ECLI:NL:RBZWB:2025:8515

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
02-232457-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor sextortion, bezit van kinder- en dierenporno en vervaardigen van kinderporno

Op 3 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan sextortion, het bezit van kinder- en dierenporno, en het samen met een ander vervaardigen van kinderporno. De verdachte heeft een minderjarige jongen gedwongen tot ontuchtige handelingen door middel van chantage, waarbij hij dreigde naaktfoto's van het slachtoffer openbaar te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich online voordeed als een andere persoon en het slachtoffer heeft misleid. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en zijn moeder betrouwbaar, ondersteund door ander bewijs, waaronder chats en videomateriaal. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer en zijn ouders, wegens de immateriële en materiële schade die zij hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-232457-23
vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1989 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonplaats]
raadsman mr. [naam]

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 november 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich:
schuldig heeft gemaakt aan sextortion door een minderjarige jongen, [slachtoffer] , te dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen met een ander, [medeverdachte] , in meerdere juridische varianten ten laste gelegd;
samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen en het bezit van kinderporno;
schuldig heeft gemaakt aan het bezit van dierenporno.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde en baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer] en zijn ouders. De verklaringen zijn volgens de officier van justitie betrouwbaar, omdat ze gedetailleerd en consistent zijn en worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte zelf, een app-bericht van 4 oktober 2022 en het gegeven dat [slachtoffer] foto’s naar verdachte heeft doorgestuurd en heeft gevideobeld. De officier van justitie neemt de verklaringen van [slachtoffer] als uitgangspunt, waarmee ook kan worden bewezen dat verdachte wist dat [slachtoffer] 14 jaar oud was en bovendien dwang is toegepast. De officier van justitie acht niet bewezen dat ook sprake is geweest van medeplegen.
Feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] kinderporno heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad. Verdachte heeft [slachtoffer] gedwongen om de seksuele handelingen, zoals ten laste gelegd onder feit 1, te filmen en deze video is ook op de iPad van verdachte aangetroffen. De officier van justitie gaat ook ten aanzien van dit feit uit van de verklaring van [slachtoffer] , waarmee ook het aftrekken en betasten van diens billen bewezen kan worden verklaard.
Feit 3
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dierenporno in zijn bezit had, omdat deze op de iPad van verdachte is aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt dat verdachte opzet had op de minderjarigheid van [slachtoffer] . Voorts is dwang niet bewezen, omdat daarvoor enkel de verklaring van [slachtoffer] als bewijsmiddel kan worden gebruikt.
Feit 2
De verdediging verzoekt verdachte partieel vrij te spreken van dit feit, omdat niet is bewezen dat ook sprake is geweest van het aftrekken en betasten van [slachtoffer] .
Feit 3
De verdediging refereert zich voor dit feit aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Juridisch kader en zedenzaken in het algemeen
In zedenzaken zijn doorgaans slechts twee personen aanwezig bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Indien de veronderstelde dader (deels) ontkent, moet de rechtbank allereerst beoordelen of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Dat bewijsminimum houdt in dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Er moet sprake zijn van steunbewijs, dat afkomstig is van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Uit rechtspraak van de Hoge Raad kan onder meer worden afgeleid dat voor een bewezenverklaring niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de aangifte op bepaalde punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron dan de aangever. Daar staat tegenover dat tussen de aangifte en dat overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Aangifte, verklaringen en steunbewijs in deze zaak
De aangifte op 27 maart 2023 is niet door [slachtoffer] zelf gedaan, maar door zijn moeder. Zij verklaarde dat [slachtoffer] tegen haar en tegen zijn psycholoog heeft gezegd dat hij seksueel is misbruikt. Hij is via Snapchat in contact geraakt met een ‘ [alias] ’, aan wie hij op haar initiatief naaktfoto’s en -filmpjes stuurde. Vervolgens moest [slachtoffer] in september of oktober 2022 tot drie keer toe naar het [adres] in [plaats] , om zich daar te laten pijpen door een man. Deed [slachtoffer] dat niet, dan zou ‘ [alias] ’ het reeds van hem ontvangen beeldmateriaal verspreiden. De eerste keer zat de man in de woning op de trap, de tweede keer in de woonkamer en de derde keer boven, in de slaapkamer. Telkens droeg hij een bivakmuts.
[slachtoffer] verklaart tijdens een informatief zedengesprek op 22 februari 2023 en later tijdens een inhoudelijk verhoor op 31 maart 2023 hetzelfde, maar met aanvullende details over bijvoorbeeld data, persoonskenmerken en inhoud van gekregen instructies of gevoerde (chat)gesprekken. Zo zou ‘ [alias] ’ hem ook naaktfoto’s van zichzelf hebben gestuurd, zei ze 17 jaar oud te zijn, had hij haar ook verteld dat hij 14 jaar oud was en moest hij met haar videobellen op het moment dat hij in het huis in [plaats] door de man werd gepijpt of daarvan nadien een filmpje aan haar sturen.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verklaringen van aangeefster en het slachtoffer betrouwbaar zijn. De rechtbank stelt vast dat aangeefster éénmaal een verklaring heeft afgelegd en [slachtoffer] twee, op verschillende momenten. Beiden hebben (telkens) gedetailleerd en – ook onderling – consistent verklaard over zowel de seksuele handelingen als over de omstandigheden waaronder die plaatsvonden. De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van de genoemde verklaringen te twijfelen.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er voldoende steunbewijs is voor deze verklaringen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank het geval. De rechtbank wijst allereerst op de telefoon en iPad van verdachte, waarop (schermafbeeldingen van) chats en filmpjes zijn aangetroffen. Daarin zijn niet alleen de seksuele handelingen zichtbaar, maar ook blijken daaruit omstandigheden zoals genoemd in de verklaringen van aangeefster en het slachtoffer. Daarnaast wijst de rechtbank op de verklaringen van verdachte zelf en die van [medeverdachte] , die op essentiële punten overeenkomen met hetgeen door aangeefster en het slachtoffer is verklaard. Gelet op dit steunbewijs gaat de rechtbank uit van de omstandigheden en handelingen zoals deze door [slachtoffer] en zijn moeder zijn genoemd.
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich online via verschillende accounts, waaronder Snapchat, heeft uitgegeven als ‘ [alias] ’. Hij is op die manier in contact geraakt met [slachtoffer] , alsook met [medeverdachte] , die woont aan het [adres] in [plaats] . Verdachte heeft beiden met elkaar in contact gebracht en hen afzonderlijk van elkaar via sociale media instructies gegeven. [medeverdachte] moest met een bivakmuts en/of blinddoek op zijn hoofd wachten, met zijn voordeur open. [slachtoffer] moest zich door hem laten pijpen en dit live online delen of achteraf bewijsmateriaal sturen. In ruil daarvoor werd [slachtoffer] door ‘ [alias] ’ seks met haar in het vooruitzicht gesteld of, als hij niet zou gehoorzamen, zouden de naaktfoto’s en -filmpjes die hij eerder aan haar had gestuurd door haar online worden verspreid. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit deed “omdat hij het geil vond dat een heteroman bij een homo langsging. Dat was de gedachte erachter”. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan sextortion. Dat verdachte geen wetenschap zou hebben gehad van de leeftijd of minderjarigheid van [slachtoffer] , acht de rechtbank niet geloofwaardig. [slachtoffer] heeft tegen verdachte gezegd dat hij 14 jaar oud was en ‘nog op school’ zat. Ook heeft verdachte als ‘ [alias] ’ verschillende foto’s en filmpjes van [slachtoffer] ontvangen en gezien, waaruit op zijn minst moet hebben gebleken dat [slachtoffer] nog geen 18 jaar oud was of nader onderzoek naar zijn leeftijd geboden was. De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Niet kan worden bewezen dat verdachte bij dit feit tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gehandeld, omdat alleen verdachte instructies heeft gegeven aan [slachtoffer] (en [medeverdachte] ) en daarmee de ontucht heeft teweeggebracht. Verdachte zal daarom van het medeplegen partieel worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank overweegt over dit feit dat zij de tenlastelegging zo begrijpt dat deze (enkel) ziet op het filmpje van [slachtoffer] . Dit videobestand is op de iPad van verdachte aangetroffen. Daarmee kan worden bewezen dat verdachte het in bezit heeft gehad. Van medeplegen met [medeverdachte] is, waar het bezit betreft, naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Op de inbeslaggenomen gegevensdragers van [medeverdachte] is het betreffende of een soortgelijk videobestand immers niet teruggevonden.
Voor het vervaardigen ligt dit anders. Verdachte heeft zowel [slachtoffer] als [medeverdachte] instructies gegeven, waarbij richting beiden ook is gesproken over het op film zetten en doorsturen van de seksuele handelingen. Daarmee is voor wat betreft het vervaardigen sprake van medeplegen door verdachte en [medeverdachte] . De rechtbank ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de tenlastelegging bij de bewezenverklaring te splitsen, zoals volgt onder 4.4. Verdachte is hiermee niet in zijn belang geschaad.
Feit 3
Op de iPad van verdachte zijn twee dierenpornografische filmpjes aangetroffen. Hiermee kan ook het onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 september 2022 tot en met 31 oktober 2022 te [woonplaats] telkens door bedreiging met een feitelijkheid, het plegen van ontucht door een minderjarige, namelijk [slachtoffer] , geboren op [datum] 2007, van wie hij wist dat hij de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] telkens (via Snapchat- of Instagramberichten, waarin hij zich voordeed als “ [alias] ”) opgedragen dat hij zich moest laten pijpen en laten aftrekken door [medeverdachte] , omdat hij, verdachte, anders naaktfoto's en naaktfilmpjes van die [slachtoffer] openbaar zou maken;
2
in de periode 1 september 2022 tot en met 12 september 2023 te [plaats] en [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, afbeeldingen, te weten een of meer filmpjes/video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [datum]
2007, is betrokken, heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het door [medeverdachte] :
- pijpen van die [slachtoffer] en
- aftrekken van die [slachtoffer] en
- betasten van de billen van die [slachtoffer] ;
en
in de periode 1 september 2022 tot en met 12 september 2023 te [woonplaats] gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een of meer filmpjes/video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [datum] 2007, is betrokken, in bezit gehad, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het door [medeverdachte] :
- pijpen van die [slachtoffer] en
- aftrekken van die [slachtoffer] en
- betasten van de billen van die [slachtoffer] ;
3
op 12 september 2023 te [woonplaats] een gegevensdrager bevattende afbeeldingen in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen ontuchtige handelingen zichtbaar zijn waarbij een mens en een dier zijn betrokken, welke ontuchtige handelingen bestonden uit – zakelijk weergegeven – een volwassen man die met zijn penis een kip penetreerde en een minderjarige jongen die met zijn penis een kip penetreerde.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gedeeltelijk vrijspraak bepleit. Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de verdediging om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest dan wel het overige op te leggen strafdeel in voorwaardelijke zin op te leggen, eventueel gecombineerd met een werkstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Strafoverwegingen
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan sextortion, het bezit van kinder- en dierenporno en het samen met een ander vervaardigen van kinderporno. Dat zijn zeer ernstige feiten en verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van – in elk geval – [slachtoffer] . Dit geldt temeer gelet op de omstandigheden waaronder en de setting waarin die seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, die [slachtoffer] als buitengewoon beangstigend en verwarrend moet hebben ervaren. Verdachte heeft een kind misleid en onder dwang naar een veel oudere man gestuurd voor seksuele handelingen. Een man die bovendien voor het slachtoffer, maar ook voor verdachte volstrekt onbekend was. Verdachte heeft alles bij herhaling en tot in detail geregisseerd. Hij heeft de bevrediging van zijn eigen seksuele lusten vooropgesteld en geen moment stilgestaan bij de gevolgen van zijn strafbare handelen voor het slachtoffer of deze gevolgen simpelweg op de koop toe genomen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Slachtoffers van een zedenmisdrijf kunnen nog zeer lange tijd last hebben van de psychische gevolgen daarvan. Uit de schriftelijke verklaringen van de ouders van [slachtoffer] blijkt dat de gevolgen voor [slachtoffer] groot zijn.
Pas nadat verdachte met de inhoud van het dossier werd geconfronteerd, kwam een en ander weer in zijn herinnering, zij het mondjesmaat. Dat getuigt niet van veel besef van wat hij deed of heeft gedaan, laat staan van berouw. Ook ter zitting heeft hij meermaals verklaard het zich allemaal niet meer te kunnen herinneren. Op de vraag hoe dat toch mogelijk was, kon verdachte alleen maar antwoorden dat “de één nu eenmaal een beter geheugen heeft dan de ander”. Naar eigen zeggen heeft hij spijt en is hij begaan met het lot van het slachtoffer, maar anders dan die enkele verklaring is daarvan niet gebleken. Verdachte heeft nauwelijks inzicht getoond in zijn strafbare handelen, waardoor het onduidelijk is hoe hij tot deze daden is gekomen en of er aanleiding is om te veronderstellen dat hij dit een volgende keer opnieuw zou doen.
Gelet op de aard en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur een passende strafrechtelijke reactie is. Voor de bepaling van de hoogte hiervan heeft de rechtbank onder meer gekeken naar gevangenisstraffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat de seksuele handelingen met slachtoffer [slachtoffer] plaatsvonden in een voor het slachtoffer vernederende setting. Hij is misleid, gedwongen en moest de handelingen filmen. Ook strafverzwarend is dat bij de handelingen geen gebruik is gemaakt van een voorbehoedsmiddel.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Ook weegt de rechtbank mee dat de redelijke termijn is overschreden met circa 2,5 maand. De rechtbank zal de op te leggen gevangenisstraf daarom met 2 maanden verlagen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

7.1
Slachtoffer [slachtoffer]
, wettelijk vertegenwoordigd door zijn ouders [ouder 1] en [ouder 2] en bijgestaan door advocaat mr. J. Faber, vordert als benadeelde partij voor de feiten 1 en 2 een vergoeding van € 20.000,- voor immateriële schade. Ter zitting heeft mr. Faber de vordering nader toegelicht en verduidelijkt dat het slachtoffer weliswaar al een geschiedenis van psychologische hulpverlening kende, maar dat de huidige problematiek (en schade) pas is ontstaan door het seksuele misbruik. Zowel de huisarts als de kinderpsycholoog hebben het slachtoffer moeten doorverwijzen naar specialistische GGZ-hulpverlening.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer] en dat hij verplicht is de schade van [slachtoffer] te vergoeden. De schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de totale periode en aard van de chantage, de verrichte seksuele handelingen, het verkregen beeldmateriaal en de herkenbaarheid van het slachtoffer daarop, zijn kwetsbaarheid en leeftijd en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank acht de door de benadeelde partij gevorderde (immateriële) schadevergoeding van € 20.000,- daarom volledig toewijsbaar. Het bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling 135 dagen gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank stelt daarbij vast dat verdachte een deel van de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.
7.2
Ouders [ouder 1] en [ouder 2]
De ouders van [slachtoffer] vorderen voor de feiten 1 en 2 een schadevergoeding van € 234,83 voor materiële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is ook deze schade voldoende onderbouwd en staat deze in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Het gevorderde bedrag van € 234,83 aan (materiële) schadevergoeding zal daarom eveneens worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal ook hier de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, waarbij in het geval van niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank stelt daarbij vast dat verdachte een deel van de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 240b, 248f en 254 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:door dreiging met een andere feitelijkheid, het plegen van ontucht door een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk teweegbrengen, meermalen gepleegd;
feit 2:een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben;
feit 3:een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht;
Benadeelde partij
[slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 20.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 20.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 135 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[ouder 1] en [ouder 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 234,83 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [ouder 1] en [ouder 2] ,
€ 234,83 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. P.K.J. van der Wal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2025.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.