In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 februari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 november 2023 beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, maar had het bezwaar van belanghebbende kennelijk ongegrond verklaard zonder hem te horen. De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht is geschonden, omdat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunten mondeling toe te lichten. De rechtbank wijst de zaak terug naar de inspecteur, zodat deze belanghebbende alsnog kan horen voordat er een nieuwe beslissing op het bezwaar wordt genomen. De rechtbank komt niet toe aan een beoordeling van de aanslag zelf, omdat de hoorplicht niet is nageleefd. Daarnaast wordt het verzoek van belanghebbende om een dwangsom afgewezen, omdat de inspecteur tijdig op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt de inspecteur op om een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht aan belanghebbende moet worden vergoed.