ECLI:NL:RBZWB:2025:8363

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
02-070238-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht, vrijspraak poging tot zware mishandeling, bewezenverklaring mishandeling, gebruik van een mes in een publieke ruimte, leerstraf en voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar, dadelijke uitvoerbaarheid

Op 27 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 maart 2025, waarbij de verdachte met een mes twee personen, [aangever 1] en [aangever 2], heeft verwond. De tenlastelegging omvatte zowel poging tot zware mishandeling als mishandeling. Tijdens de zitting op 13 november 2025 heeft de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, de verdachte beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, maar dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een mes zwaaiende bewegingen heeft gemaakt, wat heeft geleid tot verwondingen bij de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar de mishandeling is wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft een leerstraf van 35 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar, en bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevolen, gezien het recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-070238-25
vonnis van de meervoudige kamer van 27 november 2025
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
raadsman mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 13 november 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 maart 2025 met een mes [aangever 1] in zijn linkeronderarm en linkerzij en [aangever 2] in zijn linkerbovenarm heeft gestoken en/of gesneden. Dit is primair ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling en subsidiair als mishandeling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie stelt dat verdachte door het mes te gebruiken willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel aan de aangevers zou kunnen toebrengen. Gezien het niet geringe letsel van aangevers en de getuigenverklaringen acht hij het aannemelijk dat verdachte de sokken van het mes heeft afgehaald, dan wel dat het mes zo scherp moet zijn geweest of verdachte zo veel kracht heeft moeten gebruiken dat zelfs met de sokken om het mes het letsel kan zijn toegebracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging meent dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit kan komen en verzoekt verdachte daarvan vrij te spreken. Het dossier bevat veel verschillende lezingen en niet eenduidig vast te stellen is of verdachte heeft gestoken of gesneden, met welke kracht hij dit heeft gedaan en of dit met of zonder sokken om het mes is geweest. Ook bevat het dossier beperkte medische informatie en voor zover bekend is bij aangevers sprake van gering letsel. Zonder medische verklaring waaruit volgt dat verdachte door het steken en/of snijden met sokken om een mes op de betreffende plaatsen (potentieel) zwaar lichamelijk letsel bij aangevers had kunnen veroorzaken, kan niet worden aangenomen dat verdachte hierop voorwaardelijk opzet heeft gehad. Voor wat betreft de subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte op 1 maart 2025 samen met zijn vriendin bij het [winkelcentrum] in Middelburg was. Voor het winkelcentrum zijn zij op straat de groep van aangevers tegengekomen. De groep van aangevers is vervolgens dingen naar verdachte en zijn vriendin gaan roepen. Dit heeft geleid tot een woordenwisseling, wat uit is gelopen op een fysieke confrontatie in welk kader verdachte op enig moment een mes heeft gepakt en daarmee zwaaiende bewegingen heeft gemaakt. Door met het mes te zwaaien heeft verdachte letsel bij aangevers toegebracht. [aangever 1] had een wond van ongeveer 2 centimeter lang op zijn linkeronderarm en linkerzij en [aangever 2] had een wond van ongeveer 4 centimeter lang op zijn linkerbovenarm. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat er sokken om het mes zaten op het moment dat verdachte zwaaiende bewegingen met het mes heeft gemaakt. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van verdachte en dat er sokken om het mes zaten, wordt ook bevestigd door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Gezien de bewijsmiddelen in het dossier laat de rechtbank in het midden of het letsel van aangevers is veroorzaakt door het
stekenof het
snijdenvan verdachte. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een mes in de linkeronderarm en linkerzij van [aangever 1] en in de linkerbovenarm [aangever 2] heeft gestoken en/of gesneden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling (
primair) of als mishandeling (
subsidiair).
Is er sprake van een poging tot zware mishandeling?
Om tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling te kunnen komen, is het (voorwaardelijk) opzet om de ander zwaar lichamelijk letsel toe te brengen vereist. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier om te kunnen vaststellen dat verdachte vol opzet heeft gehad om aangevers zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ook is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte met een mes, waar sokken omheen zaten, zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en in de linkeronderarm en linkerzij van [aangever 1] en in de linkerbovenarm van [aangever 2] heeft gestoken en/of gesneden. Naar het oordeel van de rechtbank kan door een enkele snij- en/of steekverwonding op die plaatsen niet zonder meer worden geconcludeerd dat hierdoor een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bestond. Het dossier bevat verder geen concrete informatie over het mes en ook ontbreekt duidelijkheid ten aanzien van de precieze wijze waarop het mes door verdachte is gebruikt. Op grond van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen met welke kracht verdachte heeft gestoken en/of gesneden. Ook is er geen medische informatie voorhanden over de precieze aard en omvang van het letsel van aangevers of informatie waaruit volgt dat het steken en/of snijden op de betreffende plaatsen op de linkerzij, linkeronderarm en linkerbovenarm (potentieel) zwaar lichamelijk letsel oplevert. Het dossier vermeldt enkel hoeveel centimeters lang de wonden van aangevers ongeveer waren. Op basis van deze informatie kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte door zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel aan de slachtoffers zou kunnen toebrengen. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling vrijspreken.
Is er sprake van mishandeling?
De gedraging van verdachte levert naar het oordeel van de rechtbank wel mishandeling op. Verdachte heeft bekend dat hij met een mes zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en hij heeft daardoor letsel bij aangevers toegebracht. De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde mishandeling, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de aangiften en de overige bewijsmiddelen in het dossier, wettig en overtuigend bewezen. Nu ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Subsidiair
op 1 maart 2025 te Middelburg [aangever 1] en [aangever 2] heeft mishandeld, door met een mes in de linkeronderarm en linkerzij van die [aangever 1] en in de linkerbovenarm van die [aangever 2] te steken en/of snijden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de leerstraf TACt Regulier van 35 uur en een werkstraf van 120 uur, met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert hij een jeugddetentie van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) is geadviseerd. Ook vordert de officier van justitie de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft in zijn strafreis rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de persoonlijke omstandigheden en het strafblad van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, dat hij spijt heeft betuigd en zijn verantwoordelijkheid wil nemen. De verdediging kan zich vinden in het strafadvies van de Raad, voor zover dat ziet op de leerstraf TACt Regulier en vindt daarbij een voorwaardelijke werkstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf van 40 uur passend met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit komt, vindt de verdediging een geheel voorwaardelijke jeugddetentie passend. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie is niet passend, omdat het de positieve ontwikkelingen van verdachte zal doorkruisen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, waarbij verdachte een mes ter hand heeft genomen en twee slachtoffers heeft gemaakt. Verdachte heeft [aangever 1] met een mes, waar sokken omheen zaten, in zijn linkeronderarm en linkerzij en [aangever 2] in zijn linkerbovenarm gestoken en/of gesneden. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat verdachte niet terugdeinst om een mes bij zich te dragen en deze te gebruiken. Het meenemen van een mes, ook als het voor de eigen veiligheid is zoals verdachte heeft verklaard, is volstrekt onacceptabel. Het op zak dragen van een mes leidt geregeld tot het daadwerkelijk gebruik ervan met veelal desastreuze gevolgen voor degenen die geraakt worden. Met zijn gedragingen heeft verdachte een inbreuk op de lichamelijk integriteit van de slachtoffers gemaakt en hun gevoel van veiligheid aangetast en hen angst bezorgd, maar ook heeft verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid bij omstanders en in de samenleving veroorzaakt. Het geweldsincident heeft zich buiten op straat, vlakbij een winkelcentrum, afgespeeld. Andere mensen zijn nietsvermoedend geconfronteerd met geweld in wat voor hun een veilige omgeving moet zijn. Verdachte heeft zich hier niet om bekommerd en dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 23 september 2025, waaruit blijkt dat verdachte op 27 mei 2022 en 1 januari 2024 artikel 27, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie heeft overtreden en daarvoor strafbeschikkingen heeft gekregen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat dit was voor het bezit van een mes. Dat verdachte blijkbaar al een geruime tijd met een mes op zak loopt en daarmee bleef rondlopen ook nadat hij hier twee keer een boete voor heeft gehad, vindt de rechtbank zeer zorgelijk.
Ook slaat de rechtbank acht op het rapport van de Raad van 11 november 2025 dat over verdachte is opgemaakt en de toelichting en het advies dat door de vertegenwoordigster van de Raad tijdens de zitting is gegeven. De vertegenwoordigster handhaaft het advies zoals weergegeven in het rapport. De Raad adviseert om aan verdachte de leerstraf TACt Regulier en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport. Uit het rapport volgt verder dat het algemeen recidiverisico als hoog wordt ingeschat en ten aanzien van de domeinen Agressie, Relaties en Vaardigheden als midden. De zorg bestaat dat verdachte onvoldoende controle over zijn boosheid heeft en nog over onvoldoende probleemoplossend vermogen beschikt om met voor hem lastige situaties om te gaan, als gevolg waarvan hij kan overgaan tot agressief en/of impulsief gedrag. Het is belangrijk dat verdachte inzicht in zijn triggers krijgt en dat zijn vaardigheden op het gebied van agressieregulatie worden vergroot. De Raad vindt een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet passend, omdat dit de positieve ontwikkelingen van verdachte en mogelijk zijn motivatie voor school en de leerstraf zal doorkruisen. Tot slot vindt de Raad een proeftijd van twee jaar passend, net als het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering.
De vertegenwoordiger van de jeugdreclassering heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het strafadvies van de Raad, zodat verdachte kan leren wat hij in geval van confrontaties kan doen en zijn vaardigheden kan vergroten. Een ander aandachtspunt is de dagbesteding. Verdachte gamet veel en blowt, maar dit heeft volgens de vertegenwoordiger geen destructieve invloed op hem. Verder heeft verdachte zich in de afgelopen periode goed aan de schorsende voorwaarden gehouden. Het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie vindt de vertegenwoordiger niet passend, omdat verdachte dan aan negatieve invloeden wordt blootgesteld en het zijn positieve ontwikkeling zal doorkruisen. Wel kan hij zich vinden in de aanvullende bijzondere voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan hulpverlening gericht op de probleemoplossende vaardigheden en agressieregulatie, zolang de jeugdreclassering dat nodig acht.
Oplegging van de straf
Bij de strafoplegging neemt de rechtbank de hiervoor genoemde adviezen en omstandigheden in aanmerking, alsook de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor minderjarigen. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde dient er naar het oordeel van de rechtbank een straf te volgen. Om recht te doen aan de ernst en als signaal naar de maatschappij is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een geheel voorwaardelijke jeugddetentie in deze zaak passend en geboden is. Mede gelet op de adviezen van de deskundigen vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte door middel van bijzondere voorwaarden verder wordt begeleid door de jeugdreclassering. Gezien de ernst van het feit en om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw zal bezighouden met het plegen van (dergelijke) strafbare feiten ziet de rechtbank reden om verdachte daarnaast de geadviseerde leerstraf op te leggen. Dit zodat verdachte zijn probleemoplossende vaardigheden en zijn vaardigheden op het gebied van agressieregulatie kan vergroten. Verdachte heeft ter zitting aangegeven hiervoor ook gemotiveerd te zijn. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij neemt hierbij in aanmerking dat verdachte oprecht spijt heeft betuigd en zijn verantwoordelijkheid lijkt te nemen. Naast dat verdachte openstaat voor een slachtoffer-dadergesprek via Perspectief Herstelbemiddeling, heeft hij zich sinds 7 maart 2025 goed aan de schorsende voorwaarden gehouden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee stappen in de goede richting aan het zetten is en die positieve stappen wil de rechtbank niet doorkruisen. Om die reden vindt de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie in deze zaak ook niet passend. Daar komt bij dat de officier van justitie bij zijn strafeis is uitgegaan van een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit (poging zware mishandeling). Omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling is gekomen, legt zij (mede daarom) een lagere straf op dan is gevorderd.
Alles overwegend legt de rechtbank aan verdachte op de leerstraf TACt Regulier van 35 uur en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand, met aftrek van voorarrest, en met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank zal hierbij als bijzondere voorwaarden opleggen dat verdachte moet meewerken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding en vrijetijdsbesteding, dat hij inzicht moet geven in zijn sociale contacten, vriendenkring en online-contacten, dat hij moet meewerken aan hulpverlening gericht op probleemoplossende vaardigheden en agressieregulatie en dat hij geen contact mag hebben met de slachtoffers behalve in het kader van herstelbemiddeling en met toestemming van de jeugdreclassering.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen. Gelet op de voornoemde Raadsrapportage waaruit volgt dat het algemeen recidiverisico als hoog wordt ingeschat en de gegeven adviezen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder de juiste hulpverlening en begeleiding opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Zij vindt het daarom van belang dat de noodzakelijk geachte hulpverlening en begeleiding ook bij een eventueel in te stellen hoger beroep wordt voortgezet. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Subsidiair: mishandeling, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van
de leerstraf TACt Regulier van 35 (vijfendertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
17 (zeventien) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 (één) maand met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* moet meewerken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding (scholing en/of werk);
* moet meewerken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle vrije tijdsbesteding;
* inzicht moet geven aan de jeugdreclassering in zijn sociale contacten, zijn vriendenkring en zijn online-contacten;
* moet meewerken aan hulpverlening gericht op probleemoplossende vaardigheden en agressieregulatie, indien en voor zolang de jeugdreclassering dat nodig acht;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag hebben met de slachtoffers, [aangever 1] , geboren [datum 1] 2004, en [aangever 2] , geboren [datum 2] 2007, behalve in het kader van herstelbemiddeling en met toestemming van de jeugdreclassering;
- bepaalt dat
van rechtswege gelden de bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft hierbij opdracht aan de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zeeland te Middelburg tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, tevens rechter, mr. N.C.W. Haesen en mr. B. Akdikan, (kinder-)rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Vork, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2025.
Mr. Nomes is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.