ECLI:NL:RBZWB:2025:8211
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling college tot betaling van proceskosten na intrekking beroep wegens niet tijdig beslissen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2025, wordt het verzoek van verzoeker om veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op zijn aanvraag van 15 november 2024, ingediend in het kader van de Wet open overheid (Woo). Dit beroep werd ingetrokken nadat het college op 17 maart 2025 alsnog op het verzoek had beslist. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond is. Volgens de wet kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de proceskosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval heeft het college op 17 maart 2025 beslist op het verzoek van verzoeker, wat betekent dat het college tegemoet is gekomen aan verzoeker. De rechtbank kent een vergoeding van € 453,50 toe aan verzoeker voor de gemaakte proceskosten, aangezien de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en er verder geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat het college verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.