ECLI:NL:RBZWB:2025:855

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
02-334223-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel gedeeltelijk toegewezen

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2025 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 4.704.108,48. De vordering is behandeld op meerdere zittingen in oktober 2024, waarbij de officieren van justitie mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die betrokken was bij de cocaïne- en ketaminehandel, wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de cocaïnehandel. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen en het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 850.589,60. De rechtbank oordeelde dat de verdediging onvoldoende bewijs had geleverd om de vordering af te wijzen. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie voor het overige afgewezen en de verplichting tot betaling aan de staat opgelegd. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-334223-22 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 14 februari 2025
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge

1.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd tot een bedrag van € 4.704.108,48.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 2, 3, 4, 7 en 10 oktober 2024, waarbij de officieren van justitie mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 14 februari 2025.

2.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie stelt dat op grond van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van de politie het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 4.704.108,48. Zoals uit het rapport blijkt, is dit gebaseerd op de verdiensten uit de cocaïnehandel, maar is daarvoor de verdeelsleutel uit de lijstjes voor de ketamine toegepast. Dat veroordeelde gedurende al die tijd niets zou hebben ontvangen, acht het Openbaar Ministerie volstrekt onaannemelijk gelet op de belangrijke rol die veroordeelde had, waarbij hij telkens beschikbaar was en grote risico’s heeft gelopen. Dat over de uitbetaling geen Exclu-berichten beschikbaar zijn, doet daaraan niet af.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging bepleit afwijzing van de vordering. Daartoe wordt aangevoerd dat de vordering op een lijstje is gebaseerd waaraan conclusies worden verbonden die niet worden ondersteund door overige feiten uit het dossier. Zo is onduidelijk op welke werkzaamheden de bedragen zien en uit de Exclu-berichten valt tevens af te leiden dat er geen sprake is van een vaste verdeelsleutel. Veroordeelde komt niet op het lijstje voor en verder is er geen begin van aannemelijkheid dat er daadwerkelijk iets aan hem is betaald. Er is onder hem ook geen onverklaarbaar vermogen aangetroffen. Aan hem is wel een bedrag toegezegd, maar dat is niet betaald. Uit het dossier valt dit ook niet af te leiden.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
De grondslag van de vordering
Het Openbaar Ministerie heeft het gevorderde ontnemingsbedrag vastgesteld met toepassing van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr).
Op grond van artikel 36e lid 2 Sr kan wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen voor de strafbare feiten waarvoor veroordeelde is veroordeeld in de hoofdzaak en daarnaast voor andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door de betrokkene zijn begaan.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde bij vonnis van deze rechtbank van 14 februari 2025 is veroordeeld voor het medeplegen van cocaïnehandel en het medeplegen van het afleveren en in voorraad hebben van ketamine zonder de daarvoor benodigde registratie, tot de in die uitspraak vermelde straf.
4.2
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vonnis in de strafzaak en de stukken uit het dossier aannemelijk is dat veroordeelde (hierna ook [veroordeelde] genoemd) in elk geval wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit - kort gezegd - de cocaïnehandel. Veroordeelde heeft verklaard dat hem was toegezegd dat hij € 50.000,- zou krijgen, maar dat hij dit bedrag nooit heeft gekregen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en gaat daarom voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van het onderstaande, waarbij zij zich heeft gebaseerd op de in de bijlage vermelde delen van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (verder: het rapport) en de overige in de bijlage vermelde bewijsmiddelen.
Onderzoeksperiode cocaïne en ketamine
De rechtbank gaat net als de politie in het rapport uit van de onderzoeksperiode van 15 maart 2022 tot en met 3 februari 2023.
Ketamine
In de zaken van medeverdachten heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de ketaminetransporten vastgesteld op basis van het document ket(1).note dat in een chat van 30 januari 2023 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is verzonden. Uit dit document blijkt namelijk dat er daadwerkelijk is betaald (‘uitgedeeld’) aan ‘de boys’. In deze notitie komt veroordeelde, dan wel een van zijn nicknames, niet voor. Daarom heeft de rechtbank voor veroordeelde niet vastgesteld dat hij wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit de ketaminehandel.
Cocaïne
De rechtbank gaat er vanuit dat veroordeelde in elk geval voordeel heeft genoten uit de cocaïnehandel. De grote hoeveelheden contant geld (in totaal 21.585 euro) die door een politiehond op diverse plekken in de woning van veroordeelde werden aangetroffen vormen een aanwijzing daarvoor en uit de Exclu-berichten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] leidt de rechtbank af dat zij de mensen die voor hen werkten goed beloonden. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar hetgeen zij hierna overweegt onder ‘daadwerkelijke betaling’.
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de cocaïnehandel hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten uit het rapport.
Totaal aantal verkochte kilo’s cocaïne
In het rapport gaat de politie uit van 3.148 kilo verkochte cocaïne. Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer 1170 blijkt dat dit aantal volgt uit de "pick ups oud.note d.d. 24-10-2022, 14:19:03 UTC' en "pick ups (3).note d.d. 22-11-2022, 14:41:12 UTC' en de voorraadoverzichten die in een Exclu-gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 17 januari 2023 om 20:36:56 UTC worden verzonden in ‘lijst spullen (3).note. De rechtbank neemt dit over nu zij geen aanleiding ziet om hier vanaf te wijken.
In het dossier wordt ook een aantal van 2351 stuks genoemd, maar dat heeft kennelijk betrekking op een specifiek deel van de handel ‘de nieuwe job’, terwijl in de notities ook een ‘oude job’ en een ‘big job’ genoemd worden, waarbij de ‘big job’ in totaal 3670 stuks is.
Verkoopprijs
In het rapport gaat de politie uit van een verkoopprijs van € 21.500,- per kilo op grond van het document ‘Betalingen [nickname 1] en [nickname 2] (2).note van 10 oktober 2022 18:41:50 UTC, tenzij er voor een specifieke levering (aan bijvoorbeeld [nickname 3] of [nickname 4] ) een andere verkoopprijs bekend is. Deze wijze van berekening komt uit op een gemiddelde verkoopprijs van iets meer dan € 21.500,-. In het voordeel van verdachte zal de rechtbank uitgaan van het genoemde bedrag van € 21.500,-
Inkoopprijs
In het rapport wordt uitgegaan van een inkoopprijs van € 7.125,-. Hierover blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer 1170 dat dit bedrag is gebaseerd op het door de Landelijke Recherche van de Nationale Politie opgestelde document ‘Prijzen drugs & precursoren 2021. Daarbij is aansluiting gezocht bij het vastgestelde bedrag voor tussenhandel in Latijns-Amerika. De rechtbank ziet geen aanleiding in het dossier om aan te nemen dat er geen sprake is van aankoop via tussenhandel in Latijns-Amerika, mede gelet op de omstandigheid dat er kennelijk ook kosten voor boot en lading worden gemaakt. Gelet op hetgeen daarover is vermeld in de notitie [nickname 5] (3).note (bijlage bij proces-verbaal 358) ziet de rechtbank wel aanleiding om een correctie op de inkoopprijs toe te passen. Daarin wordt immers, naast de prijs voor de boot en de lading, gesproken over een prijs per stuk van € 7.450,-. In het voordeel van veroordeelde zal de rechtbank van een inkoopprijs van € 7.450,- uitgaan.
Kosten
In het rapport worden op basis van de [nickname 5] (3).note de volgende posten als kosten aangemerkt:
  • Kosten boot: € 1.500.000,-
  • Kosten lading: € 200.000,-
In het rapport worden deze kosten volledig in mindering gebracht op het totaal verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel uit de cocaïne, nu niet duidelijk is op welke specifieke lading cocaïne of welke hoeveelheid cocaïne deze kosten betrekking hebben.
De rechtbank sluit zich daarbij aan en zal deze kosten als kosten voor het totaal aantal verkochte kilo’s aanmerken. Dat betekent dat een bedrag van
€ 1.700.000,-/3.148 kg = € 540,- per kilo cocaïne aan kosten zal worden berekend.
Dat er nog andere kosten gemaakt zijn die in directe relatie staan tot de behaalde winst en daarmee in mindering gebracht mogen worden op het behaalde voordeel, is niet gebleken. Kosten voor eerder in beslag genomen partijen, diefstallen of daarmee verband houdende afbetalingen van schulden, kunnen niet als zodanig gelden.
Winst per kilo
Op grond van het voorgaande bedraagt de winst per kilo:
€ 21.500,- verkoopprijs per kilo
€ 7.450,- inkoopprijs per kilo
€ 540,--/- kosten boot + lading per kilo
€ 13.510,-
Berekening aandeel [veroordeelde] in de winst op de cocaïne
In het rapport is ervan uitgegaan dat [veroordeelde] ook heeft gedeeld in het voordeel dat is behaald met de handel in cocaïne. Bij gebrek aan andere aanknopingspunten is voor de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de cocaïnehandel in het rapport aangesloten bij de percentuele winstverdeling die voor de ketamine-handel was berekend.
De rechtbank acht dit een redelijk uitgangspunt nu het dossier geen andere, duidelijke aanknopingspunten bevat en veroordeelde, naar het oordeel van de rechtbank, daarover een ongeloofwaardige verklaring heeft afgelegd. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om andere percentages te hanteren, dan in het rapport zijn gebruikt.
Aanknopingspunten voor de beloning/winstdeling ziet de rechtbank in de verdeling bij de ketamine zoals die blijkt uit het document ‘ K (11).note’, een lijstje van 1 februari 2022. Gelet op de bewezenverklaarde rollen van de hierin genoemde personen, kan hieruit worden afgeleid dat hoe groter de rol, hoe meer kilo’s/winst er aan desbetreffende persoon werd toegekend en uitbetaald. Zo werd er aan [medeverdachte 4] die per transport een meer organiserende rol had 30 kilo toegekend en aan [medeverdachte 5] die met name als chauffeur/beveiliger meereed 5 kilo. Dat leverde voor [medeverdachte 4] volgens de note voor vier rondes een aandeel van 120/2900 = 4,14% op en voor [medeverdachte 5] voor de laatste drie rondes een aandeel van 15/2600 =0,58%. De verdeling naar de grootte van de rol wordt ook bevestigd door de Exclu-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over de verdeling van de betalingen voor de ketamine(transporten).
Daarnaast valt uit Exclu-gesprekken af te leiden dat de vervoerde hoeveelheid voor de cocaïne ook van invloed was op de beloning. Zo vraagt [medeverdachte 6] in een Exclu-gesprek met [medeverdachte 3] wanneer die hem vraagt of hij kan, of het weer maar 50 is. Als hem door [medeverdachte 3] dan wordt verteld dat het om 150 gaat, antwoordt [medeverdachte 6] dat hij daar zijn bed wel voor uitkomt. Geld is ook belangrijk voor hem want zo zegt hij in Exclu-bericht van 1 november 2022 tegen [medeverdachte 2] : “ik wil voor mn 30e miljonair zijn”. De rechtbank acht het daarom waarschijnlijk dat het principe ‘hoe meer kilo’s, hoe meer betaald’, ook gold voor de cocaïnehandel.
Daarnaast speelden er kennelijk ook andere overwegingen mee voor de beloningen en de hoogte daarvan. Zo wordt in een Exclu-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gezegd dat [medeverdachte 7] niet zoveel doet, maar dat zij hem alleen wat gunnen omdat ze hem voor Spanje kunnen gebruiken. Voor [medeverdachte 8] geldt dat voor hem niet blijkt van een rol in de daadwerkelijke uitvoering, maar hij kennelijk een beloning kreeg voor zijn rol als beheerder van een stashlocatie van contante geldbedragen. (Dat volgt ook uit het Exclu-gesprek van 2 december 2022 waarin [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 8] zegt: ‘moeten eventjes doorwerken dan krijg je ook weer envelopje’).
De rol van [veroordeelde] zoals die uit het dossier naar voren komt bij de cocaïne- en ketamine-handel, lijkt tenminste gelijkwaardig te zijn aan de rol van [medeverdachte 8] . Ook [veroordeelde] was immers beheerder van een stashlocatie, maar dan voor de ketamine. Daarnaast was hij betrokken bij de daadwerkelijke uitvoering van de transporten van de cocaïne, die op zijn terrein werd overgeladen van het ene voertuig in het andere, en de ketamine, stelde hij hiervoor voertuigen beschikbaar, maakte CMR’s op, controleerde hij desgevraagd de voertuigen met warmtebeeldcamera’s op trackers en vacumeerde hij desgevraagd de cocaïne en ketamine. Op zitting heeft hij verklaard dat hij ook een rol speelde bij het verplaatsen van grote contante bedragen, die op zijn terrein werden verborgen in ‘forks’ (vorkheftrucks) en daarmee werden verplaatst. De rol van [medeverdachte 8] in de ketamine-handel wordt blijkens de ‘ K (11).note’ beloond met een toebedeling van 60/2900 = 2,07%. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het aandeel van [veroordeelde] in de winst - in zijn voordeel – ten minste moet worden geschat op 2%.
Aandeel toegepast op kilo’s cocaïne
Zoals hiervoor overwogen is er in de onderzoeksperiode 3.148 kilo cocaïne verhandeld. Gelet op de hiervoor beschreven rol van [veroordeelde] in de cocaïnehandel zal de rechtbank dit percentage toepassen op de totale hoeveelheid verhandelde cocaïne.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat aan [veroordeelde] voor zijn rol in de cocaïnehandel het volgende is betaald:
3.148 kilo x 2% = 62,96 kilo
62,96 kilo x € 13.510,- winst per kilo =
€ 850.589,60
Daadwerkelijke betaling
Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de Exclu-berichten tevens af te leiden dat er voor de deelname aan de cocaïnehandel ook daadwerkelijk is betaald. Zo wordt er in een Exclu-chat op 22 november 2022 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over betalingen en verrekeningen gesproken. De rechtbank leidt uit dit bericht af dat er 31 x 21.000 (+ service 35%) binnenkomt wat neerkomt op 1.062.000 euro. Vervolgens moet [nickname 6] , [nickname 7] en [nickname 8] , de stash en de aankomst worden betaald. Volgens [medeverdachte 2] is dit immers wat zij overhouden na aftrek van deze betalingen. Hieruit volgt aldus een uitbetaling aan de beheerders van de stashlocaties. Ook zegt [medeverdachte 1] op 9 december 2022 in een gesprek met [medeverdachte 2] over het ophalen van contante geldbedragen: ‘Als opgehaald is van de week boys ook
gekijk alkemaal wat geven iok de plekken’. De rechtbank leidt hieruit af dat op het moment dat het totale contante geldbedrag was opgehaald, er een beloning aan ‘de plekken’ is uitgedeeld en dat met de plekken de beheerders van de stashlocaties, waaronder [veroordeelde] , wordt bedoeld.
Bovendien blijkt uit het document ‘ k (2).note’ dat er voor de ketamine-handel aan ‘de boys’ in ieder geval voor een deel is uitbetaald. Mede gelet op het feit dat de ketamine-handel voor het overgrote deel chronologisch ná de cocaïnetransporten heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank het aannemelijk dat de bij de cocaïnehandel betrokken uitvoerders ook daarvoor al uitbetaald hebben gekregen en dus daadwerkelijk voordeel hebben genoten. Daarbij komt dat de uitvoerders van de cocaïnetransporten met het aantal transporten gedurende een behoorlijke periode een belangrijke rol hebben gespeeld bij de handel in cocaïne en daarbij grote risico’s hebben gelopen. Met die handel in cocaïne worden grote winsten behaald, per kilo ook veel meer winst dan bij ketamine. Dat zij daarvoor niets of vrijwel niets betaald hebben gekregen, zoals is betoogd, en desondanks bereid zouden zijn geweest daarmee verder te gaan, ondanks de financiële problemen die [veroordeelde] zou hebben, komt de rechtbank dan ook hoogst onwaarschijnlijk voor.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel van [veroordeelde] uit de cocaïne-handel daarom op
€ 850.589,60.
4.3
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op
€ 850.589,60en de vordering van de officier van justitie voor het overige afwijzen.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op

€ 850.589,60;

- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 850.589,60ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- wijst de vordering van het Openbaar Ministerie voor het overige af;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
1.080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2025.