ECLI:NL:RBZWB:2025:8306

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/5742
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake aflossingscapaciteit Sociale Verzekeringsbank

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R. Küçükünal, heeft een verzoek ingediend naar aanleiding van een besluit van de Sociale Verzekeringsbank van 30 oktober 2025, waarin haar aflossingscapaciteit en het bedrag dat zij per maand moet terugbetalen, zijn medegedeeld. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om geen zitting te houden.

De voorzieningenrechter benadrukt dat de procedure voor voorlopige voorzieningen is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Bij de beoordeling van het verzoek is de spoedeisendheid van belang. De griffier heeft verzoekster gevraagd om haar spoedeisend belang nader toe te lichten en om een overzicht van haar vaste lasten en inkomsten te verstrekken. Verzoekster heeft echter geen toelichting gegeven, maar slechts bankafschriften toegestuurd.

De voorzieningenrechter concludeert dat met de aangeleverde bankafschriften onvoldoende is aangetoond dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij een voorlopig oordeel. Daarom wordt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/5742

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 november 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster inzake het besluit van 30 oktober 2025 waarin aan verzoekster is meegedeeld wat haar aflossingscapaciteit is en wat zij per maand moet terugbetalen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
5. De griffier heeft aan verzoekster gevraagd om het spoedeisend belang nader toe te lichten. Daarbij is ook gevraagd om een overzicht van haar vaste lasten en inkomsten te geven. Verzoekster heeft geen toelichting gegeven op het spoedeisend belang maar heeft volstaan met het toesturen van bankafschriften.
6. Met de toegezonden bankafschriften is onvoldoende gebleken dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 25 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.