4.3.2.De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1:
De rechtbank stelt het volgende vast:
Op 12 juli 2023 rond 14:00 uur stopte een donkere Renault Talisman met [kenteken]
vrijwel tegenover de winkel van [juwelier] aan de [straat 1] te [plaats 1] . De Renault was gestolen op 3 juli 2023. Uit de Renault stapten drie personen met een bivakmuts over hun hoofd. Eén van de personen droeg een vuurwapen, een ander een moker en een zwarte tas en de derde persoon droeg een koevoet. De personen met de moker en de koevoet renden de winkel van [juwelier] binnen, sloegen daar vitrinekasten kapot, haalden sieraden uit die kasten en namen deze mee. De andere aanwezigen in de winkel renden naar het kantoorgedeelte van de winkel. De persoon met het vuurwapen bleef in de deuropening van de winkel staan en keek geregeld om zich heen. De Renault vervolgde zijn weg in de richting van de Beeklaan te [plaats 1] , kwam even later weer terug uit die richting en stopte recht voor de winkel schuin op de weg. Hierdoor werd de weg geblokkeerd voor andere weggebruikers. De drie personen renden vervolgens terug naar de Renault. De persoon met het wapen schoot in de lucht. Twee hulzen lagen vlakbij de deur van de winkel. De drie stapten in de Renault, die wegreed.
Een uur later werd op de parkeerplaats aan de [straat 2] te [plaats 2] , ongeveer 3 à 4 km van de [straat 1] te [plaats 1] , de Renault aangetroffen, met daarin een moker, een bivakmuts en oorringen die zojuist gestolen waren bij [juwelier] . Kort na de overval had een getuige een auto gezien die hard wegreed van genoemde parkeerplaats. Uit camerabeelden bleek het te gaan om een Witte Toyota CH-R met schade en een ontbrekend trimpaneel aan de achterportier aan de bijrijderskant. De Toyota was gestolen op 24 of 25 juni 2023. Deze Toyota stond op videobeelden van 14:20 uur, terwijl deze het erf van [adres 2] opreed en daar stopte. Uit de Toyota stapten vier personen, die diverse tassen, waaronder een zwarte tas, uit de auto haalden en binnen brachten bij [huisnummer] . De aangegeven schade van [juwelier] bedroeg € 134.095,59.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte één van de vier mannen is geweest die de overval hebben gepleegd. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 25 juli 2023 zijn de Renault Talisman en de Toyota CH-R door de politie forensisch onderzocht. Ten behoeve van DNA-onderzoek zijn verschillende voorwerpen bemonsterd op sporen. Daaronder de onderzijde van het stuur van de Renault Talisman.
Het NFI heeft het DNA-profiel dat daarbij is verkregen vergeleken met het DNA-profiel van referentiemateriaal dat is afgenomen bij verdachte. Uit de bemonstering van de onderzijde van het stuur van de Renault Talisman werd een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal vier personen, waarbij sprake was van een match met het profiel van verdachte. De hypothese dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en drie willekeurige onbekende personen is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat de bemonstering DNA bevat van vier willekeurig onbekende personen.
De rechtbank oordeelt op grond van de resultaten van dit DNA-onderzoek, waarbij sprake is van een match met een bijzonder hoge zeldzaamheidswaarde, dat verdachte de donor is van het betreffende celmateriaal. De rechtbank komt verder, gezien de hierna besproken bewijsmiddelen en de aard van het bemonsterde voorwerp (de door de overvallers gebruikte vluchtauto), tot de conclusie dat dit celmateriaal is achtergelaten tijdens het plegen van de overal en dat het dus gaat om delictgerelateerde sporen. Het pas ter terechtzitting door de verdediging gepresenteerde alternatieve verhaal met betrekking tot de DNA-hit is naar het oordeel van de rechtbank niet concreet en bovendien in het licht van alle gehanteerde bewijsmiddelen volstrekt ongeloofwaardig.
De beelden van de overval, afkomstig van de bewakingscamera van de juwelierszaak, en de camerabeelden van het terrein van het woonwagencentrum aan [adres 2] zijn bekeken door een verbalisant. Verdachte werd op de camerabeelden van [adres 2] door de verbalisant herkend als zijnde de bestuurder van de Toyota CH-R. De verbalisant herkende verdachte aan zijn kleding en aan zijn zichtbare, fysieke beperking aan zijn rechter onderarm.
[medeverdachte] heeft op 6 november 2024 als getuige in de zaak van verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij betrokken was bij de overval, dat hij verdachte kent, dat hij en zijn mededaders na de overval op de parkeerplaats van de voetbalvereniging aan [adres 3] van auto zijn gewisseld en dat alle personen uit de zwarte Renault Talisman zijn overgestapt in de witte Toyota.
Bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien kunnen tot geen andere conclusie leiden dan dat verdachte als bestuurder van de vluchtauto’s betrokken was bij de overval. De professionele, snelle en ‘geoliede’ wijze waarop de overval is uitgevoerd te weten met een duidelijke taakverdeling tussen verdachten voor, tijdens en na de overval, met gebruikmaking van 2 vluchtauto’s (Renault en Toyota), bivakmutsen, een wapen plus gereedschappen (en dus moet zijn voorbereid) geeft blijk van een nauwe en bewuste samenwerking door de daders, zodat sprake is van medeplegen (zie ook bij feit 2).
Feit 2:
De rechtbank stelt vast dat, op het moment dat de verdachten in de Renault Talisman stapten om richting de juwelier in [plaats 1] te rijden, zij allen op de hoogte waren van het feit dat er een vuurwapen aanwezig was. Verdachten zijn immers naar [plaats 1] gereden met het idee om op klaarlichte dag een juwelier te overvallen. Dat hierbij gebruik zou moeten worden gemaakt van voor afdreiging geschikte materialen, lijkt evident. Uit de manier waarop de overval is uitgevoerd, namelijk het gezamenlijk met de gestolen Renault naar de juwelier rijden, het dragen van gezichtsbedekkende kleding, de Renault die schuin op de weg wordt geparkeerd zodat de weg wordt geblokkeerd en het op korte afstand overstappen op een andere gestolen auto, maakt dat kan worden geconcludeerd dat er vooraf door de verdachten afspraken zijn gemaakt over hoe de overval plaats zou vinden. Het gebruik van de hamer, de koevoet én het wapen maakte deel uit van dit plan. Verdachte heeft daarnaast in de auto gezien dat [medeverdachte] een vuurwapen bij zich had, zowel op weg naar de juwelier als tijdens de vlucht. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake was van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Derhalve kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachten tezamen en in vereniging het vuurwapen voorhanden hebben gehad.
Feit 3:
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling of schuldheling van de twee auto’s en de kentekenplaat.
Om tot bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling te kunnen komen, is op de eerste plaats vereist dat kan worden vastgesteld dat de dader de auto’s en kentekenplaat voorhanden heeft gehad, in die zin dat hij daarover een zekere beschikkingsmacht heeft gehad. Voorts is vereist dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto’s en kentekenplaat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de auto’s en kentekenplaat gestolen waren. Opzetheling kan om die reden niet bewezen worden, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto’s en kentekenplaat gestolen waren. Beide auto’s en de kentekenplaat zijn gebruikt bij de overval op [juwelier] in [plaats 1] . Juist omdat het zeer ongebruikelijk is om bij een overval gebruik te maken van een eigen auto en op jouw naam geregistreerde kentekenplaten, had verdachte bijvoorbeeld de autopapieren moeten controleren op de juiste tenaamstelling. Nu verdachte dit heeft nagelaten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de twee personenauto’s en de kentekenplaat. Zij hanteert voor het medeplegen dezelfde redenering als hierboven aangegeven bij feit 1 en 2.