ECLI:NL:RBZWB:2025:8324

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
25/1795
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid

Op 26 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van eiser, die een WIA-uitkering aanvroeg na uitval als pakketbezorger door lichamelijke en psychische klachten. Eiser was van mening dat het UWV ten onrechte zijn aanvraag had afgewezen. De rechtbank beoordeelde de beroepsgronden van eiser en concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van eiser niet waren onderschat. Eiser had eerder een Werkloosheidsuitkering ontvangen, maar de rechtbank stelde vast dat de criteria voor de WIA-uitkering anders zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht had op de gevraagde uitkering en geen proceskostenvergoeding zou ontvangen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1795 WIA

uitspraak van 26 november 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Yavuzyiğitoğlu),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen aan eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV dat terecht heeft gedaan. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Feiten en omstandigheden

2. Eiser is werkzaam geweest als pakketbezorger. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege lichamelijke klachten, zoals ribcontusies en Morel-Lavallée-laesie, en psychische klachten, als gevolg van een bedrijfsongeval. Eiser heeft een Werkloosheidsuitkering ontvangen voor de periode van 13 december 2023 tot en met 12 november 2024.

Procesverloop

3. Het UWV heeft met het besluit van 1 februari 2024 (primair besluit) geweigerd per 13 december 2023 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 31 oktober 2024 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3.1
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.3
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en namens het UWV mr. I.P.H.M. van Lieshout.
Beoordeling door de rechtbank
Wat beoordeelt de rechtbank?
4. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij de beoordeling of het bestreden besluit juist is, is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
6. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
6.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en heeft eiser gezien op het spreekuur van 3 januari 2024. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser bekend is met een Morel-Lavallée-laesie. De diagnose die hieraan gekoppeld wordt is ‘Overige ziekten zenuwstelsel’. Vanwege de fysieke klachten zijn beperkingen aangenomen op fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Omdat nog verschillende behandelopties bestaan, wordt op lange termijn wel verbetering van de klachten verwacht. De belastbaarheid van eiser is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 januari 2024.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en het verslag van de hoorzitting van 9 september 2024 bestudeerd en de verkregen informatie betrokken in de heroverweging. Op basis hiervan heeft de verzekeringsarts b&b aanleiding gezien om de primaire FML te herzien. De Morel-Lavallée-laesie is sinds het bedrijfsongeval afgenomen en de chirurg ziet geen correlatie tussen het letsel en de buikpijn. De primaire verzekeringsarts had een beperking op frequent reiken benoemd, maar niet toegevoegd aan de FML. De verzekeringsarts b&b heeft deze beperking alsnog opgenomen. De beperkingen met betrekking tot reiken en boven schouderhoogte actief zijn gelden nu alleen voor rechts. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b, op grond van niet goed ingeregelde diabetes, eiser beperkt geacht op nacht- en sterk onregelmatige diensten. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn opnieuw neergelegd in de FML van 2 oktober 2024.
6.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische beperkingen. Het UWV heeft hiermee in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel gehandeld.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. Eiser stelt dat hij een sociaal medische beoordeling heeft gehad voor de Ziektewet en een uitkering heeft gekregen, reden waarom hij ook een WIA-uitkering zou moeten krijgen. Het UWV heeft hierover terecht aangegeven dat deze uitkering is toegekend in verband met een multidisciplinair traject wat eiser volgt en dat deze uitkering een ander toetsingskader heeft dan een WIA-uitkering. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7.1
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Het UWV heeft niet gesteld dat eiser geen beperkingen of pijnklachten heeft, maar het standpunt van het UWV is dat het aannemen van meer beperkingen niet medisch objectiveerbaar is. De verzekeringsarts heeft op basis van het uitgebreide psychische onderzoek geen psychische afwijkingen kunnen objectiveren, reden waarom volgens de verzekeringsarts b&b geen concrete aanwijzingen bestaan voor een depressieve stoornis en terecht is afgezien van het opnemen van beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Daarnaast is de verzekeringsarts b&b uitgebreid ingegaan op de door eiser in beroep (nogmaals) overgelegde (medische) informatie waarbij de verzekeringsarts b&b, naar oordeel van de rechtbank terecht, osteopathie alternatieve geneeswijze heeft genoemd. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts b&b hierdoor vooringenomen zou zijn geweest, zoals eiser stelt. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten en dat bij de opstelling van de FML met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening is gehouden. De beroepsgronden van eiser geven geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen, waardoor de rechtbank een benoeming tot een onafhankelijke deskundige niet nodig acht.
7.2
De conclusie van het bovenstaande is dat de beperkingen van eiser in de FML van 2 oktober 2024 niet zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt dus niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank daarom uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
8. De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiser dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
9. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
9.1
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 13 december 2023.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
10.1
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 26 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.