ECLI:NL:RBZWB:2025:87

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
BRE 23/10238 tot en met BRE 23/10245
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en zorgverzekeringswet

Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/10238 tot en met BRE 23/10245, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de zorgverzekeringswet (Zvw) voor de jaren 2016 tot en met 2019. De inspecteur had eerder navorderingsaanslagen opgelegd, die door belanghebbende werden betwist. De rechtbank concludeert dat de beroepen in de zaken 23/10241 tot en met 23/10245 niet-ontvankelijk zijn, omdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is overschreden. De rechtbank oordeelt dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is, aangezien belanghebbende geen gegronde redenen heeft aangevoerd voor de overschrijding. Voor de zaken 23/10238 tot en met 23/10240 zijn de beroepen ongegrond verklaard, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de door de inspecteur gecorrigeerde kosten, zoals de 'tegoedschrijving kinderen' en de 'concernbijdrage', daadwerkelijk zijn gemaakt en zakelijk zijn. De rechtbank bevestigt dat de aanslagen terecht zijn opgelegd en dat de belastingrente volgt uit de aanslagen. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/10238 tot en met 23/10245

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2025 in de zaken tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 28 augustus 2023, 7 september 2023 en 12 september 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navorderings-)aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdragen voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd (de aanslagen):
2016
  • Een navorderingsaanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.154 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil met dagtekening 26 november 2022. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 855 belastingrente in rekening gebracht (zaaknummer 23/10238);
  • Een navorderingsaanslag Zvw naar een bijdrage-inkomen van € 24.052 met dagtekening 26 november 2022. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 220 belastingrente in rekening gebracht (zaaknummer 23/10239);
2017
  • Een navorderingsaanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.322 met dagtekening 2 mei 2023. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 3.871 belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 199 opgelegd (zaaknummer 23/10240);
  • Een navorderingsaanslag Zvw met dagtekening 2 mei 2023 (zaaknummer 23/10241);
2018
  • Een navorderingsaanslag IB/PVV met dagtekening 22 april 2023 (zaaknummer 23/10242);
  • Een navorderingsaanslag Zvw met dagtekening 22 april 2023 (zaaknummer 23/10243);
2019
  • Een navorderingsaanslag IB/PVV met dagtekening 26 april 2023 (zaaknummer 23/10244);
  • Een navorderingsaanslag Zvw met dagtekening 26 april 2023 (zaaknummer 23/10245).
1.2.
De inspecteur heeft op 28 augustus 2023 uitspraak op bezwaar gedaan in de zaken met nummers 23/10241 tot en met 23/10245. De bezwaren zijn door de inspecteur ongegrond verklaard.
1.3.
De inspecteur heeft op 7 september 2023 uitspraak op bezwaar gedaan in de zaken met nummers 23/10238 en 23/10239. De bezwaren zijn door de inspecteur ongegrond verklaard.
1.4.
De inspecteur heeft op 12 september 2023 uitspraak op bezwaar gedaan in de zaak met nummer 23/10240. Er is gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het bezwaar. De inspecteur heeft de opgelegde vergrijpboete vernietigd.
1.5.
Belanghebbende hebben op 18 oktober 2023 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van 28 augustus 2023, de uitspraken op bezwaar van 7 september 2023 en de uitspraak op bezwaar van 12 september 2023.
1.6.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Namens belanghebbende is met bericht van verhindering niemand verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de aanslagen terecht en naar de juiste hoogte zijn opgelegd. Ook beoordeelt zij of de beroepen ontvankelijk zijn. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beroepen in de zaken met nummers 23/10241 tot en met 23/10245 niet-ontvankelijk. De beroepen in de zaken met nummers 23/10238 tot en met 23/10240 zijn ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is gehuwd met [naam] . Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren.
4.1.
Belanghebbende en zijn echtgenote zijn ieder voor 50% firmant in de [VOF] (de VOF). De VOF verricht las- en timmerwerkzaamheden en landbouwactiviteiten.
4.2.
Belanghebbende en zijn echtgenote zijn ieder voor 50% aandeelhouder van [BV] (de BV).
4.3.
De inspecteur heeft een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften IB/PVV van belanghebbende over de jaren 2016 tot en met 2019 alsmede naar de aanvaardbaarheid van de door de BV ingediende aangiften vennootschapsbelasting (Vpb) over de jaren 2016 tot en met 2019. De uitkomsten van het onderzoek zijn opgenomen in een controlerapport. Het controlerapport vermeldt onder meer:
“(…)
3.3.3
Tegoedschrijving kinderen
Onder de kosten loonwerken is elk jaar een bedrag ad. € 2.600 opgenomen met als omschrijving: Tegoedschrijving kinderen.
In de administratie zijn geen bescheiden voor deze kosten aangetroffen. Tijdens de controle heb ik geen onderbouwing van deze kosten ontvangen. Deze kosten worden gecorrigeerd.
2016 2017 2018 2019
3.3.3
correctie tegoedschrijven kinderen € 2.600 € 2.600 € 2.600 € 2.600
3.3.4
Concernvergoedingen
In de jaren 2016 tot en met 2018 heeft [BV] concernvergoedingen aan [VOF] in rekening gebracht.
Deze concernvergoedingen (zowel de bate als de last) worden door de Belastingdienst niet geaccepteerd, omdat een zakelijk verband tussen de vergoeding en de bedrijfsuitoefening ontbreekt.
Dit heeft de volgende correcties tot gevolg voor de VOF:
3.3.4 2016
minder kosten € 40.000
3.3.4 2017
minder kosten € 50.000
3.3.4 2018
minder kosten € 6.000
(…)”

Motivering

Ontvankelijkheid
5. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. [1] Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. [2] Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
5.1.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar ten aanzien van de verschillende aanslagen gedaan op drie verschillende data: 28 augustus 2023, 7 september 2023 en 12 september 2023 (de uitspraken op bezwaar). De termijn voor het indienen van een beroepschrift verliep respectievelijk op 9 oktober 2023, 19 oktober 2023 en 24 oktober 2023. Namens belanghebbende is door gemachtigde bij één geschrift – met dagtekening 17 oktober 2023 en door de rechtbank ontvangen op 18 oktober 2023 – beroep ingesteld tegen alle uitspraken op bezwaar. De termijn om een beroep in te stellen tegen de uitspraken op bezwaar van 28 augustus 2023 was op dat moment verstreken. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat deze uitspraak op bezwaar pas na die datum is verzonden en belanghebbende heeft niet betwist de uitspraak op bezwaar te hebben ontvangen. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde daarmee op 9 oktober 2023.
5.2.
Een termijnoverschrijding is verschoonbaar als belanghebbende redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt voor de termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank geen redenen aangevoerd die kunnen leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De gemachtigde van belanghebbende heeft desgevraagd bij brief binnengekomen bij de rechtbank op 8 december 2023 hierover aangegeven:
“Ik ben ervan uit gegaan dat de datum uitspraak bezwaarschriften 2017-2018 en 2019 dezelfde was als die van 2016”. De rechtbank overweegt dat deze reden niet ziet op belanghebbende zelf en naar het oordeel van de rechtbank kan deze reden daarom in beginsel niet als gevolg hebben dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank ziet in het overige onvoldoende reden om van deze regel af te wijken. De termijnoverschrijding is naar het oordeel van de rechtbank niet verschoonbaar en dus zal het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk worden verklaard in de zaken 23/10241 tot en met 23/10245.
Mogen de tegoedschrijvingen kinderen en de concernbijdragen ten laste van het resultaat van de VOF worden gebracht?
6. Belanghebbende is van mening dat de ‘tegoedschrijving kinderen’ en de concernbijdrage ten onrechte door de inspecteur zijn gecorrigeerd. De concernbijdrage is mondeling overeengekomen tussen de VOF en de BV en ziet op advisering en aansturing van de VOF door de BV. De tegoedschrijving kinderen ziet op een vergoeding voor de kinderen in verband met door de kinderen verrichte werkzaamheden op het erf rond het bedrijf.
6.1.
De inspecteur betwist dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en stelt dat als aannemelijk zou zijn dat de kosten gemaakt zijn, wat niet zo is, de kosten niet zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de VOF.
6.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Ten aanzien van de aftrekbaarheid van ondernemingskosten, zoals de gestelde ‘concernbijdrage’ en ‘tegoedschrijving kinderen’, rust de bewijslast op belanghebbende om bij betwisting aannemelijk te maken dat kosten zijn gemaakt en dat zij zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Belanghebbende heeft enkel een concept concernbijdrage-overeenkomst overgelegd. Door belanghebbende zijn geen nadere stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de concernbijdrage daadwerkelijk gebaseerd is op verleende diensten van de BV of voor welke prestaties of activiteiten de concernbijdrage wordt betaald. Ten aanzien van de aftrekbaarheid van de tegoedschrijving kinderen zijn door belanghebbende evenmin stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de kinderen werkzaamheden tegen vergoeding hebben verricht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende de gestelde kosten niet aannemelijk gemaakt.
6.3.
Het voorgaande betekent dat de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Belastingrente
7. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen in de zaken met nummer 23/10241 tot en met 23/10245 zijn niet-ontvankelijk. De beroepen in de zaken met nummers 23/10238 tot en met 23/10240 zijn ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
in de zaken met nummers 23/10241 tot en met 23/10245:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk:
In de zaken met nummers 23/10238 tot en met 23/10240:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is op 9 januari 2025 gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
3.Artikel 6:11 Awb.