ECLI:NL:RBZWB:2025:825

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
02-334223-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van cocaïnehandel en ketaminehandel zonder vereiste registratie

Op 14 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van handel in cocaïne en ketamine zonder de vereiste registratie. De zaak werd behandeld op meerdere zittingen in oktober 2024, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs, de aanklachten presenteerden. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer, handel en het in voorraad hebben van grote hoeveelheden cocaïne en ketamine, alsook van gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de handel in cocaïne en ketamine, maar sprak hem vrij van het witwassen van een geldbedrag van € 1.450.000,- en € 1.000.000,-. De rechtbank vond dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze witwaspraktijken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie in overweging nam. De rechtbank benadrukte de schadelijke effecten van de handel in harddrugs op de volksgezondheid en de samenleving. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, maar de rechtbank oordeelde dat er nog steeds ernstige bezwaren tegen hem bestonden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-334223-22
vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 2, 3, 4, 7 en 10 oktober 2024, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 14 februari 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van handel in dan wel het aanwezig hebben van grote hoeveelheden cocaïne, het medeplegen van de invoer van, handel in en in voorraad hebben van grote hoeveelheden ketamine zonder vereiste registratie dan wel handelsvergunning en het medeplegen van gewoontewitwassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht het tenlastegelegde onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen. Voor feit 2 acht het enkel het witwassen van € 1.450.000,- wettig en overtuigend bewezen en gaat daarbij uit van voorhanden hebben. Van geld afkomstig uit eigen misdrijf acht het geen sprake. Van het witwassen van € 1.000.000,- vordert het vrijspraak en daarmee ook van het gewoontewitwassen. Tot slot acht het Openbaar Ministerie voor feit 3 alle transporten van de tenlastegelegde hoeveelheden ketamine en het in voorraad hebben van 1.700 kilo ketamine wettig en overtuigend bewezen. Het gaat daarbij uit van overtreding van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. Van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet vordert het Openbaar Ministerie vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging merkt voor alle tenlastegelegde feiten op dat behoedzaamheid moet worden betracht bij de interpretatie van de chatgesprekken nu het dossier slechts een selectie daarvan bevat, waardoor er een verband met andere bewijsmiddelen moet zijn om daaraan voldoende duiding te kunnen geven.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte kan volgens de verdediging een bewezenverklaring volgen voor feit 1 in de zin van het vervoeren en voorhanden hebben van de cocaïne en voor feit 3 in de zin van het invoeren, het voorhanden hebben en voor de 1.700 kilo het in voorraad hebben van ketamine. Voor feit 2 wordt vrijspraak bepleit nu er sprake is van gelden die uit eigen misdrijf afkomstig zijn. Daarnaast ontbreekt het aan het opzettelijk aanwezig hebben, het in feitelijke macht hebben en aan een nauwe en bewuste samenwerking.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aanleiding onderzoek Pamukkale
Op 1 november 2022 werd het opsporingsonderzoek Pamukkale gestart. Dit onderzoek richtte zich op de invoer van verdovende middelen binnen Nederlands grondgebied en witwassen. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van verstrekte TCI informatie dat [medeverdachte 1] samen met anderen betrokken zou zijn bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne via verschillende havens. Hij zou in een partij cocaïne van tientallen miljoenen euro’s hebben geïnvesteerd. [medeverdachte 1] zou de verdiensten investeren in panden in Marbella die hij veelal op naam zou zetten van zijn zoon. Gebleken was ook dat [medeverdachte 2] , de zoon van [medeverdachte 1] , in het onderzoek TELEAC op 1 augustus 2022 was aangehouden op grond van een verdenking van de handel in harddrugs en witwassen. Uit dit onderzoek was naar voren gekomen dat [medeverdachte 2] over deze handel en het overbrengen van grote contante geldbedragen naar Marbella contact had met medeverdachten. Uit het verdere onderzoek bleek dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contact hadden met [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] , vermoedelijk in het kader van onder meer overtredingen van de Opiumwet, overtredingen van de Geneesmiddelenwet en witwassen. Dit heeft in dit onderzoek voor alle voornoemde personen tot diverse verdenkingen van strafbare feiten geleid.
Rechtmatigheid en betrouwbaarheid van het verkregen bewijs
De rechtbank is van oordeel dat de Exclu-data rechtmatig zijn verkregen en verwerkt, waarbij de fundamentele grondrechten en elementaire rechtsbeginselen gewaarborgd zijn. De rechtbank heeft de Exclu-berichten dan ook voor het bewijs gebruikt, waarbij zij, zoals door de verdediging is bepleit, in aanmerking heeft genomen dat er voorzichtigheid in acht moet worden genomen bij de interpretatie en duiding van de Exclu-berichten nu deze in het dossier niet volledig zijn. Dat de berichten onvolledig zijn betekent dat er behoedzaamheid moet worden betracht bij de interpretatie en duiding ervan, maar maakt de berichten die er zijn niet minder of onbetrouwbaar. Ook wanneer het bewijs – naast de bekennende verklaring van verdachte – in belangrijke mate steunt op de Exclu-berichten, zoals met name bij feit 1, is voldoende (steun)bewijs aanwezig. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de Exclu-berichten ook elkaar ondersteunen. Er is immers sprake van verschillende gesprekken van niet alleen verdachte met andere Exclu-gebruikers maar ook van andere Exclu-gebruikers onder elkaar en van groepsgesprekken met verschillende Exclu-gebruikers. Het gaat dus om meerdere gesprekken over meerdere dagen en op verschillende tijdstippen waarin over verschillende onderwerpen wordt gesproken en waarbij ook afbeeldingen worden gestuurd.
Identificatie versleutelde Exclu-berichten en nicknames
Uit het onderzoek 26Lytham is naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] gebruik zou maken van de cryptodienst Exclu via het account [nummer 1] ( [nickname 1] ) en dat hij via deze cryptodienst contact had met de volgende Exclu-accounts:
[nummer 2] ( [nickname 2] ) en [nummer 3] ( [nickname 3] )
[nummer 4] ( [nickname 4] ) en [nummer 5] ( [nickname 5] )
[nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] )
[nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] )
[nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] )
[nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 13] ( [nickname 13] )
[nummer 14] ( [nickname 14] )
[nummer 15] ( [nickname 15] ) en [nummer 16] ( [nickname 16] )
[nummer 17] ( [nickname 17] ) en [nummer 18] ( [nickname 18] )
[nummer 19] ( [nickname 19] )
[nummer 20] ( [nickname 20] )
[nummer 21] ( [nickname 21] )
[nummer 22] ( [nickname 22] )
Verdachte (hierna ook [verdachte] genoemd) heeft bekend dat hij gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 6] ( [nickname 6] ) en [nummer 7] ( [nickname 7] ).
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank ten aanzien van de Exclu-accounts voorts vast dat:
  • [medeverdachte 1] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 1] ( [nickname 1] ) en van Exclu-accounts [nummer 17] ( [nickname 17] ) en [nummer 14] ( [nickname 14] );
  • [medeverdachte 2] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 2] ( [nickname 2] ), [nummer 8] ( [nickname 8] ) en [nummer 9] ( [nickname 9] );
  • [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 4] ( [nickname 4] ) en [nummer 5] ( [nickname 5] );
  • [medeverdachte 4] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 15] ( [nickname 24] ) en [nummer 16] ( [nickname 16] );
  • [medeverdachte 5] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 10] ( [nickname 10] ) en [nummer 11] ( [nickname 11] );
  • [medeverdachte 6] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 12] ( [nickname 12] ) en [nummer 20] ( [nickname 20] );
  • [medeverdachte 8] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 22] ( [nickname 22] );
  • [medeverdachte 9] gebruik heeft gemaakt van de Exclu-accounts [nummer 21] ( [nickname 21] ) en [nummer 19] ( [nickname 19] );
  • [medeverdachte 10] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 18] ( [nickname 18] );
  • [medeverdachte 11] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [nummer 23] ( [nickname 23] );
  • [medeverdachte 7] vanaf 22 november 2022 het Exclu-account [nickname 10] heeft overgenomen en in gebruik heeft gehad.
Bij het bespreken van de aan verdachte verweten feiten zal de rechtbank volstaan met het vermelden van de namen van verdachten wanneer een Exclu-gesprek wordt aangehaald.
Correctie weergegeven datum en tijd van verzonden Exclu-berichten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de weergegeven tijdstippen bij alle Exclu-berichten in het dossier in de kolom "datum en tijd" zijn weergegeven in UTCtijd. Dat betekent dat er voor de Nederlandse tijdstippen tijdens de wintertijd één uur bij opgeteld moet worden en tijdens de zomertijd twee uren.
Feit 1
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van Opiumwetfeiten die zien op het verhandelen van 302, 200 en 70 kilogram cocaïne. De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaringen van verdachte, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het afleveren, verstrekken en vervoeren van respectievelijk 302 kilo, 200 kilo en 70 kilo cocaïne.
Feit 2
Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of [verdachte] zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van een geldbedrag van € 1.450.000,- en een geldbedrag van € 1.000.000,-.
Over de € 1.450.000,- overweegt zij dat uit de Exclu-berichten blijkt dat [medeverdachte 2] op 9 december 2022 in de ochtend in een groepschat met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] laat weten dat er diezelfde dag geld in Enschede moet worden opgehaald. In de middag laat hij in diezelfde groepschat weten dat er nog drie ritten gemaakt moeten worden om geld op te halen. Omdat [medeverdachte 3] op een bepaalde dag niet kan, zegt [medeverdachte 2] tegen [verdachte] dat hij het dan op die dag even moet overpakken mocht de rit op die dag komen te vallen. [verdachte] gaat daarmee akkoord. Dit blijkt uiteindelijk niet nodig te zijn. Uit de berichten blijkt dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] op 9, 12 en 15 december 2022 naar Enschede zijn gereden om het geld op te halen. [medeverdachte 3] heeft hierbij de Mercedes Sprinter van [verdachte] gebruikt om het geld in te vervoeren. [medeverdachte 4] reed ter controle en beveiliging mee. Op 14 december 2022 laat [medeverdachte 2] aan [verdachte] weten dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] de volgende dag misschien geld komen brengen en vraagt of hij dat dan wil aanpakken. Hiermee gaat [verdachte] akkoord. Vervolgens is op 15 december 2022 ook gezien dat [medeverdachte 3] , nadat hij heeft aangegeven dat hij ‘het’ heeft met de Mercedes Sprinter uit Enschede met een tussenstop op het adres van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar het terrein van [verdachte] is gereden.
Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] op de hoogte was van de geldtransporten die hebben plaatsgevonden. Hij heeft hiervoor zijn bus uitgeleend en hij was bereid [medeverdachte 3] te vervangen wanneer dat nodig mocht zijn. Daarmee heeft verdachte weliswaar een bijdrage geleverd aan deze geldtransporten, maar dit was naar het oordeel van de rechtbank geen materiële of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht om van medeplegen van het voorhanden hebben en verwerven van het geld gedurende die transporten te kunnen spreken.
Uit het dossier lijkt nog te volgen dat het op 15 december 2022 in Enschede opgehaalde geldbedrag bij [verdachte] op het terrein van [verdachte] in een loods is uitgeladen en daar mogelijk is gestasht. In dat geval zou [verdachte] het geld op dat moment voorhanden hebben gehad en hebben verhuld wie de daadwerkelijke eigenaar is. De rechtbank kan echter op basis van de bewijsmiddelen met onvoldoende zekerheid vaststellen of het geld daadwerkelijk op het adres van [verdachte] is achtergelaten, nu de observatie direct na het daar arriveren van [medeverdachte 3] met de Sprinter is gestopt. In een Exclu-gesprek heeft [medeverdachte 2] aangegeven dat hij [verdachte] nog laat weten of het papieren brengen door ‘ [nickname 25] en [nickname 26] ’ doorgaat, maar hij komt daar vervolgens niet meer op terug. Om de voorgaande redenen spreekt de rechtbank verdachte vrij van het medeplegen van witwassen van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van € 1.450.000,-.
Ten aanzien van het witwassen van de € 1.000.000,- blijkt uit de Exclu-berichten dat [verdachte] geen deelnemer was aan de groepschat over het transport van dit geldbedrag. Wel blijkt daaruit dat [medeverdachte 4] hiervoor een grijze bus van [verdachte] heeft gebruikt. Verder is [verdachte] na de inval in Amsterdam door [medeverdachte 1] gevraagd zijn bus te controleren op trackers waarop [verdachte] later aan hem liet weten dat hij niets heeft gevonden.
Op grond van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat [verdachte] voorafgaand aan het geldtransport van € 1.000.000,- daarvan wetenschap had. Dit betekent dat reeds hierom de strafrechtelijke betrokkenheid van [verdachte] bij dit geldtransport (in de zin van medeplegen) niet kan worden bewezen. De rechtbank spreekt [verdachte] daarom ook vrij van het medeplegen van witwassen van dit geldbedrag.
Dit betekent dat verdachte van feit 2 integraal zal worden vrijgesproken.
Feit 3
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van overtreding van de Geneesmiddelenwet met betrekking tot 300, 600, 525, 425, 525 en 1.700 kilogram ketamine. De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich hieraan samen met anderen schuldig heeft gemaakt. De rechtbank overweegt hierover nog het volgende.
Werkzame stof of geneesmiddel
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconcludeerd dat de op 3 februari 2023 aan [woonadres] aangetroffen ketamine voldoet aan de omschrijving van het begrip werkzame stof als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder x.1, van de Geneesmiddelenwet (verder: Gnw). Diezelfde Inspectie heeft vastgesteld dat aan geen van de betrokken verdachten een registratie als bedoeld in de Gnw is verleend. Gelet hierop is de rechtbank met de officieren van justitie van oordeel dat er sprake is van een werkzame stof in de zin van artikel 38 lid 1 Gnw.
Dat er sprake is van een geneesmiddel in de zin van artikel 40 Gnw is niet gebleken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder feit 3 cumulatief tenlastegelegde overtreding van artikel 40 Gnw.
Gedragingen
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de gedragingen van de verdachten ten aanzien van de 300, 500, 525, 424 en 525 kilogram neerkomen op het (doen) ophalen van de ketamine bij een farmaceutisch bedrijf in Duitsland en er vervolgens voor zorgen dat deze op de stashlocatie bij verdachte in De Heen in Nederland terechtkomt. Dit transporteren van Duitsland naar Nederland kan echter niet als invoer worden gekwalificeerd. De Geneesmiddelenwet verstaat hieronder immers het vanuit een derde land binnen het grondgebied van Nederland brengen van geneesmiddelen of werkzame stoffen (artikel 1 lid 1 sub hh Gnw). Uit diezelfde wet blijkt dat met een derde land wordt bedoeld een land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie (of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte). Nu Duitsland lid is van de Europese Unie is hiervan geen sprake. Artikel 38 van de Gnw verbiedt ook het zonder registratie binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen van werkzame stoffen, maar deze gedraging is bij dit deel van feit 3 niet tenlastegelegd. Voor uitvoer geldt omgekeerd geredeneerd overigens hetzelfde, maar van het naar een ander land transporteren van de ketamine is niet gebleken. Evenmin is gebleken van bereiden of verhandelen. De gedragingen van de verdachten kunnen naar het oordeel van de rechtbank wel als afleveren worden gekwalificeerd, nu de Geneesmiddelenwet hieronder verstaat het anders dan door terhandstelling of uitvoer leveren van geneesmiddelen of werkzame stoffen.
Tot slot kan het voorhanden hebben van de bij verdachte aangetroffen 1.700 kilogram ketamine worden gekwalificeerd als het in voorraad hebben daarvan.
Medeplegen van feit 1 en 3
De (materiële) bijdrage van verdachte aan de transporten van cocaïne en ketamine kan worden omschreven als (leider van) het logistieke centrum van de groep. Verdachte nam het laatste stuk van de ketamine-transporten voor zijn rekening door deze naar zijn terrein te rijden zodat de stashlocatie op zijn terrein geheim zou blijven. Met de aanwezigheid van die stashlocatie had hij toegang tot en zicht op de voorraad ketamine. De cocaïne werd vanuit de stashlocatie(s) naar zijn terrein gebracht, voordat de cocaïne werd afgeleverd aan de afnemers daarvan. Verdachte was ook betrokken bij het samenstellen van cocaïne-leveringen en het vacumeren daarvan en het ompakken van de ketamine. Voorts stelde hij vervoersmiddelen beschikbaar. Verdachte nam aldus niet alleen deel aan de gezamenlijke uitvoering van de feiten, maar was door het faciliteren van de transporten en de voorraden het logistieke hart van de groep. Hij had hiermee een zeer belangrijke rol en een vertrouwenspositie. Hij stond in direct contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , de leiders van de groep. Een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte en de medeverdachten, waarbij de bijdrage van verdachte substantieel is, is daarmee dan ook gegeven. Zijn gedragingen kunnen daarom zowel voor feit 1 als feit 3 worden gekwalificeerd als medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op tijdstippen in de periode van 16 september 2022 tot en met 22 november 2022 te Steenbergen en/of Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 302 kilogram cocaïne en 200 kilogram cocaïne en 70 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet;
3
omstreeks de periode van 13 december 2022 tot en met 03 februari 2023 in Duitsland en/of te Steenbergen en/of te De Heen, gemeente Steenbergen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk meermalen, zonder registratie een grote hoeveelheid van een werkzame stof te weten ketamine (300 kilogram en 600 kilogram
en 525 kilogram en 425 kilogram en 525 kilogram en 1700 kilogram), heeft afgeleverd en/of in voorraad gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie vordert op grond van wat zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek van voorarrest. Zij houdt daarbij in strafmatigende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gelet op de eis vraagt het Openbaar Ministerie de schorsing van de voorlopige hechtenis per datum uitspraak op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Onder verwijzing naar jurisprudentie bepleit de verdediging aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van vier jaar. Daarmee wordt recht gedaan aan de te bewijzen feiten, de rol van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden waaronder het nemen van verantwoording voor zijn handelen met zijn bekennende verklaring.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van handel in cocaïne en in ketamine zonder de daarvoor vereiste registratie. Verdachte verdient hiervoor een straf en de rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep personen die zich bezighield met transporten en overdrachten van onder meer cocaïne en ketamine. Verdachte had in de criminele activiteiten van de groep, die zagen op de cocaïne en ketamine, niet alleen een belangrijke uitvoerende, maar ook een faciliterende rol. Zo verzorgde hij het laatste deel van het ketamine-transport naar de stashlocatie op zijn terrein. Die locatie moest geheim blijven. Daarmee droeg hij een grote verantwoordelijkheid. Hij bouwde op die locatie opbergruimtes om de cocaïne en ketamine in te verbergen en pakte de ketamine over van de vaatjes in sporttassen voor verder vervoer. Daarnaast was hij betrokken bij het voorraadbeheer van de cocaïne, het samenstellen van cocaïne-leveringen en het vacumeren daarvan. Voorts stelde hij vervoersmiddelen ter beschikking voor de transporten en overdrachten. Met al deze activiteiten vormde hij het (geheime) logistieke hart van de groep. Hij had hierdoor een vertrouwenspositie en stond in rechtsreeks contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , de leiders van de groep. In deze hoedanigheid is verdachte in een periode van ruim vier en een halve maand betrokken geweest bij zeker acht transporten en overdrachten van grote hoeveelheden cocaïne en ketamine. Daarnaast bevond zich op de stashlocatie op zijn terrein een zeer grote voorraad aan ketamine. Er was sprake van een grote mate van professionaliteit die niet alleen tot uiting kwam in de grote hoeveelheden cocaïne en ketamine, maar ook in de wijze van organisatie en uitvoering van de transporten en overdrachten. Er werd op diverse manieren getracht uit handen van justitie en politie blijven. Zo reden er ter beveiliging en controle extra auto’s met de transporten en overdrachten mee. Ook werden de ophaal- en afgifteplaatsen en de grensovergang voorverkend en gecontroleerd. Contacten hierover verliepen via een Exclu-applicatie waarbij in versluierd en verhullend taalgebruik werd gecommuniceerd. De rechtbank kan zich op grond van het dossier niet aan de indruk onttrekken dat het beramen en plegen van criminele activiteiten binnen deze groep haast dagelijkse kost en een normale gang van zaken was. Door deelname aan deze groep heeft verdachte gedurende een periode van ruim vier en een halve maand een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de criminele drugs- en ketamine-handel.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van cocaïne door de verslavende werking ervan schadelijk is voor de volksgezondheid. De handel in en consumptie van harddrugs veroorzaken regelmatig overlast of genereren andere vormen van criminaliteit. Het drugscircuit kenmerkt zich namelijk door gewelds- en vermogensmisdrijven gepleegd door armlastige verslaafden. Op die manier worden ook nietsvermoedende en onschuldige burgers geconfronteerd met allerlei nare gevolgen, terwijl verdachten zich er doorgaans niks gelegen aan laten liggen om hun crimineel handelen voort te zetten.
Ondanks dat ketamine niet is strafbaar gesteld onder de Opiumwet, geldt dat naar het oordeel van de rechtbank ook voor dit middel. Ketamine is immers weliswaar in het medische circuit bedoeld als narcosemiddel en pijnbestrijder maar is vanwege zijn verdovende en hallucinerende werking ook ontdekt als recreatieve partydrug met een snelle geestelijk verslavende werking. De effecten, gevolgen en risico’s van ketamine zijn zeer heftig en schadelijk voor de gezondheid gebleken. Zo kunnen er heftige angsten en psychoses ontstaan zoals een zogenaamd K-hole, wat wordt ervaren als uittreding uit het lichaam en waarbij controleverlies over het lichaam optreedt. Dit kan leiden tot gevaarlijke situaties zoals verwondingen of het stikken in eigen braaksel. Ook kunnen er geheugen- en concentratieproblemen optreden en zelfs ernstige hersenbeschadigingen. Voorts zijn Kcramps een bekend fenomeen bij veelvuldig ketamine-gebruik. Hierbij is sprake van heftige steken en krampen in de buik wat verschillende oorzaken kan hebben zoals een maagontsteking of schade aan lever of darmen. Daarnaast kunnen er ook problemen aan de urinewegen optreden wat tot blijvende nierschade kan leiden met incontinentie of zelfs een medisch ingrijpen als blaasverwijdering en een stoma tot gevolg. Dit alles geldt zeker ook voor jonge mensen.
Gezien de grote hoeveelheden getransporteerde ketamine kan het niet anders dan dat deze stof bestemd was om als recreatieve drug (verder) te worden verhandeld. Hierdoor zijn grote hoeveelheden ketamine ongereguleerd op de markt gekomen terwijl deze stof bestemd is om – onder strikte voorwaarden – als geneesmiddel te worden gebruikt.
Deze georganiseerde criminaliteit heeft een ontwrichtend en ondermijnend effect op de samenleving als geheel. Niet alleen vanwege de hiervoor beschreven gevolgen maar ook omdat de hiermee behaalde winsten moeten worden witgewassen. Uit het dossier is gebleken dat de groep zich hieraan ook schuldig maakte. Verdachte wordt niet veroordeeld voor witwassen, maar heeft ter zitting verklaard dat hij hiervan wel op de hoogte was, sterker nog; het contante geld werd op zijn terrein verstopt in onder andere vorkheftrucks en vervolgens verder getransporteerd.
Dit alles is de reden dat op dergelijke feiten zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft met zijn handelen aan dit alles een wezenlijke bijdrage geleverd. Om al deze gevolgen heeft hij zich niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag, zo blijkt uit zijn verklaring. Hij heeft de rechtsstaat aldus ernstig ondermijnd.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder in aanraking is geweest met politie en justitie, onder meer voor een Opiumwetfeit en de Wet wapens en munitie. Deze feiten dateren echter van zoveel jaar geleden dat zij niet in strafverzwarende zin zullen worden meegewogen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de door verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Hoewel zij begrijpt dat verdachte een gezin heeft met vier jonge kinderen en een eigen bedrijf, geven deze persoonlijke omstandigheden geen aanleiding om hiermee in strafmatigende zin rekening te houden. Deze omstandigheden hebben verdachte er immers ook niet van weerhouden om telkens bewust te kiezen voor het snelle geld en het plegen van ernstige strafbare feiten.
Wel laat de rechtbank de proceshouding van verdachte zwaar meewegen in de strafmaat. Verdachte heeft weliswaar niet direct bij de politie openheid van zaken gegeven, maar heeft hierover destijds gezegd dat dit samenhing met de lopende procesafspraken. Zodra bleek dat deze niet rondkwamen, is verdachte wel uitgebreid gaan verklaren. Eerst bij de politie en vervolgens heeft hij ook op zitting antwoord gegeven op de door de rechtbank en het Openbaar Ministerie gestelde vragen over zijn eigen rol. Verdachte heeft daarbij openheid van zaken gegeven die verder ging dan uitsluitend het verklaren over feiten waar hij ‘niet onderuit kon’. Daarmee heeft hij verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder het ondermijnende karakter daarvan en het te beschermen belang van de volksgezondheid, geen ruimte laten voor een andere straf dan een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Nu de rechtbank minder bewezen acht dan het Openbaar Ministerie zal zij een lagere gevangenisstraf opleggen dan is geëist. De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij in aanmerking is genomen dat het strafmaximum van de bewezenverklaarde overtreding van de Geneesmiddelenwet (twee jaar) lager is dan bij een soortgelijke overtreding van de Opiumwet. Ook heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de rechtbanken en hoven (LOVS) ten aanzien van Opiumwetdelicten in aanmerking genomen. Op grond hiervan acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes jaar in beginsel passend. Als zwaarwegende factoren gelden hiervoor de rol van verdachte bij de door de groep gepleegde feiten waarbij sprake is geweest van zeer professioneel handelen en de grote hoeveelheden cocaïne en ketamine. De rechtbank weegt daarbij ook de verwoestende effecten van cocaïne en ketamine mee zoals hiervoor overwogen. Omdat de rechtbank in strafmatigende zin rekening houdt met de proceshouding van verdachte zal de rechtbank, alles afwegend, een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek van voorarrest opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst met ingang van 21 augustus 2023.
De rechtbank stelt vast dat de inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte schuldig wordt bevonden aan ernstige strafbare feiten met een gevangenisstraf van vijf jaar tot gevolg. Daaruit volgt dat de rechtbank nog altijd ernstige bezwaren aanwezig acht voor de in het vonnis van heden bewezenverklaarde feiten. Daarnaast is de rechtbank -anders dan de verdediging- van oordeel dat daarmee ook de recidivegrond nog steeds aanwezig is. Opheffing van de voorlopige hechtenis is dan ook niet aan de orde.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat het uitgangspunt is dat iedereen zijn berechting in vrijheid moet kunnen afwachten, tenzij er argumenten zijn die voorlopige hechtenis noodzakelijk maken. De verdachte heeft met de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn berechting in vrijheid mogen afwachten en heeft er ook belang bij om ook de uitkomst van een (eventueel) hoger beroep in vrijheid af te mogen wachten. Dit belang is evenwel niet onbeperkt en moet afgewogen worden tegen de ernst van de feiten, waarvoor eerst ernstige bezwaren bestonden en waarvoor naar het oordeel van de rechtbank nu wettig en overtuigend bewijs is. Het is namelijk niet zo dat een verdachte hangende het hoger beroep zijn berechting (zonder meer) in vrijheid mag afwachten, gelet op artikel 5 lid 1, aanhef en onder a van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hierin is immers bepaald dat ná veroordeling vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is. Deze veroordeling hoeft ook niet onherroepelijk te zijn.
Dit uitgangspunt kan ook worden toegepast op zaken in eerste aanleg waarin het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst en de verdachte vervolgens tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld die langer is dan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Bij de beoordeling of de schorsing in onderhavige zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte opnieuw af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de strafvorderlijke belangen dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen. Dat verdachte zich gedurende de schorsing aan alle voorwaarden heeft gehouden en nog steeds bereid is om zich daaraan te houden, maakt deze weging niet anders.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte zijn de verdovende middelen met nummer 1 en 3 van de beslaglijst in beslag genomen. Gebleken is dat het feit onder 3 is begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De rechtbank zal deze voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
7.2
De verbeurdverklaring
Onder verdachte zijn de voorwerpen met de nummers 13 t/m 19 van de beslaglijst in beslag genomen. Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoorden en dat de feiten onder 1 en 3 zijn begaan met behulp van deze voorwerpen. Hierdoor zijn deze voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring waartoe de rechtbank ook zal beslissen.
7.3
De teruggave aan verdachte
Onder verdachte zijn de voorwerpen met nummers 7 t/m 11 van de beslaglijst in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave van deze voorwerpen gelasten aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, lid 1, van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijf jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd als 1 en 3;
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd als 13 t/m 19;
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd als 7 t/m 11;
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 16
september 2022 tot en met 22 november 2022 te Steenbergen en/of
Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (totaal)
(ongeveer) 302 kilogram/blokken cocaïne en/of 200 kilogram/blokken
cocaïne en/of 70 kilogram/blokken cocaïne, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende een of meer
middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 09 december 2022 tot en met 30
januari 2023 te De Heen, gemeente Steenbergen en/of Enschede en/of
Diemen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich
schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn
mededader(s) van één of meerdere geldbedrag(en), te weten van
* in de periode van 9 tot en met 15 december 2022 te Enschede en/of
Steenbergen, althans in Nederland een of meer (contant) geldbedrag(en)
van 450.000 en/of 500.000 en/of 500.000 euro, in (totaal) (ongeveer)
1.450.000 euro, althans enig (groot) (contant) geldbedrag en/of
* op of omstreeks 30 januari 2023 te Diemen en/of Amsterdam, althans
in Nederland een of meer (contant) geldbedrag(en) van (totaal)
(ongeveer) 1.000.000,- euro, althans enig (groot) (contant) geldbedrag
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld
en/of
verborgen en/of verhuld, wie de rechthebbende op dit/deze
geldbedrag/geldbedrag(en) is/zijn en/of wie dit/deze
geldbedrag/geldbedragen en/of cryptovaluta voorhanden had
en/of
dit/deze geldbedrag/geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad
en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) dan wel
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit geldbedrag/geldbedrag(en)
geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren
uit enig misdrijf
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1
ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van
Strafrecht, art 420ter lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13
december 2022 tot en met 03 februari 2023 in Duitsland en/of te
Steenbergen en/of te De Heen, gemeente Steenbergen en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, (telkens) opzettelijk meermalen, althans eenmaal, zonder
registratie (telkens) (een) (grote hoeveelheid van een) werkzame
stof(fen) te weten ketamine (waaronder 300 kilogram en/of 600 kilogram
en/of 525 kilogram en/of 425 kilogram en/of 525 kilogram en/of 1700
kilogram), heeft bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of
uitgevoerd en/of te verhandelen en/of in voorraad gehad;
(artikel 38 lid 1 Geneesmiddelenwet)
EN/OF
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13
december 2022 tot en met 03 februari 2023 in Duitsland en/of te
Steenbergen en/of te De Heen en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk,
meermalen, althans eenmaal een geneesmiddel waarvoor geen
handelsvergunning geldt, in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht
en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of ingevoerd of anderszins
binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft gebracht
te weten:
• 300 kilogram ketamine en/of
• 600 kilogram ketamine en/of
• 525 kilogram ketamine en/of
• 425 kilogram ketamine en/of
• 525 kilogram ketamine en/of
• 1700 kilogram ketamine
althans (telkens) een (grote) hoeveelheid ketamine, bevattende de
werkzame stof ketamine
(artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet);