ECLI:NL:RBZWB:2025:8298

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
02-049504-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door psychotische verdachte met mes op stiefvader

Op 16 februari 2025 heeft de verdachte, de partner van zijn moeder, gedood door hem meerdere malen met een mes in het gezicht en in de borst te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend, wat betekent dat hij niet strafbaar is en ontslagen wordt van alle rechtsvervolging. De rechtbank legt een tbs-maatregel met dwangverpleging op. Tijdens de zitting op 11 november 2025 heeft de officier van justitie, mr. A. Verhoeven, de verdachte beschuldigd van doodslag, terwijl de verdediging geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen, waarbij deskundigen hebben gerapporteerd dat hij lijdt aan schizofrenie en dat hij zich in een ernstig ontregelde psychotische toestand bevond tijdens de daad. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet in staat was om de gevolgen van zijn handelen te overzien en dat hij daarom niet strafbaar is. De rechtbank heeft ook de affectieschade van de benadeelde partij, de zoon van het slachtoffer, toegewezen, en de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 17.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-049504-25
vonnis van de meervoudige kamer van 25 november 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
ingeschreven aan [adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [locatie]
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 november 2025, waarbij de officier van justitie, mr. A. Verhoeven, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is ter zitting van 11 november 2025 overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd en is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft gedood door hem met een mes meerdere malen in het gezicht en de borst te steken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn stiefvader, [slachtoffer] , met messteken heeft gedood. De officier van justitie baseert zich daarbij op het sectierapport, de verklaringen van verdachte en de verklaringen van verdachte zijn ouders. De psychische toestand van verdachte staat het bestaan van opzet op deze doodslag niet in de weg. Uit de verklaring van verdachte blijkt immers dat verdachte zich bewust was van zijn handelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bekennende verklaring van verdachte geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen en de bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van het tenlastegelegde feit en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 11 november 2025;
  • de processen-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , digitale pagina’s 84 en 92 van het eindproces-verbaal;
  • het forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden, digitale pagina 178 van het eindproces-verbaal.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de psychische toestand van verdachte het bestaan van opzet op deze doodslag niet in de weg staat. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij zijn stiefvader heeft gestoken omdat deze zei dat verdachte psychotisch was en het huis uit moest. Hij heeft zijn stiefvader doelbewust meerdere malen met een mes gestoken en had daarmee opzet op de dood van zijn stiefvader.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, op 16 februari 2025 te [plaats] , [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem met een mes twee keer in het gelaat en zes keer in de borst te steken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Verdachte heeft ter zitting verklaard: “Ik vind dat ik uit zelfverdediging heb gehandeld. Hij stuurde mij naar een onveilige camping, beïnvloedt mijn moeder, stuurt me naar GGZ, laat me opnemen.” Voor zover verdachte hiermee een beroep heeft gedaan op de strafuitsluitingsgrond noodweer, stelt de rechtbank vast dat dat verweer geen doel treft. De situatie die verdachte heeft geschetst, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, noch als een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, waartegen verdachte zich moest verdedigen.
Van een andere grond die de strafbaarheid van het feit uitsluit, is evenmin gebleken.
Het feit is dan ook strafbaar.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie komt op basis van de adviezen in de rapportages van de psychiaters en de psychologen tot de conclusie dat het feit niet aan verdachte toegerekend kan worden en eist ontslag van alle rechtsvervolging.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de verdediging bepleit, gezien de adviezen van de deskundigen, ontslag van alle rechtsvervolging.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de psychologen [psycholoog 1] en [psycholoog 2] en de psychiaters [psychiater 1] en [psychiater 2] , zijn Pro Justitia rapporten opgemaakt over verdachte. De deskundigen hebben gerapporteerd dat er bij verdachte sprake is van schizofrenie. Door de psychiaters is daarnaast een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis vastgesteld. De psychologen komen niet tot een stoornis in het gebruik van cannabis nu daar onvoldoende zicht op was. De deskundigen adviseren allen om het feit niet aan verdachte toe te rekenen. Zij overwegen hierover dat verdachte zeer waarschijnlijk in een ernstig ontregelde psychotische toestand zijn stiefvader meermaals met een mes heeft gestoken, waardoor die is komen te overlijden. Het ten laste gelegde moet begrepen worden tegen de achtergrond van die psychotische ontregeling met een op de voorgrond staand paranoïde waansysteem en daarnaast de desorganisatie van verdachte zijn denken, voelen en handelen waarbij verdachte niet in staat was de gevoelens van angst en agressie die hij vanuit de beschreven paranoïde psychose ervoer, adequaat te hanteren. Aangenomen mag worden dat verdachte vanwege ernstige functiestoornissen geen tot nauwelijks controle had over zijn handelen en gedragskeuzes, en niet of nauwelijks zicht had op de consequenties van zijn handelen en gedrag, noch voor zichzelf, noch voor de ander.
De psychiaters hebben daarbij nog overwogen dat cannabisgebruik, waarvan bij verdachte sprake was, een psychotisch toestandsbeeld kan uitlokken en onderhouden, maar dat het gebruik van cannabis, gelet op de aanwezige zeer ernstige stoornissen en het ontbreken van ziektebesef, ook niet aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank concludeert op grond van voornoemde adviezen, dat het bewezenverklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend. Dit betekent dat verdachte daarvoor niet strafbaar is en dat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De oplegging van een maatregel

6.1
Inleiding
Nu het feit niet aan verdachte kan worden toegerekend, kan hem daarvoor geen (gevangenis)straf worden opgelegd. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of een maatregel aan de verdachte moet worden opgelegd en zo ja, welke.
6.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte de maatregel tbs met dwangverpleging op te leggen. Zij verwijst hierbij naar het advies van de deskundigen in de hierboven genoemde Pro Justitia rapporten.
6.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van het opleggen van een maatregel aan het oordeel van de rechtbank.
6.4
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 16 februari 2025 de partner van zijn moeder, [slachtoffer] , gedood door hem meerdere malen met een mes in het gezicht en in de borst te steken. Verdachte woonde op dat moment vooral bij zijn moeder. Voorafgaand aan deze dag was zijn moeder bang voor verdachte. Hij sprak er onder meer over dat hij gehersenspoeld was, door onder andere White Power. Hij zou koning worden omdat hij stamhouder van de familie Christus is. Door de uitspraken en het gedrag van verdachte – hij lag vrijdagavond op bed in zichzelf te praten, waarbij hij onder andere zei “ik steek je kapot” en ook “white power” noemde – voelde moeder zich toenemend onveilig in haar huis. Diverse familieleden maakten zich ook ernstig zorgen over verdachte. Zij herkenden zijn gedrag en de door hem gebruikte woorden van een eerdere psychose. Omdat zij vreesden dat de situatie zou escaleren, gingen ze op zoek naar alternatieve woonruimte voor verdachte. Op de bewuste zondag belde het slachtoffer met de (half)broer van verdachte over andere woonruimte voor verdachte. Verdachte hoorde dat gesprek en dat versterkte zijn overtuiging dat zijn familie, en met name [slachtoffer] , hem naar een camping in België wilde sturen, iets wat hij niet kon accepteren.
Dan gaat het helemaal mis. Nadat verdachte eerst 112 heeft gebeld omdat ze hem het huis uit willen zetten, belt hij vervolgens zijn vader. Zijn vader hoort direct dat het niet goed gaat met verdachte en besluit naar de woning van zijn ex-vrouw te gaan. Ook de halfbroer van verdachte maakt zich op dat moment ernstig zorgen. Hij belt met [slachtoffer] en vraagt hem – voor zijn eigen veiligheid – de woning te verlaten. [slachtoffer] geeft aan “niet bang te zijn voor verdachte”. Wanneer de vader van verdachte bij de woning van zijn ex-vrouw aankomt, treft hij [slachtoffer] bebloed op de grond aan. Hij probeert hem nog te reanimeren, maar dit mag niet meer baten. [slachtoffer] is dan al overleden. Verdachte heeft zijn stiefvader met messteken om het leven gebracht.
Het gevolg hiervan is dat de zoon van [slachtoffer] plotseling zijn vader moet missen en de moeder van verdachte haar partner. Zij is er getuige van geweest dat haar eigen zoon, onder invloed van een psychose, haar partner met messteken om het leven heeft gebracht. En zij is hierdoor, zoals zij ter zitting bij gebruikmaking van het spreekrecht naar voren heeft gebracht, twee dierbare mensen verloren. Niet alleen is zij haar partner kwijt, maar ook haar zoon, die sinds het gebeuren in detentie zit. Het is daarmee voor alle betrokkenen een bijzonder traumatische en dramatische gebeurtenis, die alleen maar verliezers kent.
Tbs-maatregel
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat de juridische criteria voor het opleggen van een tbs-maatregel volgen uit artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Bij de verdachte moet ten tijde van het plegen van de feiten sprake zijn geweest van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, het door de verdachte gepleegde feit moet een misdrijf zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, of zijn opgenomen in artikel 37a, lid 1, onder 2, Sr en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen moet het opleggen van de tbs-maatregel eisen.
Ziekelijke stoornis
Hierboven is reeds vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en ook nog steeds bestaat, in de vorm van (in ieder geval) schizofrenie. Hiermee is voldaan aan de eerste voorwaarde.
Misdrijven waarvoor de tbs-maatregel kan worden opgelegd
De rechtbank stelt vast dat ook is voldaan aan de tweede voorwaarde op basis van de maximumstraf van meer dan vier jaren die op doodslag is gesteld.
Herhalingsgevaar en veiligheid van anderen dan wel algemene veiligheid van personen
Uit de rapporten van de deskundigen leidt de rechtbank onder meer af dat met name de tot op heden beperkt te behandelen paranoïde wanen, als ook de ernstig verstoorde realiteitstoetsing, de oordeels- en kritiekfuncties, het fors gestoord inlevingsvermogen, en het zeer gebrekkige c.q. afwezige ziektebesef en ziekte-inzicht een verhoogd risico vormen. Verdachte ziet geen noodzaak van behandeling en zou het liefst stoppen met zijn medicatie. Verder maken de gebrekkige copingsvaardigheden in combinatie met cannabisgebruik verdachte zeer kwetsbaar voor verdere psychotische ontregeling bij stress en tegenslag. Die structurele kwetsbaarheden en tekorten maken dat verdachte zich naar verwachting voortijdig zal onttrekken aan de benodigde psychiatrische zorg en toezicht wanneer een dwingend kader niet aanwezig is. Hij zal dan zeer waarschijnlijk stoppen met zijn antipsychotische medicatie, terugvallen in het gebruik van cannabis, en verder psychotisch ontregelen. In een toenemende psychotische ontregeling ontstaan verregaande vijandige preoccupaties en overtuigingen, en meent verdachte actief te moeten handelen om zich te beschermen tegen deze voor hem vijandige invloeden. Wanneer verdachte zonder zorg en zonder dwangkader terugkeert in de vrije samenleving, is de inschatting dat het recidiverisico in korte tijd zal oplopen naar hoog.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de deskundigen gemotiveerd uiteengezet dat er sprake is van een hoog recidiverisico en dat er behandeling nodig is om dat recidiverisico te verminderen. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Behandelkader
Vervolgens is de vraag aan de orde in welk kader de behandeling van verdachte zal moeten plaatsvinden.
Vanwege het hoge recidiverisico en de ernst van de psychopathologie, zijn de deskundigen van mening dat een behandeling in een stevig kader vorm dient te worden gegeven. Er is sprake van een lange hulpverleningsgeschiedenis, waarbij verdachte binnen een lopende zorgmachtiging is aangehouden voor dit feit. Om het hoge recidiverisico te verlagen, is een langdurige klinische opname met een zeer hoog beveiligingsniveau nodig. Volgens de deskundigen is er slechts één strafrechtelijk kader dat in aanmerking komt om de benodigde behandeling gecombineerd met passend risicomanagement aan verdachte op te kunnen leggen. Zij adviseren om de behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging te laten plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke criteria voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan en dat minder ingrijpende alternatieven niet afdoende zijn. De rechtbank zal het advies van de deskundigen volgen en de tbs van de verdachte gelasten en bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Nu de tbs wordt opgelegd wegens een geweldsmisdrijf, zoals bedoeld in artikel 38e lid 1 Sr, stelt de rechtbank vast dat in dit geval de tbs voor wat betreft de duur ongemaximeerd is.

7.De benadeelde partij

De [benadeelde partij] , vordert een bedrag van € 17.500,00 aan affectieschade.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als zoon van [slachtoffer] tot de kring van gerechtigden behoort als bedoeld in artikel 6:108 lid 4 sub d, van het Burgerlijk Wetboek en daarom in aanmerking komt voor vergoeding van affectieschade. De rechtbank zal voor de hoogte van de vergoeding aansluiting zoeken bij het Besluit vergoeding affectieschade. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde affectieschade van € 17.500,00 conform het Besluit vergoeding affectieschade kan worden toegewezen, dit vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 februari 2025 tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag ten aanzien van de benadeelde partij. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
Gelet op de tbs-maatregel die aan verdachte zal worden opgelegd, ziet de rechtbank geen redenen om gijzeling op te leggen bij niet-betaling van het toegekende schadebedrag.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Doodslag;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, en beveelt de verpleging van overheidswege;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de [benadeelde partij] van
€ 17.500,-aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 februari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de [benadeelde partij]
€ 17.500,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 16 februari 2025 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 november 2025.
Mr. Kok en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 16 februari 2025 te [plaats]
[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door hem met een mes twee keer althans eenmaal in het gelaat althans het hoofd en/of
zes keer althans meermaals in de borst althans het lichaam
te steken en/of te snijden althans te raken;
( art 287 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van politie eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummers 2025041112 (BVH) en ZB4R025017 (Summit), opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 272.