ECLI:NL:RBZWB:2025:8608

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
02-315497-23, 02-186258-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake handel in cocaïne en hennep met veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf

Op 8 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de handel in cocaïne en hennep. De verdachte, geboren in Marokko in 2001, werd bijgestaan door raadsman mr. A.M.J. Joris. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 november 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. Poirters de aanklacht presenteerde. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van en handelen in verdovende middelen, met name cocaïne en hennep, in de periode van 1 april 2023 tot en met 27 november 2023. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde in de verkoop van deze middelen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de handel in cocaïne en hennep, maar sprak de verdachte vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 137 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis. Daarnaast werden de in beslag genomen goederen, waaronder een Renault Clio en geldbedragen, verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02-315497-23, 02-186258-25 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 december 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1]
raadsman mr. A.M.J. Joris, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 november 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. Poirters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak van de [medeverdachte] met parketnummer 02-315490-23.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met de medeverdachte heeft gehandeld in de verkoop van cocaïne en hennep. Daarnaast heeft verdachte deze verdovende middelen op 27 november 2023 tezamen met de medeverdachte opzettelijk aanwezig gehad.
De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de handel in hennep en cocaïne. Daarnaast heeft verdachte samen met de medeverdachte op 27 november 2023 hennep en cocaïne aanwezig gehad in hun woningen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van het feit met parketnummer 02-186258-25 aan het oordeel van de rechtbank. Ook voor de feiten onder 2 en 4 ten laste gelegd refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, behoudens voor de cocaïne die is aangetroffen in de woning van de [medeverdachte] . Medeplegen kan niet worden bewezen, waardoor niet kan worden gesteld dat verdachte de beschikkingsmacht en wetenschap over deze hoeveelheid cocaïne heeft gehad. Ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten bepleit de verdediging vrijspraak, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat om vast te stellen dat verdachte betrokken is bij de handel in verdovende middelen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-315497-23
Vaststelling feiten
De verdachten [verdachte] en [medeverdachte] worden verdacht van de handel in verdovende middelen en het opzettelijk aanwezig hebben daarvan. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 10 november 2023 houdt de politie een Renault Clio met [kenteken 1] onder observatie. Verdachte wordt herkend als de bestuurder van deze auto. Verbalisanten zien dat er meerdere keren een persoon bij verdachte in de auto stapt, korte tijd blijft zitten en vervolgens weer uitstapt. Ook wordt een auto gezien die parkeert naast de Renault Clio waarna kort contact is tussen de bestuurders van de auto’s. De verbalisanten vermoeden dat verdachte vanuit zijn auto verdovende middelen verkoopt en dit wordt door de kopers bevestigd. De [getuige 1] heeft op 10 november 2023 verklaard dat hij cocaïne heeft gekocht van verdachte. Na indicatief onderzoek bleek het om cocaïne te gaan. De [getuige 2] heeft op 10 november 2023 wiet bij verdachte gekocht. Daarnaast verklaart [getuige 2] al sinds april 2023 wiet bij verdachte te kopen.
Naar aanleiding van de observaties hebben er op 27 november 2023 doorzoekingen plaatsgevonden in de woning van verdachte ( [adres 2] ) en de woning van de medeverdachte ( [adres 3] ). In de woning van verdachte is 938 gram hennep, 165 gram hasj en 83,25 gram cocaïne aangetroffen. Ook zijn er meerdere telefoons in beslag genomen, waaronder een IPhone XR (goednummer 2663724) en een Nokia (goednummer 2663453). Daarnaast zijn er meerdere contante geldbedragen in beslag genomen. In de woning van de medeverdachte is op 27 november 2023 439,3 gram en 5,5 gram cocaïne aangetroffen. Ook in deze woning zijn meerdere telefoons in beslag genomen, waaronder een IPhone XR (goednummer 2663444) en IPhone 12 (goednummer 2663435). Ook is in de woning een busje pepperspray aangetroffen.
De aangetroffen hoeveelheden harddrugs zijn getest door het NFI, waaruit is gebleken dat het cocaïne betreft. De hoeveelheden hennep zijn door de verbalisanten als zodanig herkend. De hierboven genoemde telefoons zijn onderzocht en door de politie aangemerkt als dealertelefoons. In de telefoons zijn berichten aangetroffen die wijzen op de handel in verdovende middelen.
Bij de politie heeft verdachte gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht.
Medeplegen
Verdachte wordt verweten dat hij samen met de medeverdachte verdovende middelen heeft verhandeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van medeplegen, omdat de beide verdachten dealden in dezelfde periode, zij dezelfde soorten verdovende middelen aanboden en deze verdovende middelen waren verpakt in gelijksoortige ponypacks. Ook heeft de politie waargenomen dat de medeverdachte op 3 november 2023 tijdens het dealen een plastic zak overhandigd kreeg uit de tuin van de woning van de verdachte. Volgens de verdediging bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking zodat, er geen sprake is van medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Hiervoor is het van belang dat verdachte een materiële of intellectuele bijdrage levert van voldoende gewicht. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In het licht van voornoemde maatstaf oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van medeplegen. Ondanks dat het dossier enkel opvallende overeenkomsten bevat tussen de handelwijze van beide verdachten, kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De medeverdachte is slechts éénmaal waargenomen bij de woning van de verdachte. Hierbij is gezien dat aan hem een plastic zak wordt overhandigd, maar onduidelijk is gebleven wat de inhoud van deze plastic zak was. Daarnaast beschikten zij beiden over eigen dealertelefoons, reden zij in verschillende auto’s en kan niet worden uitgesloten dat de verdovende middelen die in de verschillende woningen zijn aangetroffen een eigen dealervoorraad betreffen.. Daarnaast is niet gebleken van een taakverdeling of onderlinge afstemming van de gedragingen van verdachten.
Alles overziend kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank zal daarom verdachte daarom vrijspreken van het
medeplegenvan de onder parketnummer 02-315497-23 ten laste gelegde feiten.
Opzettelijk aanwezig hebben verdovende middelen (feiten 2 en 4)
Na onderzoek door het NFI is gebleken dat er bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 27 november 2023 84,74 gram cocaïne, 932 gram hennep en 163 gram hasj is aangetroffen. In het algemeen geldt als uitgangspunt dat een bewoner van een woning weet welke goederen er in zijn woning aanwezig zijn en dat hij daarover dan ook de beschikking heeft. Er zijn geen omstandigheden gebleken waaruit blijkt dat dit in dit geval anders zou zijn. De grote hoeveelheden verdovende middelen zijn aangetroffen op toegankelijke plekken in de woning, waaronder de slaapkamer van verdachte. Daarnaast kwam verdachte elke dag in de woning. Onder deze omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning en hierover ook kon beschikken.
De rechtbank acht de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, behoudens de onder feit 2 genoemde 444,8 gram cocaïne, aangezien de bovengenoemde redenering niet geldt ten aanzien van de cocaïne die is aangetroffen in de woning van de medeverdachte. Nu de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat er geen sprake is van medeplegen en ook niet blijkt van wetenschap of beschikkingsmacht bij verdachte ten aanzien van deze in de woning van de medeverdachte aangetroffen cocaïne, wordt de verdachte hiervan vrijgesproken.
Handel in cocaïne en hennep (feiten 1 en 3)
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte tevens heeft gehandeld in cocaïne en hennep. Tijdens de observaties zijn door de verbalisanten dealeractiviteiten waargenomen. Gezien is dat verdachte in zijn auto rondrijdt, telkens kort op een plek stopt en vervolgens met iemand contact maakt dan wel dat iemand bij hem instapt. Dit contact duurt telkens kort, waarna verdachte weer verder rijdt. Ook is verdachte meerdere malen staande gehouden door de politie waarbij er hennep verpakt in meerdere ponypacks bij hem is aangetroffen. Ook heeft de politie op 10 november 2023 twee kopers staande gehouden en gehoord. Deze kopers hebben verklaard cocaïne respectievelijk hennep bij verdachte te hebben gekocht. Bovendien blijkt uit de berichten die zijn aangetroffen op de Nokia dat verdachte handelt in verdovende middelen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat deze telefoon aan verdachte toebehoort. De telefoon is immers op het bureau in zijn slaapkamer aangetroffen. De verbalisanten hebben een foto gemaakt van de situatie toen zij het bureau aantroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is gezien de hiervoor genoemde bewijsmiddelen sprake van handel in verdovende middelen.
De rechtbank acht ook de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
02-186258-25
Handel in cocaïne
Op 9 januari 2025 zien de verbalisanten dat een personenauto BMW met kenteken [kenteken 2] kort contact maakt met een persoon op het [adres 4] in [plaats] . De bestuurder van de personenauto bleek later de verdachte te zijn. De persoon waarmee verdachte contact had is gehoord en heeft verklaard cocaïne te hebben gekocht van verdachte. Na onderzoek door het NFI bleek het ook daadwerkelijk cocaïne te zijn.
Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen. De verdediging heeft hiertegen ook geen verweer gevoerd.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-315490-23
1
op 10 november 2023 te [plaats] , opzettelijk heeft verkocht en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 27 november 2023 te [plaats]
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 84,74 gram van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
in
de periode van1 april 2023 tot en met 26 november 2023 te
[plaats] , opzettelijk heeft verkocht en vervoerd,
hoeveelheden hennep (wiet),
zijnde hennep telkens
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
op 27 november 2023 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 932 gram hennep en 163 gram hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Parketnummer 02-186258-25
op 9 januari 2025 te [plaats] opzettelijk heeft verkocht en vervoerd,
ongeveer 1,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen voor het medeplegen van de
4 feiten onder parketnummer 02-315497-23, en de verkoop van cocaïne op 9 januari 2025 een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van het voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan verdachte voor het aanwezig hebben van verdovende middelen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de (gedeeltelijk) geschonden redelijke termijn.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van de Opiumwet. Op 10 november 2023 heeft verdachte cocaïne vervoerd en verkocht. In zijn woning is op 27 november 2023 ook een hoeveelheid cocaïne aangetroffen, die verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad. Daarnaast heeft verdachte ruim een jaar hennep gedeald, welke hij ook opzettelijk aanwezig had in de woning. Het is algemeen bekend dat cocaïne een middel is dat voor gebruikers sterk verslavend is en ernstige schade kan toebrengen aan de gezondheid van gebruikers. Daarnaast gaat de handel in drugs veelal gepaard met andersoortige criminaliteit, waaronder delicten die drugsgebruikers plegen om aan hun drugs te komen, maar ook delicten tussen handelaren onderling. Verdachte heeft hieraan met zijn handelen bijgedragen. Daarnaast is de handel in verdovende middelen ook overlastgevend voor de omgeving en tast dit het veiligheidsgevoel aan in de samenleving.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 9 oktober 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank ook de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft bij de politie gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht en was niet ter zitting aanwezig. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en niet is gebleken of verdachte enig probleeminzicht heeft verkregen. Gelet op het feit dat verdachte na het ontstaan van de eerste verdenking is doorgegaan met het dealen, bestaan bij de rechtbank zorgen ten aanzien van het recidiverisico.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie is. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is het uitgangspunt voor het dealen van harddrugs gedurende een periode korter dan een maand een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Op het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 85 gram cocaïne staat een taakstraf van 150 uur. Verdachte heeft daarnaast ook gedeald in softdrugs en deze voorhanden gehad. Gelet op het herhalingsgevaar acht de rechtbank een flinke stok achter de deur noodzakelijk. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft verdachte niet terug naar de gevangenis. Er kan voor wat betreft het onvoorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, en daarnaast een taakstraf van na te melden duur.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 137 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van het voorarrest passend. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op van 200 uur te vervangen door 100 dagen hechtenis. De overschrijding van de redelijke termijn is hierin verdisconteerd.

7.Het beslag

7.1.
De verbeurdverklaring
De in beslag genomen personenauto van het merk Renault (Clio) met [kenteken 1] wordt verbeurd verklaard. Het voorwerp is hiervoor vatbaar en het wordt passend geacht om naast de hoofdstraf verbeurdverklaring op te leggen, omdat de bewezen feiten met behulp van dit voorwerp is begaan. Ook een gedeelte van de in beslag genomen geldbedragen (nummers 3, 5, 6, 15 en 16 op de beslaglijst) worden verbeurd verklaard. Deze geldbedragen zijn hiervoor vatbaar en de rechtbank acht het passend om naast de hoofdstraf verbeurdverklaring op te leggen, omdat de bedragen geheel of grotendeels door middel van de bewezen verklaarde strafbare feiten zijn verkregen.
7.2.
De onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen hennep met de hierna te melden goednummers 7 tot en met 13 op de beslaglijst wordt onttrokken aan het verkeer. De voorwerpen zijn hiervoor vatbaar en het wordt passend geacht om deze te onttrekken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
7.3.
De bewaring voor de rechthebbende
Ten aanzien van de in beslag genomen geldbedragen met nummers 1, 2 en 4 op de beslaglijst wordt de bewaring gelast ten behoeve van de rechthebbende.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02-315497-23
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Parketnummer 02-186258-25
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 137 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende voorwerpen:
- €4.000,00 van 1 STK Personenauto [kenteken 1] (Omschrijving: PL2000-2023301999-2610692, Zwart, merk: Renault, [chassisnummer] , bouwjaar 2014, Met papieren, Met sleutels);
- 145 EUR ibg 27-11-2023 (Omschrijving: PL2000-2023301999-2663440);
- 5600 EUR ibg 27-11-2023 (Omschrijving: PL2000-2023301999-2663431);
- 1160 EUR ibg 27-11-2023 (Omschrijving: PL2000-2023301999-2663432);
- verklaart aan het verkeer onttrokken de volgende voorwerpen:
- 116 GR Hennep (Omschrijving: G2663482);
- 18 GR Hennep (Omschrijving: G2663483);
- 1 GR Hennep (Omschrijving: G2663488);
- 306 GR Hennep (Omschrijving: G2663490);
- 389 GR Hennep (Omschrijving: G2663491);
- 38 GR Hennep (Omschrijving: G2663495);
- 1 GR Hennep (Omschrijving: G2663496);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het/de inbeslaggenomen voorwerp/voorwerpen, te weten:
- 195 EUR ibg 27-11-2023 (Omschrijving: PL2000-2023301999-2663446);
- 13490 EUR ibg 27-11-2023 (Omschrijving: PL2000-2023301999-2663445);
- 8000 EUR ibg 27-11-2023 (Omschrijving: PL2000-2023301999-2663439);
- 3895 EUR Geld Euro (Omschrijving: ibn 27-11-2023);
- 300 EUR Geld Euro (Omschrijving: ibn 27-11-2023);
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, en mr. V.M. Schotanus en mr. L.E. van Oploo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 8 december 2025.
Mr. L.E. van Oploo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
02-315490-23
1
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2023 tot en met 27
november 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid/hoeveelheden van een materia(a)l(en) bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 27 november 2023 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 444,8 gram en/of 84,74 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks 10 november 2022 tot en met 26 november 2023 te
[plaats] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj/wiet),
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 27 november 2023 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 932 gram, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram hennep en/of 163 gram, in elk geval een
hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd,
zijnde hennep en/of hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
02-186258-25
hij, op of omstreeks 9 januari 2025 te [plaats]
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )