ECLI:NL:RBZWB:2025:8263

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
25/5664 wia
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster had verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende spoedeisend belang is aangetoond. Verzoekster, die bij haar ouders woont, heeft geen bewijs geleverd van een financiële noodsituatie of van haar vaste lasten. De voorzieningenrechter benadrukt dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij spoedeisendheid een cruciale rol speelt. Ondanks de schriftelijke onderbouwing van verzoekster over haar financiële situatie, concludeert de voorzieningenrechter dat er geen reden is om aan te nemen dat verzoekster niet meer bij haar ouders kan blijven wonen. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/5664

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 november 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. F. Kaloudis),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster inzake de weigering aan haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toe te kennen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
5. De griffier heeft met de brief van 11 november 2025 aan verzoekster gevraagd om het spoedeisend belang nader toe te lichten door middel van een overzicht van haar financiële situatie waaruit blijkt van haar inkomsten en vaste lasten. Verzoekster heeft een schriftelijke onderbouwing gegeven waarom zij van mening is dat er sprake is van spoed. Zij heeft gesteld dat zij op dit moment leeft van haar toeslagen en tot 25 november 2025 van het UWV een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet. Ze kan geen kostgeld betalen aan haar ouders. Ze heeft nu schulden omdat ze alles zelf moet betalen, hetgeen veel stress geeft.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de gegeven toelichting en de bijgevoegde stukken onvoldoende blijkt dat verzoekster een spoedeisend belang heeft. Zij woont bij haar ouders en niet gesteld is dat, als zij geen kostgeld betaalt, zij daar niet meer kan blijven wonen. Verder heeft verzoekster geen overzicht gegeven van haar vaste lasten en van een financiële noodsituatie is niet gebleken. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 25 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.