkt vistuig in de voorhavens van de [locatie 2]. Dit vistuig zorgt voor hinder bij werkzaamheden en levert risico’s op bij incidenten. Ter zitting heeft de minister ook nog gewezen op de toekomstige aanleg van een vismigratiemiddel in het middenhoofd van de sluizen. De minister betwist de door eiseres gestelde, maar niet onderbouwde, schade.