10.De beslissing
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- legt aan verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 17.945,46, waarvan € 445,46 aan materiële schade en € 17.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over € 59,06 vanaf 1 juli 2024, over € 247,40 vanaf 3 juli 2024, over € 139,00 vanaf 17 december 2024 en over € 17.500,00 vanaf 29 juni 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] , € 17.945,46 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 59,06 vanaf 1 juli 2024, over € 247,40 vanaf 3 juli 2024, over € 139,00 vanaf 17 december 2024 en over
€ 17.500,00 vanaf 29 juni 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 124 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van
€ 22.940,01, waarvan € 5.440,01 aan materiële schade en € 17.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.440,01 vanaf 16 juli 2024 en over
€ 17.500,00 vanaf 29 juni 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] , € 22.940,01 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 5.440,01 vanaf 16 juli 2024 en over € 17.500,00 vanaf 29 juni 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 149 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten: € 206,05 (omschrijving: PL2000-2024162798-2742519).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en
mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 februari 2025.
Mr. M.E.I. Beudeker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.