ECLI:NL:RBZWB:2025:833
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank behandelt de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur, die betrekking hebben op naheffingsaanslagen omzetbelasting en bijbehorende beschikkingen. De beroepen zijn ingediend tegen de uitspraken van 26 april 2024, maar de rechtbank komt tot de conclusie dat deze beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het griffierecht niet is betaald, en dat het niet betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is.
De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) degene die beroep instelt, verplicht is het griffierecht te betalen. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 371,-. De griffier heeft belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en heeft een termijn gesteld waarbinnen dit voldaan moest worden. Ondanks deze waarschuwingen heeft belanghebbende het griffierecht niet tijdig betaald, en er is geen goede reden gegeven voor dit verzuim. Hierdoor is er geen sprake van een verontschuldigbare reden voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.
De rechtbank concludeert dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de beroepen plaatsvindt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.