ECLI:NL:RBZWB:2025:8482

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
05-383629-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vervaardigen en bezit van kinderporno; veroordeling voor opzettelijk bezit van hennep

Op 3 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de kinderporno-zaak wegens onvoldoende wettig bewijs. De officier van justitie had gesteld dat de verdachte in de periode van 4 tot 6 augustus 2023 kinderporno had verspreid en vervaardigd, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de filmpjes die de aangeefster ontving, daadwerkelijk kinderporno bevatten.

Wat betreft het tweede feit, het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank achtte dit feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van het proces-verbaal van bevindingen waarin de aantreffen van 83,8 gram hennep werd beschreven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,00 en vervangende hechtenis van vier dagen, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en eerdere contacten met justitie.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 05-383629-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. M.E. Broekert, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 november 2025, waarbij de officier van justitie mr. A. Verhoeven en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: in de periode van 4 augustus 2023 tot en met 6 augustus 2023 kinderporno heeft verspreid, vervaardigd en in bezit heeft gehad dan wel dat hij een afbeelding van seksuele aard heeft vervaardigd;
feit 2: op 24 april 2024 in [woonplaats] ongeveer 83,8 gram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte kan ook het tweede feit wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor feit 1 en heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken. Daartoe heeft de verdediging primair aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er filmpjes zijn gestuurd waarop een ontbloot onderlichaam en seksuele handelingen zichtbaar zijn. Evenmin is het verdachte geweest die de gesprekken met aangeefster heeft gevoerd. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat, indien de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht, op basis van haar verklaring enkel kan worden vastgesteld dat een filmpje is gedeeld met ontbloot onderlichaam en onvoldoende duidelijk is of sprake is van kinderporno of strekt tot een seksuele prikkeling.
Voor de bewezenverklaring van het tweede feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
t.a.v. feit 1
Uit de aangifte van aangeefster volgt het volgende. Via de applicatie Omegle is aangeefster in contact gekomen met een jongen. Dit contact werd vervolgens via Snapchat voortgezet. Via Snapchat heeft aangeefster een videogesprek gesprek gevoerd met deze jongen, waarna zij op zijn verzoek haar geslachtsdeel heeft laten zien en seksuele handelingen bij zichzelf heeft verricht. Kort hierna heeft zij het Snapchataccount van deze jongen geblokkeerd. Zij wordt vervolgens twee dagen later door een ander Snapchataccount toegevoegd, waarna zij twee filmpjes ontvangt. Op één van deze filmpjes zag aangeefster dat daarop haar ontblote onderlijf, haar vagina en haar gezicht te zien waren. Het andere filmpje heeft zij niet bekeken.
De rechtbank stelt vast dat behalve deze verklaring van aangeefster het dossier verder geen gegevens over de inhoud van de twee filmpjes bevat op basis waarvan kan worden vastgesteld dat deze filmpjes het kinderpornografische materiaal bevatten dan wel van seksuele aard zijn op de wijze zoals ten laste is gelegd. Weliswaar bevat het dossier berichten zoals met de tekst “heb filmpjes met je gezicht dus beter doe je geil met mij”, maar ook dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen. Verdachte wordt dan ook wegens het ontbreken van wettig bewijs vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
t.a.v. feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 19 november 2025;
- het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen 83,8 gram hennep) van 24 april 2024.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 24 april 2024 te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (ongeveer) 83,8 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor beide feiten aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 120 uren en daarnaast gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 57 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Verzocht wordt om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en daarom te volstaan met een taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van hennep. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij de hennep in zijn bezit had voor eigen gebruik en dat hij kampt met verslavingsproblematiek. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van (soft)drugs een gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Bovendien brengt het gebruik van verdovende middelen veelal tal van vormen van criminaliteit met zich mee, waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 23 juni 2025, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor een soortgelijk feit.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 28 april 2025 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt dat er sprake is van langdurige schuldenproblematiek. Positief is dat verdachte de afgelopen jaren aan zichzelf heeft gewerkt en in staat is om op zijn eigen gedrag te reflecteren. Recent is het in cassatie uitgesproken toezicht gestart, reden waarom de reclassering geen meerwaarde ziet in het nogmaals adviseren van interventies.
De rechtbank let bij de oplegging van de straf onder meer op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs tussen de 31 en 100 gram is een geldboete van € 200,00.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande een voorwaardelijke geldboete van € 200,00 passend en geboden. Deze strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

7.Het beslag

7.1.
De teruggave
Ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp wordt een last gegeven tot teruggave aan verdachte.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
t.a.v. feit 2
- veroordeelt verdachte tot
een geldboete van € 200,00 (tweehonderd) voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
4 (vier) dagen;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld het verlofstelsel van toepassing is;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0600-2023359716-G3200157, Wit, merk: Apple).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, en mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. B. Akdikan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 3 december 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2023 tot en met 6 augustus 2023 te
[woonplaats] , althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
telkens
een of meer afbeeldingen, - en/of een of meer gegevensdragers, bevattende
afbeeldingen –
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar
nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
te weten [aangeefster] , geboren [2010] ,
heeft
verspreid, vervaardigd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel
van
een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst
de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het tonen van haar ontblote onderlichaam/vagina door die [aangeefster] en/of
- het verrichten van seksuele handelingen door die [aangeefster] met/bij zichzelf,
waaronder het zichzelf vingeren en/of betasten van de vagina en/of clitoris,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2023 tot en met 6 augustus 2023 te
[woonplaats] , althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
van een persoon, te weten [aangeefster] ,
een of meer afbeeldingen van seksuele aard, te weten twee of meer video’s, waarop
te zien is dat
- die [aangeefster] haar ontblote onderlichaam/vagina toont en/of
- die [aangeefster] seksuele handelingen met/bij zichzelf verricht, waaronder het
zichzelf vingeren en/of betasten van de vagina en/of clitoris,
heeft vervaardigd;
(art 139h lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 24 april 2024 te [woonplaats] , althans in Nederland,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van (ongeveer) 83,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet)