In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 5 februari 2025, ontvangen door het UWV op 7 februari 2025, om herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering) van [naam], (ex-)werkneemster van eiseres. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen het UWV moet beslissen inmiddels is verstreken. Eiseres heeft het UWV op 27 mei 2025 in gebreke gesteld, en het UWV heeft deze ingebrekestelling op 28 mei 2025 ontvangen. Aangezien er na deze ingebrekestelling twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen, is het beroep gegrond. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een langere termijn van vier maanden als redelijk beschouwd vanwege de zorgvuldigheid van de besluitvorming.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op 28 november 2025.