ECLI:NL:RBZWB:2025:864

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
02-008554-23 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met betrekking tot cocaïne- en ketaminehandel

In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2025 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde. De vordering betreft een bedrag van € 4.779.108,48, dat door het Openbaar Ministerie is geschat op basis van een rapport van de politie. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en het ontnemingsbedrag vastgesteld op € 140.915,80. De rechtbank overweegt dat de veroordeelde betrokken was bij de handel in cocaïne en ketamine, en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat hij wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit deze activiteiten. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de veroordeelde bij de ketaminehandel en dat hij geen onverklaarbaar vermogen heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de veroordeelde ongeloofwaardig zijn en dat er voldoende bewijs is voor zijn rol in de criminele activiteiten. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie voor het overige afgewezen en de duur van de gijzeling bij niet-betaling vastgesteld op maximaal 1.080 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-008554-23 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 14 februari 2025
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. R. van ‘t Land, advocaat te Breda

1.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd tot een bedrag van € 4.779.108,48.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 2, 4, 7 en 11 oktober 2024, waarbij de officieren van justitie mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 14 februari 2025.

2.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie stelt dat op grond van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van de politie het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 4.779.108,48. Dat er daadwerkelijk is uitbetaald, blijkt uit de Exclu-berichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die zijn opgenomen in het proces-verbaal met nummer 1171 op pagina 310 en verder van het ontnemingsdossier. Daarin staat specifiek vermeld dat ‘ [nickname 1] ’ ook geld krijgt voor zijn bijdrage in de ketamine-handel.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging bepleit integrale afwijzing van de vordering. Daartoe wordt aangevoerd dat er enkel kan worden vastgesteld dat veroordeelde in de tenlastegelegde periode 572 stuks cocaïne heeft vervoerd. Er zijn geen aanknopingspunten voor het aannemen van een rol bij de cocaïnehandel gedurende een langere periode, of voor betrokkenheid bij de ketaminehandel, laat staan dat hij daarvoor betaald heeft gekregen. Het is bovendien volstrekt onaannemelijk dat hij als uitvoerder hiervoor een winstpercentage zou hebben ontvangen. Voor het toepassen van de verdeelsleutel voor de ketamine op de cocaïne zijn evenmin aanknopingspunten. Er is aan veroordeelde een beloning in het vooruitzicht gesteld, maar hij heeft die nooit ontvangen. Uit het dossier blijkt niet van betalingen en bij veroordeelde is ook geen onverklaarbaar vermogen aangetroffen.
Daarnaast wordt nog aangevoerd dat er niet is gebleken van invoer van cocaïne vanuit Latijns-Amerika maar eerder van (Europese) tussenhandel waardoor er in de berekening voor de cocaïne is uitgegaan van een te lage inkoopprijs.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
De grondslag van de vordering
Het Openbaar Ministerie heeft het gevorderde ontnemingsbedrag vastgesteld met toepassing van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr).
Op grond van artikel 36e lid 2 Sr kan wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen voor strafbare feiten waarvoor veroordeelde is veroordeeld in de hoofdzaak en daarnaast voor andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door de betrokkene zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat aan beide voorwaarden is voldaan en overweegt daartoe als volgt. De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 14 februari 2025 veroordeeld voor het medeplegen van cocaïnehandel en witwassen tot de in die uitspraak vermelde straf. Verder vindt de rechtbank dat er voldoende aanwijzingen zijn dat veroordeelde andere strafbare feiten heeft begaan waardoor hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, zoals hieronder zal worden uiteengezet.
4.2
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vonnis in de strafzaak en het dossier het aannemelijk is dat veroordeelde (hierna ook [veroordeelde] genoemd) wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit de cocaïne- en ketamine-handel. Veroordeelde heeft over zijn beloning weliswaar een verklaring afgelegd, maar de rechtbank acht deze gelet op de bewijsmiddelen in het dossier ongeloofwaardig. De rechtbank gaat daarom voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van het onderstaande, waarbij zij zich heeft gebaseerd op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel inclusief bijlagen (verder: het rapport), tenzij hieronder anders wordt overwogen en de overige hierna genoemde bewijsmiddelen uit het dossier.
Onderzoeksperiode
De rechtbank gaat net als de politie in het rapport uit van de onderzoeksperiode van 15 maart 2022 tot en met 3 februari 2023.
Ketamine
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de strafbare ketamine-handel gaat de rechtbank uit van het volgende:
Ingekochte hoeveelheid
Om het wederrechtelijk verkregen voordeel te kunnen berekenen, stelt de rechtbank eerst de hoeveelheid ingekochte ketamine in de onderzoeksperiode vast. Met name op basis van de diverse lijstjes (K-notes) die door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] zijn verstuurd via de Exclu-app gaat de rechtbank er vanuit dat er 2.900 kilo ketamine via [medeverdachte 3] is gekocht en geleverd aan de groep van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Daaruit volgt namelijk dat zij vier inkooprondes hebben gehad van respectievelijk 300, 600, 1000 en nog een keer 1000 kilo met aldus een totaal van 2.900 kilo ketamine. De in deze lijstjes genoemde, ingekochte hoeveelheden, en dan meer in het bijzonder het meest recente lijstje van 1 februari 2023 oftewel de K(11).note, worden onder meer ondersteund door de inhoud van de Exclu-berichten tussen de verdachten over de leveringen en transporten, de facturen van de bedrijven [bedrijf 1] GmbH ( [bedrijf 1] ) en [bedrijf 2] AG ( [bedrijf 2] ) en door de verklaringen van de medewerkers van deze Duitse leveranciers van de ketamine.
Anders dan waarvan in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel is uitgegaan, ziet de rechtbank onvoldoende concrete aanwijzingen om naast deze vier rondes, ook nog andere leveringen van ketamine bij de berekening van het wederrechtelijk voordeel te betrekken. De in de lijstjes niet benoemde leveringen van 16, 25 en 27 januari 2023 lijken immers al onderdeel uit te maken van de wel benoemde leveringen van tweemaal 1000 kilo. Dat volgt namelijk onder meer uit de pro-forma factuur van [bedrijf 2] die zich in het dossier bevindt met [nummer] die ziet op een levering van 2.000 kilo ketamine aan [bedrijf 3] van [medeverdachte 3] . Die ketamine is volgens de delivery orders van [bedrijf 2] verdeeld over de volgende dagen opgehaald:
* 16 januari 2023: 525 kilo,
* 18 januari 2023: 525 kilo,
* 25 januari 2023: 425 kilo en
* 27 januari 2023: 525 kilo.
Op grond van het voorgaande neemt de rechtbank naast de leveringen van 16, 25 en 27 januari 2023, ook de levering van 525 kilo op 18 januari 2023 mee in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Buiten de lijstjes van [medeverdachte 1] en de gegevens van [bedrijf 2] ziet de rechtbank ook een aanwijzing in het nachtregister van het [hotel] dat deze levering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Daaruit volgt namelijk dat [medeverdachte 4] op 17 januari 2023 bij dit hotel in Duitsland is gearriveerd, hetgeen overeenkomt met de werkwijze bij de overige leveringen. Ook is er een chat van [medeverdachte 2] op 15 januari 2023: ‘morgen ochtend maat ket ophalen grote naalden En dan paarcdagen later Nog x 500 Volgenfexweek zelfde liedje’, hetgeen aansluit bij deze vier leveringen.
Toebedeling/onderverdeling van de kilo’s ketamine
In het eerder aangehaalde lijstje van 1 februari 2023 oftewel de K(11).note wordt door [medeverdachte 1] kennelijk in het kader van de afrekening een toebedeling / onderverdeling voor de kilo’s ketamine gemaakt die er schematisch als volgt uitziet:
ronde
1
2
3
4
totaal
totaal kilo
300
600
1000
1000
2.9
voor ‘ons’
175
250
400
400
1.225
andere(bij ons) of
de boys
25
50
100
100
275
[nickname 21] /
andere
100
50/50
100
50/50
200
(wv 100 [nickname 21] ,
100 andere)
[nickname 21]
200
(zelf betaald)
200
400
derden ( [nickname 2] , [nickname 3] , [nickname 4] , [nickname 5] )
-
200
300
300
800
Hoeveelheid winst opleverende kilo’s ketamine voor ‘de boys’
Op grond van deze notitie gaat de rechtbank ervan uit dat de winst van de in het schema genoemde kilo’s in de regel ‘andere (bij ons) of de boys’ en ‘andere’ werd toebedeeld aan de in de K(11).note. genoemde personen. Te weten: [nickname 6] , [nickname 7] , [nickname 8] , [nickname 9] , [nickname 1] , [nickname 10] , [nickname 11] en [nickname 12] . Het in totaal bij hun namen genoemde aantal kilo’s correspondeert telkens met het aantal voor andere/boys genoemde aantal. Dit waren kennelijk de ‘werknemers’ die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ondersteunden bij de ketaminehandel. Over de 4 rondes betrof dit op het totaal van 2900 kg een deel van 375 kg.
Uitbetaalde winst
De rechtbank stelt op basis van de stukken in het dossier vast dat er ook daadwerkelijk winst aan ‘de boys’ is uitbetaald. Uit het document ket(1).note dat in een chat van 30 januari 2023 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is verzonden, blijkt immers dat er is betaald aan de boys, oftewel uitgedeeld.
Betaald aan boys:
Wat wij hebben uitgedeeld:
30 stuks [nickname 6] = 37.5k
20 stuks [nickname 8] = 25k
20 stuks [nickname 7] = 25k
20 stuks [nickname 1] = 25k
20 stuks [nickname 9] = 25k
10 stuks [nickname 10] = 12,5k
10 stuks [nickname 13] = 12.5k
= 162 500
De rechtbank is van oordeel dat op grond van dit lijstje kan worden vastgesteld dat deze bedragen daadwerkelijk aan ‘de boys’ zijn uitbetaald. Ondanks dat het dossier aanwijzingen bevat dat er eerder ook al zou zijn uitbetaald en het feit dat de aan de boys toebedeelde kilo’s corresponderen met veel hogere verdiensten, kan op grond van dit lijstje niet worden uitgesloten dat dit de totale uitbetaling is voor de ketaminetransporten op dat moment. Nu het doel van een ontnemingsvordering is te ontnemen wat daadwerkelijk aan wederrechtelijk verkregen voordeel is genoten, neemt de rechtbank dit lijstje in het voordeel van [veroordeelde] als uitgangspunt.
Uit voornoemd lijstje blijkt dat onder ‘de boys’ een persoon aangeduid als ‘ [nickname 1] ’ valt. De rechtbank leidt hieruit af dat hiermee het Exclu-account ‘ [account] ’ wordt bedoeld waarvan veroordeelde heeft bekend dat hij dit heeft gebruikt. Hieruit volgt dan dat aan [veroordeelde] € 25.000,- is betaald. Weliswaar is de rol van [veroordeelde] in de daadwerkelijke uitvoering van de ketamine-transporten in het dossier onvoldoende naar voren gekomen maar kennelijk was hij hierin wel belangrijk genoeg om daaraan een forse beloning te koppelen. Uit een gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over de verdeling van de beloningen met betrekking tot de ketamineactiviteiten op 26 januari 2023 kan worden afgeleid dat [veroordeelde] degene was die een rol had in het verpakken, sorteren, afgeven dan wel afleveren bij klanten van de ketamine, waarbij hij -net als [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] - een belangrijke rol had, die groter was dan anderen die alleen meerijden. Bovendien maakte [veroordeelde] deel uit van de groep van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die zich bezig hield met diverse criminele activiteiten. Het aannemen van de uitbetaling is daarmee op zichzelf al een strafbaar feit.
Op grond van dit alles is de rechtbank van oordeel dat [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel uit de ketamine-handel heeft gehad en schat dit op
€ 25.000,-.
Cocaïne
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de cocaïnehandel hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten uit het rapport.
Totaal aantal verkochte kilo’s cocaïne
In het rapport gaat de politie uit van 3.148 kilo verkochte cocaïne. Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer 1170 blijkt dat dit aantal volgt uit de "pick ups oud.note d.d. 24-10-2022, 14:19:03 UTC' en "pick ups (3).note d.d. 22-11-2022, 14:41:12 UTC' en de voorraadoverzichten die in een Exclu-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [veroordeelde] op 17 januari 2023 om 20:36:56 UTC worden verzonden in ‘lijst spullen (3).note. De rechtbank neemt dit over nu zij geen aanleiding ziet om hier vanaf te wijken.
In het dossier wordt ook een aantal van 2351 stuks genoemd, maar dat heeft kennelijk betrekking op een specifiek deel van de handel ‘de nieuwe job’, terwijl in de notities ook een ‘oude job’ en een ‘ [nickname 4] job’ genoemd worden, waarbij de ‘ [nickname 4] job’ in totaal 3670 stuks is.
Verkoopprijs
In het rapport gaat de politie uit van een verkoopprijs van € 21.500,- per kilo op grond van het document ‘Betalingen [nickname 3] en [nickname 14] (2).note van 10 oktober 2022 18:41:50 UTC, tenzij er voor een specifieke levering (aan bijvoorbeeld [nickname 15] of [nickname 16] ) een andere verkoopprijs bekend is. Deze wijze van berekening komt uit op een gemiddelde verkoopprijs van iets meer dan € 21.500,-. In het voordeel van veroordeelde zal de rechtbank uitgaan van het genoemde bedrag van € 21.500,-.
Inkoopprijs
In het rapport wordt uitgegaan van een inkoopprijs van € 7.125,-. Hierover blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer 1170 dat dit bedrag is gebaseerd op het door de Landelijke Recherche van de Nationale Politie opgestelde document ‘Prijzen drugs & precursoren 2021. Daarbij is aansluiting gezocht bij het vastgestelde bedrag voor tussenhandel in Latijns-Amerika. De rechtbank ziet geen aanleiding in het dossier om aan te nemen dat er geen sprake is van aankoop via tussenhandel in Latijns-Amerika, mede gelet op de omstandigheid dat er kennelijk ook kosten voor boot en lading worden gemaakt. Gelet op hetgeen daarover is vermeld in de notitie [nickname 17] (3).note (bijlage bij proces-verbaal 358) ziet de rechtbank wel aanleiding om een correctie op de inkoopprijs toe te passen. Daarin wordt immers, naast de prijs voor de boot en de lading, gesproken over een prijs per stuk van € 7.450,-. In het voordeel van veroordeelde zal de rechtbank van een inkoopprijs van € 7.450,- uitgaan.
Kosten
In het rapport worden op basis van de [nickname 17] (3) note de volgende posten als kosten aangemerkt:
  • Kosten boot: € 1.500.000,-
  • Kosten lading: € 200.000,-
In het rapport worden deze kosten volledig in mindering gebracht op het totaal verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel uit de cocaïne, nu niet duidelijk is op welke specifieke lading cocaïne of welke hoeveelheid cocaïne deze kosten betrekking hebben.
De rechtbank sluit zich daarbij aan en zal deze kosten als kosten voor het totaal aantal verkochte kilo’s aanmerken. Dat betekent dat een bedrag van
€ 1.700.000,-/3.148 kg = € 540,- per kilo cocaïne zal worden berekend.
Dat er nog andere kosten gemaakt zijn die in directe relatie staan tot de behaalde winst en daarmee in mindering gebracht mogen worden op het behaalde voordeel, is niet gebleken. Kosten voor eerder in beslag genomen partijen, diefstallen of daarmee verband houdende afbetalingen van schulden, kunnen niet als zodanig gelden.
Winst per kilo
Op grond van het voorgaande bedraagt de winst per kilo:
€ 21.500,- verkoopprijs per kilo
€ 7.450,- inkoopprijs per kilo
€ 540,--/- kosten boot + lading per kilo
€ 13.510,-
Berekening aandeel [veroordeelde] in de winst op de cocaïne
In het rapport is ervan uitgegaan dat [veroordeelde] ook heeft gedeeld in het voordeel dat is behaald met de handel in cocaïne. Bij gebrek aan andere aanknopingspunten is voor de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de cocaïnehandel aangesloten bij de percentuele winstverdeling die voor de ketamine-handel was berekend. De rechtbank acht dit een redelijk uitgangspunt nu het dossier geen andere, duidelijke aanknopingspunten bevat en veroordeelde, naar het oordeel van de rechtbank, daarover een ongeloofwaardige verklaring heeft afgelegd. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om andere percentages te hanteren, dan in het rapport zijn gebruikt.
Aanknopingspunten voor de beloning/winstdeling ziet de rechtbank in de verdeling bij de ketamine zoals die blijkt uit het hiervoor aangehaalde document ‘K(11).note’. Gelet op de bewezenverklaarde rollen van de hierin genoemde personen, kan hieruit worden afgeleid dat hoe groter de rol, hoe meer kilo’s/winst er aan desbetreffende persoon werd toegekend en uitbetaald. Zo werd er aan [medeverdachte 5] die per transport een meer organiserende rol had 30 kilo toegekend en aan [medeverdachte 6] die met name als chauffeur/beveiliger meereed 5 kilo. Dat leverde voor [medeverdachte 5] volgens de note voor vier rondes een aandeel van 120/2900 = 4,14% op en voor [medeverdachte 6] voor de laatste drie rondes een aandeel van 15/2600 =0,58%. De verdeling naar de grootte van de rol wordt ook bevestigd door de Exclu-gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over de verdeling van de betalingen voor de ketamine(transporten).
Daarnaast valt uit Exclu-gesprekken af te leiden dat voor de cocaïne ook de vervoerde hoeveelheid van invloed was op de beloning. Zo vraagt [medeverdachte 4] in een Exclu-gesprek met [veroordeelde] wanneer die hem vraagt of hij kan, of het weer maar 50 is. Als hem door [veroordeelde] wordt verteld dat het om 150 gaat, antwoordt [medeverdachte 4] dat hij daar zijn bed wel voor uitkomt. Geld is ook belangrijk voor hem want zo zegt hij in Exclu-bericht van 1 november 2022 tegen [medeverdachte 1] : “ik wil voor mn 30e miljonair zijn”. De rechtbank acht het daarom waarschijnlijk dat het principe ‘hoe meer kilo’s, hoe meer betaald’, ook gold voor de cocaïnehandel.
Daarnaast speelden er kennelijk ook andere overwegingen mee voor de beloningen en de hoogte daarvan. Zo wordt in een Exclu-gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gezegd dat [medeverdachte 7] niet zoveel doet, maar dat zij hem alleen wat gunnen omdat ze hem voor Spanje kunnen gebruiken. Voor [medeverdachte 8] geldt dat voor hem niet blijkt van een rol in de daadwerkelijke uitvoering, maar dat hij kennelijk een beloning krijgt voor zijn rol als stashbeheerder. (Dat volgt ook uit het Exclu-gesprek van 2 december 2022 waarin [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 8] zegt: ‘moeten eventjes doorwerken dan krijg je ook weer envelopje’).
Op grond van dit alles komt de rechtbank voor [veroordeelde] tot het volgende aandeel in de verhandelde kilo’s cocaïne. Uit het lijstje in het document ‘K(11).note’ blijkt dat de rol van [veroordeelde] in de ketamine-handel wordt beloond met een toedeling in de kilo’s van 50/2900 =1,72%. Zoals hiervoor overwogen had [veroordeelde] geen zichtbare rol in de daadwerkelijke uitvoering van de ketamine-transporten, maar maakte hij kennelijk wel op een andere manier onderdeel uit van de ketamine-handel en werd daar een forse beloning aan gekoppeld. Bij de handel in cocaïne is zijn rol in de uitvoering in het dossier wel duidelijk naar voren gekomen. Gelet op die rol lijkt het dan ook aannemelijk dat hij bij de cocaïnehandel in ongeveer dezelfde mate daarvoor werd beloond. De rechtbank schat dit aandeel - in het voordeel van verdachte - op 1,5%.
Aandeel toegepast op kilo’s cocaïne
Zoals hiervoor overwogen is er in de onderzoeksperiode 3.148 kilo cocaïne verhandeld. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten dat [veroordeelde] betrokken is geweest bij alle cocaïnetransporten, die hebben geleid tot deze totale hoeveelheid van 3.148 kilo. De rechtbank zal daarom het percentage van [veroordeelde] - wederom in zijn voordeel - niet toepassen op de totale hoeveelheid verhandelde kilo’s cocaïne maar enkel op de kilo’s van de transporten waarvan vaststaat dat hij daarbij betrokken is geweest. Dit betreffen hoeveelheden van 302, 200 en 70 kilo cocaïne.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat aan [veroordeelde] voor zijn rol in de cocaïnehandel naar schatting ten minste het volgende is toebedeeld:
572 kilo x 1,5% = 8,58 kilo
8,58 kilo x € 13.510,- winst per kilo =
€ 115.915,80
Daadwerkelijke betaling
Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de Exclu-berichten tevens af te leiden dat er voor de deelname aan de cocaïnehandel ook daadwerkelijk is betaald. Zo wordt er in een Exclu-chat op 22 november 2022 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over betalingen en verrekeningen gesproken. De rechtbank leidt uit dit bericht af dat er 31 x 21.000 (+ service 35%) binnenkomt wat neerkomt op € 1.062.000,- . Vervolgens moeten [nickname 18] , [nickname 19] en [nickname 20] , de stash en de aankomst worden betaald. Het bedrag na aftrek van deze betaling is volgens [medeverdachte 1] immers wat hij en [medeverdachte 2] overhouden. Hieruit volgt aldus een uitbetaling aan [nickname 19] en [nickname 20] (kleine [letter] ) waarmee naar het oordeel van de rechtbank bedoeld worden [medeverdachte 4] en [veroordeelde] . Ook zegt [medeverdachte 2] op 9 december 2022 in een gesprek met [medeverdachte 1] over het ophalen van contante geldbedragen dat ‘als het is opgehaald van de week de boys ook gelijk allemaal wat geven, ook de plekken’. De rechtbank leidt hieruit af dat op het moment dat het totale contante geldbedrag was opgehaald, er een beloning aan ‘de boys’ heeft plaatsgevonden. Hieronder valt ook [veroordeelde] , zo blijkt uit het voorgaande.
Bovendien blijkt uit het document ‘K(11).note’ dat er voor de ketamine-handel aan ‘de boys’ waaronder [veroordeelde] in ieder geval voor een deel is uitbetaald. Mede gelet op het feit dat de ketamine-handel voor het overgrote deel chronologisch ná de cocaïnetransporten heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank het aannemelijk dat de bij de cocaïnehandel betrokken uitvoerders ook daarvoor al uitbetaald hebben gekregen en dus daadwerkelijk voordeel hebben genoten. Daarbij komt dat de uitvoerders van de cocaïnetransporten met het aantal transporten gedurende een behoorlijke periode een belangrijke rol hebben gespeeld bij de handel in cocaïne en daarbij grote risico’s hebben gelopen. Met die handel in cocaïne worden grote winsten behaald, per kilo ook veel meer winst dan bij ketamine. Dat zij daarvoor niets of vrijwel niets betaald hebben gekregen, zoals is betoogd, en desondanks bereid zouden zijn geweest daarmee verder te gaan, komt de rechtbank dan ook hoogst onwaarschijnlijk voor.
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel van [veroordeelde] uit de cocaïne-handel daarom op
€ 115.915,80.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel uit cocaïne en ketamine
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van [veroordeelde] op:
Ketamine: € 25.000,-
Cocaïne:
€ 115.915,80
Totaal: € 140.915,80
4.3
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op
€ 140.915,80en de vordering van de officier van justitie voor het overige afwijzen.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op

€ 140.915,80;

- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 140.915,80ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- wijst de vordering van het Openbaar Ministerie voor het overige af;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op maximaal
1.080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2025.