ECLI:NL:RBZWB:2025:8319

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
02-223142-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijk uitvoeren van heroïne, maar veroordeling voor nalatigheid bij aanwezigheid van heroïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk uitvoeren, vervoeren of aanwezig hebben van heroïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk uitvoeren van heroïne, maar heeft wel geoordeeld dat de verdachte door haar nalatigheid verwijtbaar was met betrekking tot de aanwezigheid van ongeveer 2 kilogram heroïne in de auto waarin zij als passagier zat. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 weken op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 november 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een ander ongeveer twee kilo heroïne had uitgevoerd, vervoerd en aanwezig had gehad. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet, maar dat de verdachte nalatig was geweest door niet door te vragen naar de inhoud van de pakketten die in de auto aanwezig waren.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 13 augustus 2025 in Zevenbergschen Hoek aanwezig had gehad, ongeveer 2.000 gram heroïne, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat zij geen strafblad had. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf van 2 weken opgelegd, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-223142-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 november 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende te [woonplaats] ( [land] )
raadsvrouw mr. F.W.M. Hopmans, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 november 2025, waarbij de officier van justitie mr. D.E. van Hout en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een ander ongeveer twee kilo heroïne heeft uitgevoerd, vervoerd en aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van ongeveer twee kilo heroïne.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Verdachte had geen wetenschap van de heroïne die is aangetroffen en ook was er geen sprake van een gezamenlijke machtsuitoefening met betrekking tot die heroïne. Gelet hierop moet verdachte worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde feit.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 12 augustus 2025 samen met [medeverdachte] van Frankrijk naar Nederland is gereden in een Citroën C3 met Frans [kenteken] . Verdachten en het voertuig zijn die avond omstreeks 23.30 uur in [plaats] door de politie gecontroleerd. Ze reden toen richting noorden. Om 0.20 uur die nacht (dus 13 augustus 2025) is het voertuig gesignaleerd in Rotterdam. Rond 1.45 uur heeft de politie verdachten en het voertuig opnieuw gecontroleerd in Zevenbergschen Hoek. Ze reden toen richting zuiden. Daarbij heeft bestuurder [medeverdachte] vier pakketten uit het raam gegooid, die later zijn aangetroffen, en waarin in totaal ongeveer twee kilo heroïne bleek te zitten. [medeverdachte] was telkens de bestuurder, verdachte de bijrijdster.
Wetenschap en opzet
De raadsvrouwe betoogt dat verdachte geen wetenschap had dat in de vervoerde pakketten heroïne zat, zodat geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank oordeelt daarover als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te kunnen spreken van (voorwaardelijk) opzet. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat er heroïne in de auto zat, dat die drugs zich in haar machtssfeer bevonden en dat het haar bedoeling was om die drugs te vervoeren of buiten Nederland te brengen. Gelet hierop wordt verdachte vrijgesproken van het opzettelijk uitvoeren, vervoeren of aanwezig hebben van heroïne.
Aanwezig hebben 2000 gram heroïne
Impliciet is aan verdachte tenlastegelegd dat zij 2000 gram heroïne aanwezig heeft gehad.
Uit de vaststaande feiten volgt dat daarvan sprake is in de auto waar verdachte de bijrijder was.
Afwezigheid van schuld
De raadsvrouwe betoogt dat er bij verdachte geen sprake is van schuld.
Hierover oordeelt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft bij verschillende gelegenheden wisselende en onderling tegenstrijdige verklaringen afgelegd, met name waar het gaat om de bedoeling en duur van hun reis naar Nederland. Ook zei verdachte sommige vragen niet te kunnen beantwoorden of antwoordde zij onlogisch op (vervolg)vragen. Zo zouden verdachten aanvankelijk een relatie hebben en een weekend naar Amsterdam gaan voor een bezoek aan een casino. Ze waren echter vertrokken op een dinsdag en zouden de volgende dag weer terug moeten zijn in verband met een afspraak in het ziekenhuis. Een hotel hadden ze ook niet geboekt, dat zouden ze ter plekke doen. Later werd de bestemming toch Rotterdam, om daar in de buurt te gaan wandelen. Midden in de nacht. Verdachte was echter moe, dus zouden ze naar Antwerpen rijden en daar het eerste hotel nemen dat ze konden vinden. In Rotterdam was namelijk geen hotel beschikbaar. En bij nader inzien hadden verdachten ook geen relatie, maar waren ze gewoon vrienden. Over de 5.500 euro aan cashgeld dat bij de eerste controle in de auto werd aangetroffen, verklaarde verdachte aanvankelijk niet te weten waar het vandaan kwam en waarvoor het was bestemd. Later zou [medeverdachte] er een auto van gaan kopen, maar het was niet bekend waar. En evenmin hoe die auto dan zou worden vervoerd, aangezien verdachte geen rijbewijs had. Ook voor de aangetroffen drugs had verdachte geen verklaring. In Rotterdam zou zij korte tijd uit de auto zijn geweest en toen zou de tas zijn overgedragen aan [medeverdachte] . Verdachte zegt daarvan niets meegekregen te hebben en pas toen de politie achter hen reed en medeverdachte de pakketten uit het raam gooide het besef te hebben gehad dat er iets niet deugde. Tot die tijd lag de tas met drugs in het gesloten dashboardkastje, zo verklaren beiden Van belang hierbij is dat door verbalisanten tijdens meerdere controles is gebleken dat kappen van het dashboard los waren.
Gelet op alle hiervoor beschreven omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank het goed denkbaar dat verdachte tijdens de autorit in Nederland in een benarde positie was geraakt. Zij wist op enig moment van het ongewoon grote geldbedrag van 5.500 euro, wat bestemd zou zijn voor het casino of een auto, maar er werd vervolgens niet naar een casino gegaan en ook geen auto gekocht. De reisbestemming wisselde en verdachte bevond zich steeds later op de avond, als enige passagier in een auto, ver van huis in een verder onbekend land. Toch had verdachte op dat moment kritische vragen moeten stellen aan [medeverdachte] , waar zij ook voldoende tijd en gelegenheid voor had. Verdachte had daarmee kunnen uitsluiten of in elk geval het risico kunnen beperken dat zij (nog langer) betrokken zou raken bij mogelijk illegale activiteiten van [medeverdachte] . Dit heeft verdachte nagelaten en zij is er lichtzinnig en onterecht van uitgegaan dat er niets strafbaars gaande was. Daarmee is zij verwijtbaar gebleven op een plaats waar mogelijk drugs aanwezig waren. Weliswaar had verdachte geen opzet in het geheel, maar door haar nalatigheid is er bij haar geen sprake van afwezigheid van schuld dat zij zich bevond in een auto waarin heroïne aanwezig was.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 augustus 2025 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk, aanwezig heeft gehad, ongeveer 2.000 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat, nu een vrijspraak is bepleit.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van heroïne. Dat is een ander feit dan bewezenverklaard is bij medeverdachte, namelijk opzettelijk verlengde uitvoer van heroïne. Verdachte heeft zowel in Frankrijk als in Nederland geen strafblad en ook tijdens de schorsing van haar voorlopige hechtenis zijn er geen meldingen ontvangen dat verdachte opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte ook nog rekening met het feit dat zij relatief jong is en dat het voor haar als buitenlander bovendien zwaarder zou zijn om een straf te moeten uitzitten in de Nederlandse gevangenis.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat het passend en geboden is om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank stelt vast dat verdachte deze gevangenisstraf in het kader van het voorarrest al heeft ondergaan, wat betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K.J. van der Wal, voorzitter,
en mrs. C.H.W.M. Sterk en W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en uitgesproken op de openbare zitting op 26 november 2025.
Mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.