Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een zaak betreffende de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1952. De officier van justitie had op 14 januari 2025 verzocht om verlenging van de tbs met beëindiging van de verpleging van overheidswege onder voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, na een zorgvuldige afweging van de rapportages van de reclassering en deskundigen. De reclassering en deskundigen gaven aan dat het recidivegevaar laag is en dat de betrokkene positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. De rechtbank constateerde dat de betrokkene sinds 2021 in een zelfstandige woning verblijft en zich aan de gemaakte afspraken houdt. De deskundigen bevestigden dat de betrokkene goed kan omgaan met deelname aan de maatschappij en dat de eenzaamheid die eerder een probleem vormde, niet meer actueel is. De rechtbank oordeelde dat de algemene veiligheid niet langer eist dat de tbs wordt verlengd, en wees de vordering van de officier van justitie af. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.