ECLI:NL:RBZWB:2025:8263
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster had verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende spoedeisend belang is aangetoond. Verzoekster, die bij haar ouders woont, heeft geen bewijs geleverd van een financiële noodsituatie of van haar vaste lasten. De voorzieningenrechter benadrukt dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij spoedeisendheid een cruciale rol speelt. Ondanks de schriftelijke onderbouwing van verzoekster over haar financiële situatie, concludeert de voorzieningenrechter dat er geen reden is om aan te nemen dat verzoekster niet meer bij haar ouders kan blijven wonen. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.