ECLI:NL:RBZWB:2025:8418

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
02-172700-23 en 02-122528-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overval op juwelier en poging tot doodslag

Op 28 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval op een juwelier, het bezit van een (semi)automatisch vuurwapen en de heling van twee gestolen auto’s en een kentekenplaat. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk had geschoten op het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de betrokkenen niet betrouwbaar waren en dat er geen forensisch bewijs was dat de verdachte kon verbinden aan het schieten op het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard voor het feit waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging, waarbij de verdachte eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een aanzienlijke gevangenisstraf rechtvaardigde.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02-172700-23 en 02-122528-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2025
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. J. de Vries, advocaat te Zaandam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-172700-23:
feit 1:samen met anderen een juwelier heeft overvallen en daarbij sieraden heeft
buitgemaakt;
feit 2:samen met anderen een semi-automatisch vuurwapen in zijn bezit heeft gehad;
feit 3:zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de heling van twee auto’s en
een kentekenplaat;
02-122528-23:
heeft geprobeerd in [slachtoffer 1] te doden, door hem met een vuurwapen in het been te schieten, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten begaan heeft.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
02-172700-23:
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
02-122528-23:
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde poging tot doodslag nu het bewijs alleen is gestoeld op de verklaring van aangever en er geen steunbewijs is voor die verklaring. Het bewijs bestaat slechts uit de verklaringen van de betrokkenen. Er zijn geen forensische bevindingen. Gelet op het beperkte onderzoek en de wisselende verklaringen van de betrokkenen, moet behoedzaam worden om gegaan met de interpretatie en beoordeling van de verklaringen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
02-172700-23:
Aangezien verdachte ten aanzien van de onder 02-172700-23 ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, [onderzoeksnummer] , opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 934.
De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 23 oktober 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 12 juli 2023, pagina’s 41 t/m 43 van voornoemd eindproces-verbaal;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2023, pagina’s 44 t/m 46 van voornoemd eindproces-verbaal;
Feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 23 oktober 2025;
  • het NFI-rapport d.d. 24 januari 2024, pagina’s 141 t/m 143 van het dossier Forensisch Opsporing, nummer PL2000-2023177330, als bijlage gevoegd bij voornoemd eindproces-verbaal;
Feit 3:
  • de bekennende verklaring (opzetheling) van verdachte afgelegd op de zitting van 23 oktober 2025;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2023, pagina’s 383 en 384 van voornoemd eindproces-verbaal.
02-122528-23:
De rechtbank stelt het volgende vast:
Op 14 mei 2023, rond 18:30 uur, vond op de parkeerplaats van de Jumbo aan [straat 1] in [plaats 1] een schietincident plaats. Daarbij werd [slachtoffer 1] in zijn linkerbeen geraakt met één kogel. Bij hem werd een verwonding (inschot) aan de bovenzijde van zijn linkerbeen geconstateerd. In hetzelfde been, grofweg 20 centimeter boven zijn knie, was een uitschot zichtbaar. Hij werd door een kogel geraakt in een grijze Opel Astra, waar hij op de achterbank achter de bestuurder zat. Op de bestuurdersplaats zat [naam] , een vriend van [slachtoffer 1] , op de bijrijdersplaats zat [verdachte] en achter [verdachte] zat een vriend van [verdachte] , wiens naam onbekend is gebleven. De genoemde personen zaten in de Opel Astra om drugs te kopen en verkopen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er geschoten is op [slachtoffer 1] , en zo ja, of [verdachte] geschoten heeft.
[slachtoffer 1] verklaart dat [verdachte] een vuurwapen richtte op [naam] en dat de vriend van [verdachte] een wapen op hem richtte. Toen [slachtoffer 1] uitstapte hoorde hij paff en voelde pijn. Hij verklaart dat hij denkt dat de vriend van [verdachte] op hem heeft geschoten. [verdachte] was met [naam] bezig en kon hem vanaf de bijrijdersstoel niet raken. [naam] verklaart daarentegen dat [verdachte] schoot, omdat hij een knal hoorde en hij [verdachte] een beweging zag maken. Ook hoorde hij dat de vriend van [verdachte] zei: “Wat doe je?” [verdachte] ontkent geschoten te hebben.
De verklaringen van alle betrokkenen moeten met behoedzaamheid worden bekeken, gelet op hun criminele activiteiten (aankoop/verkoop van drugs), het wissen van de inhoud van zijn telefoon door [slachtoffer 1] en het feit dat [naam] geen inzage wilde geven in de gegevens op zijn telefoon.
De rechtbank constateert dat uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [naam] volgt dat beiden niet gezien hebben wie geschoten heeft, maar dat zij dit uit andere waarnemingen afleiden. Daar komt voor [slachtoffer 1] bij dat zijn verklaring dat hij drugs kwam kopen niet geloofwaardig is, omdat uit de verklaring van [naam] en de aangetroffen Snapchatgesprekken op de telefoon van [naam] , waarin [slachtoffer 1] hem het bericht stuurt dat ze op 14 mei 2023 om ‘half 6 een klant hebben’, blijkt dat [slachtoffer 1] en [naam] niet de kopers, maar de verkopers van drugs waren. De verklaring van [slachtoffer 1] is dus niet zonder meer betrouwbaar. Tot slot constateert de rechtbank dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [naam] onderling wezenlijk verschillen over wie er geschoten heeft op [slachtoffer 1] .
Dit alles betekent dat in dit concrete geval de voor [verdachte] belastende verklaring van [naam] alleen als bewijsmiddel gebruikt zou kunnen worden indien en voor zover ze ondersteund worden door objectieve feiten en omstandigheden, vastgesteld vanuit andere bewijsmiddelen zoals bijvoorbeeld camerabeelden en/of forensisch onderzoek.
De feiten en omstandigheden met betrekking tot het in- en uitschot in het been van [slachtoffer 1] leveren onvoldoende objectieve ondersteuning op dat er (bewust) geschoten is op [slachtoffer 1] en dat het dan [verdachte] is die geschoten heeft. Het forensisch onderzoek in de Opel Astra levert evenmin objectieve gegevens op over de baan van het schot en wie er geschoten heeft.
De conclusie van de rechtbank is dat er niet kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd in de auto. Of er bewust op [slachtoffer 1] geschoten is, en zo ja, wie er heeft geschoten. Daarom is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor dat [verdachte] op [slachtoffer 1] geschoten heeft en dient [verdachte] te worden vrijgesproken.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 12 juli 2023 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met anderen, sieraden die geheel aan [juwelier] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met gezichtsbedekking, de juwelier, waarbinnen die [slachtoffer 2] en [slachtoffers 3 en 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] zich bevonden binnen te rennen en
- met meerdere sloophamers/hakbijlen de vitrines kapot te slaan en
- met een vuurwapen in de hand zich bij de toegangsdeur van de juwelier op te houden en zo de toegang/uitgang te blokkeren en
- met een vuurwapen (waarschuwings)schoten te lossen;
2
op 12 juli 2023 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II, te weten een (semi)(automatisch)vuurwapen, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
3
op 12 juli 2023 te [plaats 2] en [plaats 3] , anderen,
- een voertuig van het merk en type Renault Talisman en
- een kentekenplaat voorzien van het [kenteken] en
- een voertuig van het merk en type Toyota CH-R,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek van voorarrest. Tevens vordert zij oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit bij de strafoplegging onder meer rekening te houden met de houding van verdachte en het feit dat hij openheid van zaken heeft gegeven. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders op 12 juli 2023 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een professioneel voorbereide overval op [juwelier] in [plaats 2] . Bij de overval droegen verdachte en zijn mededaders gezichtsbedekkende kleding en werd een vuurwapen gebruikt. Er zijn vitrines ingeslagen met een hamer en is er voor een enorm bedrag aan sieraden buitgemaakt. Verdachte was uitsluitend uit op geldelijk gewin heeft zich bij het plegen van de overval geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze voor de slachtoffers emotioneel zeer ingrijpende gebeurtenissen. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke feit daarvan langdurig de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dat dit in het onderhavige geval niet anders is, is de rechtbank gebleken uit de in het voegingsformulier door een van de medewerkers van de juwelier vermelde gevolgen van het voorval. Tijdens de overval hebben ze hevige angst en paniek ervaren. In de periode daarna kampten zij thuis met slaapproblemen en verminderde concentratie. De aanhoudende stress veroorzaakte bovendien fysieke klachten en heeft geleid tot een afname van hun vertrouwen in andere mensen in het algemeen Verder brengt een brutale overval als deze gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg, te meer daar de overval op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden in de [straat 2] van [plaats 2] en er meerdere personen getuigen van waren. Daarnaast is materiële schade aangericht, waaronder aan de vitrines van de juwelier en bleken er diverse sierraden beschadigd te zijn.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met de mededaders schuldig gemaakt aan het bezit van een (semi)automatisch vuurwapen en dit wapen gebruikt tijdens de overval op 12 juli 2023. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt grote veiligheidsrisico’s met zich. Het illegale bezit van vuurwapens vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een maatschappelijk kwaad dat ernstig dient te worden bestraft. Bovendien heeft verdachte samen met zijn mededaders bij de overval gebruik gemaakt van twee gestolen auto’s en een gestolen kentekenplaat en zich daarmee schuldig gemaakt aan heling. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten, nu dit bijdraagt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 30 oktober 2025, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank zal in strafmatigende zin rekening houden met de proceshouding van verdachte. Bij de politie en ter terechtzitting heeft verdachte openheid van zaken gegeven over de feiten.
Reclassering Nederland heeft op 6 oktober 2025 een rapport uitgebracht over verdachte. Hieruit volgt onder meer dat de reclassering risicofactoren ziet op de meerdere leefgebieden, maar dat verdachte gedurende zijn schorsingstoezicht voorzichtig een stap lijkt te maken naar een delictvrij leven. Verdachte heeft in korte tijd een baan gevonden en genereert hiermee zijn inkomen. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen voor middelenproblematiek en zijn partner keurt delictgedrag sterk af. De reclassering ziet op dit moment geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering adviseert om die reden een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en op de oriëntatiepunten vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn in zeer geringe mate, met drie maanden, is overschreden. Vanwege deze geringe overschrijding is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft verzocht om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als genoemd in artikel 38z Sr op te leggen. Een dergelijke maatregel kan worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank ziet geen redenen waarom voornoemde maatregel moet worden opgelegd, nu het reclasseringsrapport onvoldoende aanleiding geeft om aan te nemen dat de in 2013 geconstateerde gedragsstoornis en dreigende ontwikkeling in de richting van een antisociale persoonlijkheid zich verder hebben ontwikkeld.

7.De benadeelde partijen

7.1
Vordering van [slachtoffer 6]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 02/172700-23 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
7.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast verzoekt zij de hoofdelijke aansprakelijkheidsclausule op te nemen
7.1.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de gevorderde immateriële schade een matiging op zijn plaats is, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.1.3
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank de gevorderde vergoeding van € 1.000,00 billijk. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen, dan wel tijdens een eventueel hoger beroep nader toelichten.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 juli 2023.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.2
Vordering van [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 02/122528-23 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 6.500,00 aan immateriële schade.
7.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag moet worden gematigd.
7.2.2
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het verzoek om vrijspraak.
7.2.3
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 02-122528-23 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 02-172700-23 tenlastegelegde feiten bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens enmunitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 3:opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 48 (achtenveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 6] , € 1.000,00 (duizend euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 (twintig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 28 november 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
02-172700-23:
1
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of een hoeveelheid contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [juwelier] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met gezichtsbedekking, de juwelier/het pand, waarbinnen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffers 3 en 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] zich bevonden binnen te lopen/rennen en/of
- met een of meerdere sloophamers/hakbijlen de vitrines kapot te slaan en/of
- met een vuurwapen in de hand zich bij de toegangsdeur van de juwelier/het pand op te houden en zo de toegang/uitgang te blokkeren en/of
- met een vuurwapen (waarschuwings)schoten te lossen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen van categorie II en/of categorie III te weten een (semi)(automatisch)vuurwapen, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
3
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 2] en/of [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een voertuig van het merk en type Renault Talisman en/of
- een kentekenplaat voorzien van het [kenteken] en/of
- een voertuig van het merk en type Toyota CH-R,
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
02-122528-23:
hij op of omstreeks 14 mei 2023 te [plaats 1], althans Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachtes mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen in het
lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )