ECLI:NL:RBZWB:2025:863

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
02-128078-23 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel gedeeltelijk toegewezen

In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2025 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van het Openbaar Ministerie. De vordering betrof een bedrag van € 25.000,-, dat door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De procedure vond plaats op verschillende zittingen in oktober 2024, waarbij de officieren van justitie mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs aanwezig waren. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. G.J. Woodrow, heeft primair de afwijzing van de vordering bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de daadwerkelijke uitbetaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit het afleveren van ketamine zonder de benodigde registratie. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld op basis van rapportages en bewijsstukken, waaronder Exclu-berichten en andere documenten. De rechtbank concludeert dat de veroordeelde € 12.500,- heeft ontvangen voor zijn bijdrage aan de ketaminetransporten, en heeft dit bedrag als het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie voor het overige afgewezen en de verplichting tot betaling aan de staat opgelegd.

De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de duur van de gijzeling bij niet-betaling van het ontnemingsbedrag heeft vastgesteld op 250 dagen. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-128078-23 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 14 februari 2025
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg

1.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd tot een bedrag van € 25.000,-.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 3, 4, 7 en 14 oktober 2024, waarbij de officieren van justitie mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 14 februari 2025.

2.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie stelt dat op grond van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van de politie het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 25.000,-. Dat er daadwerkelijk is uitbetaald, blijkt uit de Exclu-berichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die zijn opgenomen in het proces-verbaal met nummer 1171 op pagina 361 van het ontnemingsdossier. Bovendien is er tijdens de doorzoeking van woning aan de [adres] in de slaapkamer van veroordeelde € 10.000,- aangetroffen waarover hij heeft verklaard dat dit geld van hem is. De vier rondes in de notities omvatten ook de twee transporten waarbij veroordeelde betrokken is geweest, wat heeft geleid tot het bedrag van de vordering.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging bepleit primair afwijzing van de vordering. Veroordeelde ontkent daadwerkelijk te zijn uitbetaald, wat aannemelijk is omdat de ‘klapdag’ al enkele dagen na de door veroordeelde uitgevoerde transporten volgde. Daarbij is 1.700 kilo ketamine in beslag genomen en uitbetalingen vinden doorgaans pas plaats nadat goederen zijn verkocht. Verder is de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in rapportage gebaseerd op Exclu-berichten die mede gelet op de overgelegde chats in zaken van medeverdachten onvoldoende verankering vinden in het dossier. De notities bevatten een voorgenomen verdeling die door de aanhoudingen uiteindelijk niet is uitgevoerd. Tot slot is veroordeelde bij slechts twee van de vier transporten waarop de berekening is gebaseerd, betrokken geweest en is er niet gebleken van aanwijzingen dat hij zich voor die twee transporten ook bezig hield met strafbare feiten.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
De grondslag van de vordering
Het Openbaar Ministerie heeft het gevorderde ontnemingsbedrag vastgesteld met toepassing van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr).
Op grond van artikel 36e lid 2 Sr kan wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen voor de strafbare feiten waarvoor betrokkene is veroordeeld in de hoofdzaak en daarnaast voor andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door de betrokkene zijn begaan.
De rechtbank overweegt dat veroordeelde (hierna ook [veroordeelde] genoemd) bij vonnis van deze rechtbank van 14 februari 2025 is veroordeeld voor het medeplegen van het zonder registratie afleveren van ketamine en het voorhanden hebben van een vervalst reisdocument tot de in die uitspraak vermelde straf.
4.2
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vonnis in de strafzaak en het dossier het aannemelijk is dat veroordeelde (hierna ook [veroordeelde] genoemd) wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit het medeplegen van afleveren van ketamine zonder de daarvoor benodigde registratie. Veroordeelde heeft hierover geen verklaring afgelegd. De rechtbank gaat daarom voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van het onderstaande, waarbij zij zich heeft gebaseerd op de hierna genoemde bewijsmiddelen uit het dossier.
Ketaminetransporten
De rechtbank acht het medeplegen van [veroordeelde] van het tweemaal afleveren van ketamine bewezen. Daarbij gaat het om de transporten van 425 kg op 25 januari 2023 en 525kg op 27 januari 2023.
Uit de diverse lijstjes (onder andere de K(11).note) die door [medeverdachte 1] via Exclu-berichten aan [medeverdachte 2] zijn verstuurd, valt af te leiden dat aan [veroordeelde] ([nickname 1]) voor zijn bijdrage een beloning werd toebedeeld die per transport gelijkstond aan (de winst op) 5 kg ketamine en die winst zou per kg € 1.250,- vertegenwoordigen. Ook stemt [medeverdachte 1] in een bericht van 27 januari 2023 met zijn vader af hoeveel hij de jongens weer kan geven, waarbij hij voor ‘[nickname 2]’ 6.25 (k) noemt. In het Exclu-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van 26 januari 2023 zegt [medeverdachte 1] ‘[nickname 2] = air’, waaruit de rechtbank afleidt dat daarmee het Exclu-account [nickname 1] en dus [veroordeelde] wordt bedoeld.
Anders dan de politie en het Openbaar Ministerie zal de rechtbank echter niet van deze lijstjes en verdeling uitgaan bij het vaststellen van het door [veroordeelde] daadwerkelijk verkregen voordeel. Hieraan liggen de navolgende overwegingen ten grondslag.
Uitbetaalde winst
De rechtbank stelt op basis van de stukken in het dossier vast dat er ook daadwerkelijk winst aan ‘de boys’ is uitbetaald. Uit het document ket(1).note dat in een Exclu-bericht van 30 januari 2023 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is verzonden, blijkt immers dat er is betaald aan de boys, oftewel uitgedeeld:
“Wat wij hebben uitgedeeld:
30 stuks [nickname 3] = 37.5k
20 stuks [nickname 4] = 25k
20 stuks [nickname 5] = 25k
20 stuks [nickname 6] = 25k
20 stuks [nickname 7] = 25k
10 stuks [nickname 8] = 12,5k
10 stuks [nickname 2] = 12.5k
= 162 500”
De rechtbank is van oordeel dat op grond van dit lijstje en dit Exclu-bericht kan worden vastgesteld dat deze bedragen daadwerkelijk aan ‘de boys’ zijn uitbetaald. Ondanks dat het dossier aanwijzingen bevat dat er eerder ook al zou zijn uitbetaald, kan op grond van dit lijstje niet worden uitgesloten dat dit de totale uitbetaling is tot dat moment voor de ketaminetransporten. Nu het doel van een ontnemingsvordering is te ontnemen wat daadwerkelijk aan wederrechtelijk verkregen voordeel is genoten, neemt de rechtbank dit lijstje als uitgangspunt.
Uit voornoemd lijstje blijkt dat onder ‘de boys’ een persoon aangeduid als ‘[nickname 2]’ valt.
De rechtbank gaat, zoals hiervoor overwogen, ervan uit dat daarmee [veroordeelde] wordt bedoeld. Dat betekent dat aan [veroordeelde] € 12.500,- is betaald.
Het is juist dat, zoals de raadsman heeft aangevoerd, deze uitbetaling dan snel na de bewezenverklaarde transporten heeft plaatsgevonden, maar dat is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat er nog niet is uitbetaald. Daarnaast geldt dat in de omstandigheid dat bij de doorzoeking op 3 februari 2023 in de woning van [veroordeelde] een groot contant bedrag, te weten € 10.000,-, is aangetroffen, ook steun biedt voor de daadwerkelijke uitbetaling voor de ketaminetransporten conform het Exclu-bericht.
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel daarom op
€ 12.500,-.
4.3
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag eveneens vaststellen op € 12.500,- en de vordering van de officier van justitie voor het overige afwijzen.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 12.500,-;
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 12.500,-ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- wijst de vordering van het Openbaar Ministerie voor het overige af;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
250 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2025.