ECLI:NL:RBZWB:2025:837
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens gebrek aan machtiging
Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/10147 en 23/10148. De belanghebbende, vertegenwoordigd door een gesteld gemachtigde, had op 15 maart 2023 een brief gestuurd naar de belastingdienst over aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. De belastingdienst heeft deze brief als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat de gesteld gemachtigde geen machtiging heeft ingediend om namens de belanghebbende beroep in te stellen. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit te doen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet overleggen. Het niet indienen van een machtiging kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat de gemachtigde geen machtiging heeft ingediend, ondanks dat zij op de hoogte was van de vereisten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de gemachtigde geen redenen heeft gegeven voor het verzuim en dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig indienen van de machtiging.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, wat betekent dat de rechtbank de inhoudelijke beoordeling van de beroepen achterwege laat en de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.