ECLI:NL:RBZWB:2025:8417

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
02-172676-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overvallen, bezit van vuurwapen en heling van gestolen goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van twee gewapende overvallen op juweliers, het bezit van een (semi)automatisch vuurwapen en de heling van twee gestolen auto’s en een gestolen kentekenplaat. De verdachte, geboren in 1999, werd bijgestaan door raadsman mr. M.C. van der Want. Tijdens de zitting op 23 oktober 2025 heeft de officier van justitie, mr. I.M. Peters, de beschuldigingen uiteengezet en de verdediging heeft haar standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft op basis van het dossier en de verhandelingen ter terechtzitting geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 maanden en heeft daarnaast een maatregel tot gedragsbeïnvloeding opgelegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst, gezien zijn positieve ontwikkeling na de feiten en het feit dat hij niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie sinds juli 2023.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-172676-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2025
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. M.C. van der Want, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met anderen een juwelier heeft overvallen en daarbij sieraden heeft
buitgemaakt;
feit 2:samen met anderen een semi-automatisch vuurwapen in zijn bezit heeft gehad;
feit 3:zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de heling van twee auto’s en
een kentekenplaat.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten begaan heeft.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat sprake is van schuldheling. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, [onderzoeksnummer] , opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 934.
De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 23 oktober 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 12 juli 2023, pagina’s 41 t/m 43 van voornoemd eindproces-verbaal;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2023, pagina’s 44 t/m 46 van voornoemd eindproces-verbaal;
Feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 23 oktober 2025;
  • het NFI-rapport d.d. 24 januari 2024, pagina’s 141 t/m 143 van het dossier Forensisch Opsporing, nummer PL2000-2023177330, als bijlage gevoegd bij voornoemd eindproces-verbaal;
Feit 3:
  • de bekennende verklaring van verdachte (schuldheling) afgelegd op de zitting van 23 oktober 2025;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2023, pagina’s 383 en 384 van voornoemd eindproces-verbaal.
Nadere bewijsmotivering feit 3:
opzet- of schuldheling?
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling of schuldheling van de twee auto’s en de kentekenplaat.
Om tot bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling te kunnen komen, is op de eerste plaats vereist dat kan worden vastgesteld dat de dader de auto’s en kentekenplaat voorhanden heeft gehad, in die zin dat hij daarover een zekere beschikkingsmacht heeft gehad. Voorts is vereist dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto’s en kentekenplaat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de auto’s en kentekenplaat gestolen waren. Opzetheling kan om die reden niet bewezen worden, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto’s en kentekenplaat gestolen waren. Beide auto’s en de kentekenplaat zijn gebruikt bij de overval op [juwelier] in [plaats 1] . Juist omdat het zeer ongebruikelijk is om bij een overval gebruik te maken van een eigen auto en op jouw naam geregistreerde kentekenplaten, had verdachte bijvoorbeeld de autopapieren moeten controleren op de juiste tenaamstelling. Nu verdachte dit heeft nagelaten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de twee personenauto’s en de kentekenplaat.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 12 juli 2023 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen, sieraden, die geheel aan [juwelier] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met gezichtsbedekking, de juwelier, waarbinnen die [slachtoffer 1] en [slachtoffers 2 en 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zich bevonden binnen te rennen en
- met meerdere sloophamers/hakbijlen de vitrines kapot te slaan en
- met een vuurwapen in de hand zich bij de toegangsdeur van de juwelier op te houden en zo de toegang/uitgang te blokkeren en
- met een vuurwapen (waarschuwings)schoten te lossen;
2
op 12 juli 2023 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II, te weten een (semi)(automatisch)vuurwapen, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
3
op 12 juli 2023 te [plaats 1] en [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen,
- een voertuig van het merk en type Renault Talisman en
- een kentekenplaat voorzien van het [kenteken] en
- een voertuig van het merk en type Toyota CH-R,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
Gelet op de aard en ernst van de feiten vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 48 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit bij de strafoplegging onder meer rekening te houden met de houding van verdachte en het feit dat hij ten aanzien van feit 1 openheid van zaken heeft gegeven. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders op 12 juli 2023 schuldig gemaakt aan een professioneel voorbereide overval op [juwelier] in [plaats 1] . Bij de overval werd gezichtsbedekkende kleding gedragen en werd een vuurwapen gebruikt. Er zijn vitrines ingeslagen met een hamer en is er voor een enorm bedrag aan sieraden buitgemaakt. Verdachte was uitsluitend uit op geldelijk gewin heeft zich bij het plegen van de overval geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze voor de slachtoffers emotioneel zeer ingrijpende gebeurtenissen. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke feit daarvan langdurig de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dat dit in het onderhavige geval niet anders is, is de rechtbank gebleken uit de in het voegingsformulier door een van de medewerkers van de juwelier vermelde gevolgen van het voorval. Tijdens de overval hebben ze hevige angst en paniek ervaren. In de periode daarna kampten zij thuis met slaapproblemen en verminderde concentratie. De aanhoudende stress veroorzaakte bovendien fysieke klachten en heeft geleid tot een afname van hun vertrouwen in andere mensen. In het algemeen brengt een brutale overval als deze gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg, te meer daar de overval op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden in de [straat] van [plaats 1] en er meerdere personen getuigen van waren. Daarnaast is materiële schade aangericht, waaronder aan de vitrines van de juwelier en bleken er diverse sierraden beschadigd te zijn.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met de mededaders schuldig gemaakt aan het bezit van een (semi)automatisch vuurwapen, dat is gebruikt tijdens de overval op 12 juli 2023. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt grote veiligheidsrisico’s met zich. Het illegale bezit van vuurwapens vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een maatschappelijk kwaad dat ernstig dient te worden bestraft. Bovendien heeft verdachte samen met zijn mededaders bij de overval gebruik gemaakt van twee gestolen auto’s en een gestolen kentekenplaat en zich daarmee schuldig gemaakt aan heling. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten, nu dit bijdraagt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 19 september 2025, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar het lijkt er voorzichtig op dat verdachte bewust bezig is om zijn leven een andere wending te geven. Na juli 2023, is verdachte niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. De rechtbank zal in strafmatigende zin ook rekening houden met de proceshouding van verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte openheid van zaken gegeven over zijn rol bij de overval in [plaats 1] .
Reclassering Nederland heeft op 16 oktober 2025 een rapport uitgebracht over verdachte. Hieruit volgt onder meer dat verdachte ten tijde van de overval geen maatschappelijk geaccepteerde dagbesteding, geen inkomen en geen inschrijfadres had, waardoor hij ook niet in aanmerking kwam voor het aanvragen van voorzieningen. Daarbij leek hij banden te onderhouden met een negatief sociaal netwerk, hetgeen lijkt te hebben geleid tot recidive.
Na zijn laatste detentie heeft verdachte zijn leven op orde gekregen. Hij heeft een stabiele woonplek, een baan met bijbehorend inkomen en is gestopt met middelengebruik. Er is een steunend familiair netwerk. Gezien het feit dat de preventieve hechtenis is geschorst zonder voorwaarden, er geen nieuwe politie- en justitiecontacten zijn geweest, verdachte uit detentie is en hij zijn leven op orde lijkt te hebben, adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en op de oriëntatiepunten vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn in zeer geringe mate, met drie maanden, is overschreden. Vanwege deze geringe overschrijding is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van [verdachte] geschorst tot de einduitspraak van heden. Op grond van r.o. 5.3.5 van HR 24 juni 2025 ECLI:NL:HR2025:987 dient de rechtbank dan te beoordelen of de actuele situatie het aflopen van de schorsing van de voorlopige hechtenis noodzakelijk maakt, dan wel een hernieuwde schorsing van de voorlopige hechtenis is aangewezen.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte bewust zijn leven een andere wending heeft gegeven en dat hij na juli 2023 niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Op grond hiervan, alsmede op grond van het feit dat verdachte zich steeds aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, acht de rechtbank het niet noodzakelijk dat de schorsing van de voorlopige hechtenis moet aflopen. De rechtbank zal daarom de voorlopige hechtenis van verdachte opnieuw schorsen.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
Vordering van [slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
7.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast verzoekt zij de hoofdelijke aansprakelijkheidsclausule op te nemen.
7.1.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de gevorderde immateriële schade een matiging naar € 1.000,00 op zijn plaats is, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.1.3
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank de gevorderde vergoeding van € 1.000,00 billijk. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen, dan wel tijdens een eventueel hoger beroep nader toelichten.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 juli 2023.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens enmunitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 3:schuldheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 44 (vierenveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- schorst de voorlopige hechtenis van verdachte.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 5] , € 1.000,00 (duizend euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 (twintig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 28 november 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of een hoeveelheid contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [juwelier] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met gezichtsbedekking, de juwelier/het pand, waarbinnen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffers 2 en 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] zich bevonden binnen te lopen/rennen en/of
- met een of meerdere sloophamers/hakbijlen de vitrines kapot te slaan en/of
- met een vuurwapen in de hand zich bij de toegangsdeur van de juwelier/het pand op te houden en zo de toegang/uitgang te blokkeren en/of
- met een vuurwapen (waarschuwings)schoten te lossen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen van categorie II en/of categorie III, te weten een (semi)(automatisch)vuurwapen, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een voertuig van het merk en type Renault Talisman en/of
- een kentekenplaat voorzien van het [kenteken] en/of
- een voertuig van het merk en type Toyota CH-R,
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )